Een machtig bondgenoot. Nieuwsberichten. jaar verblijf te houden. Dit individu zwierf in den laateten tijd zonder huisvesting rond en was door zijne brutaliteiten de schrik der bewoners. Des nachts nam hij in allerlei plaatsen zijn intrekzelfs bracht hij dezer dagen op de algemeene hegraaf- plaats den nacht door in een des avonds te voren gedolven graf, en deed des ochtends door plotseling daaruit op te rijzen, den doodgraver niet weinig ont stellen. Hij was vroeger een knap werk man misbruik van sterken drank bracht hem echter tot verval. Gisteren werd medegedeeld het offi cieel programma der onthulling van het standbeeld van Koning Willem H te Lux emburg op aanstaanden Woensdag. Wie, zonder naar Luxenburg te reizen, weten wil hoe dat standbeeld er uitziet, kan zijne nieuwsgierigheid bevredigen door het jongste nommer van Eigen Haard op te slaan. Hij vindt daar niet alleen eene afbeelding van het ruiterstandbeeld maar ook een opstel van den heer P. H. Witkamp, waarin de betrekkingen tnsschen Luxemburg en het huis Oranje- Nassau, voornamelijk ook de redenen, waarom Luxemburg Willem II bijzonder genegen was, worden medegedeeld. Een karrevoerder uit Tilburg op den weg naar Breda rijdende, werd door iemand aangesprokendie om een plaatsje op de kar verzocht. Niets kwaads ver moedende stond de man jdit verzoek toe doch juist toen de landlooper op de kar wilde klimmen, sprong er een knoop van zijn jas, waardoor een revolver en een dolk zichtbaar werden die den karreman eene rilling door de leden joegen. Hij her stelde zich echter dadelijk, pakte den vreemdeling bij den kraag en gaf hem eene dracht slagen, zoodat de verdachte van den wagen rolde en in het zand terecht kwam. De politie is den aanrander nog niet op het spoor. Te Dordrecht loopt het gerucht, dat eene der grootste firma's in steenkolen en olie aldaar zou zijn gefailleerd. Men spreekt van een passief van f 400,000. De nieuwe Belgische Minister van Binnenlandsche Zaken, de Heer Thonis- senontving de aanvoerders der Brussel- sche burgerwacht en bejegende hen aller minzaamst. „Ik ben altijd een gematigd man ge weest" dns moet hij o. a. verklaard hebben „en ik hoopdat het mij zal mogen gelukken in het land den vrede te herstellen." De Heer J. G. Pielage herdacht 1 November den dag waarop hij voor 25 jaar zijne betrekking als hoofd der gemeente school te Schooten aanvaarden. Zoowel van de zijde van het gemeentebestuur als van Naar het Engelsch v. T. Malcolm Watson 3) „Dat vermoedde ik reeds," viel hij mij in de rede, terwijl hij het glas aan zijne lippen bracht. „Ik gis, dat zij wat verslandelijken aanleg betreft op haar vader gelijkt." Ik was op het punt, een boos ant woord te geven op deze opmerking, maar voordat ik dat doen kon, her nam hij: „Bij mijn ziel, mijnheer, het spijt me bijna, dat ik hier ge komen ben want, om u de waarheid te zeggenik ben een allergevaarlijkst persoon voor jonge damesen als uwe dochter eens verliefd op me raakte, dan hadden we de poppen aan 't dan sen." Den tegenwoordigen stand van za ken in aanmerking genomen, was het denkbeeld, dat Clara verliefd zou raken op dezen jeugdigen snoeverzoo prachtig, dat ikmijne verplichtingen ten opzichte van een gast vergetende achterover in mijn stoel ging liggen, en lachte, tot de tranen me langs de wangen liepen. Hij staarde me eenige oogenblikken ernstig aan, en zeide toen: ,,'tZal wel vreeselijk grappig zijn, maar ik die der gemeentenaren ontving hij vele blijken van achting en waardeering. Bij het onderzoek omtrent het ver raad der politie-beambten te Pestdie met de dievenbenden henlden, is men tot de ontdekking gekomendat een der hoogste ambtenaren door bemiddeling van zijn vrouw een regelmatige schatting hief van verdaohte huizen daar ter stedevoor het oogluikend toelaten van kwade practijken. Het geld werd door een helpster geïnd, en men zorgde steeds, dat men nooit in de termen van strafbare omkooperij ver viel; het waren altijd «geschenken.» Op die manier had de bedoelde ambtenaar in «goede jaren» een bij-»verdienste» van 300.000 a ƒ400.000. De vereeniging De Unie hield den 30 October te Amsterdam hare eerste openbare vergadering, om den majoor A. Kool, oud lid der Tweede Kamer, een uitnemend deskundige alzoo te hooren spreken over persoonlijke dienst plicht. De spreker begon zijne rede met te verklarendat hij niet zonder weemoed over dit onderwerp kwam spreken als over een beginseldat reeds hij nagenoeg alle volken, die prijs stellen op hunne onafhankelijkheid en weerbaarheid, ingang gevonden heeft, maar in ons land nog altijd behoort tot de betwiste, of juister gezegd tot de met onverschilligheid beje gende vraagstukken. Aan getalsterkte ont breekt het ons nietalleen reeds ons tegenwoordige militie-legervereenigd met den eersten ban der dienstdoende schutterij en, levert de 90 a 100,000 man, welke voor onze verdediging benoodigd en vol doende zijn. Maar zoolang de beste in- tellectueele krachten uitgesloten blijven, ontbreekt de stof tot vorming van een geschikt kader, zonder hetwelk al deze mannen een geheel vormenzonderinnerlijke kracht. Voor de aanwerving van vrij willigers voor het leger in Nederland zoowel als voor dat in Indieis de plaatsvervanging verderfelijk, dewijl deze, door het lokaas van hooger betalingallen tot zich trekt die geneigd zijn het soldatenberoep te kiezen Niet minder groot is het onrecht, dat in de plaatsvervanging schuilt, want bij de ongelijkheid dat de militaire plichtwelke de een met zijn persoon moet vervullen, door den ander met geld wordt afgekocht, voegt zich deze hardheid dat de gegoede door zijn wegblijven uit de gelederenhet dienen voor de on bemiddelden onaangenaam en zwaarder maakt dan het zijn zou wanneer ieder, de zoon van den hooggeplaatste even goed als die van den nederigen burger, zijne plaats in den troep innam. Eene drogrede is het voorts, te beweren dat het voor den hooger geplaatste op den maatschappelijken ladder erger is een tijdlang de voorbereiding tot zijn burger- beroep te moeten staken dan voor den minder door de fortuin begunstigde. In zeer vele gevallen is juist het omgekeerde het geval en wordt de onbemiddelde jonge- zou, al zat ik op den hals gevangen, niet kunnen zeggen, wat grappigs er eigentlijk in is." Zijne woorden brachten me mij ne verplichtingen weder te binnen. „Waarlijk, mijnheer," ik moet me bij u verontschuldigen wegens mijn on beleefdheid maar indien gij mijne doch ter een weinig zuil hebben leeren ken nen dan zult gij, geloof ik, begrijpen, hoe ik zoo moest lachen. Kom, hebt ge er iets tegen, dat ik u terstond aan haar voorstel?" Hij knikte toestemmend, en nadat ik aan de schel getrokken had, gelastte ik de dienstmaagd, Miss Clara te ver zoeken, of zij even in de studeerkamer wilde komen. Op hetzelfde oogenblik bedacht ik, dat ik mijn gast nog niet naar zijn naam gevraagd had. „Ik heb waarlijk nog vergeten," merkte ik op, „me zeiven aan u voor te stellen. Mijn naam is Denby Dominee Matthew Denby." ,,'t Doet me bizonder veel genoegen kennis te mogen maken met Dominee Matthew Denby," antwoordde de on bekende, vriendelijk met het hoofd knikkend. „Mijn naam is Panton Josephof gewoonweg Joe Panton." „Panton," herhaalde ik; „toch niet van de Pantons in Wiltshire?" „Dat zal wel zoo zijnantwoordde hij: „ik mag zeggen, dat ik familie van hen ben, daar ik het grootste gedeelte van mijne goederen geërfd ling zwaarder in zijne maatschappelijke vooruitzichten getroffen door zijn gedwon gen diensttijd, dan het geval zou zijn met den gefortuneerde, die zich een plaatsvervanger of nommerverwisselaar koopt. Wil men dat vaderlandsliefde eene waarheid en de onafhankelijkheid van ons volksbestaan verzekerd worde, dan moet met dit noodlottig stelsel gebroken en de persoonlijke dienstplicht ten onzent inge voerd worden. In hoofdtrekken was dit de gang van het betoog des begaafden sprekersdie door zijne toehoorders met aandacht gevolgd en met warmte toegejuicht werd. Yan de gelegenheid tot debat werd weinig gebruik gemaakt. Enkele opmer kingen werden door den inleider beantwoord of toegelicht. De directie van de Nederlandsch- Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij be richt dat zij door een van hare gezagvoer ders te Bremershaven mondeling nadere inlichtingen heeft doen inwinnen van kapitein Sanders van het ss. Oderdie 1.1. Zaterdag het nitgehrande ss. Maasdam is gepasseerdKapitein Sanders rapporteer de dat hij rond de Maasdam was gestoomd, zóó nabijdat hij den naam van het schip op den achterspiegel ontwijfelbaar zeker konde lezen en duidelijk konde zien dat het dekmet al wat er op had gestaan, geheel was weggebrandterwijl er geen spoor van eenig levend wezen was te ontdekken. Men had geene pogingen gedaan om aan boord van de Maasdam te komen, daar de zijden van het reeds zeer hoog hoven water liggende schip klaarblijkelijk zóó heet warendat aan opklimmen daar langs niet viel te denken. De geheele tuigage, ook zelfs de masten waren weg, alleen de schoorsteen stond nog. Uit den toestand van de hoots-davits was niet op te makenof de booten al dan niet waren te water gelaten. Er was niets van booten te zien; ook had men niets hoegenaamd zien drijven in den omtrekhoezeer men daar zeer scherp naar had uitgezien. Het weder was toen, Zaterdag, tamelijk kalm. Er was wel eene vrij hooge deining, doch niet zóó of eene boot konde wel zee houwen. De overige dagen en ook de volgende hadden er sty ve Westewinden geheerscht, met onrustige en hooge zee. Kapitein Sanders was van gevoelen, dat het schip minstens reeds 36 uren moest gebrand hebben toen hij er bij wasen daar het schip zich in den meest ge volgden trek van den Atlantischen Oceaan bevond blijft hij het mogelijk achten dat de menschen door een passeerend schip zouden zijn opgenomen en gered. De blijde tijding is ontvangendat al de opvarenden van het verbrande stoom schip Maasdampassagiers en bemanning, te zamen 186 personen, door het stoom schip Rheinvan de Bremer Lloyd, be houden te New-York aangebracht zijn. Later seinde de gezagvoeder van de Maasdam deze bijzonderheden omtrent de ramp heb van een bloedverwant, die in dat graafschap woonde." Hij was dus een man die goederen bezat! Deze omstandigheden wierpen een nieuw licht over zijn houding en gedrag. Wat iic gehouden had voor alledaagsche onbeschaamdheid, 'twas bij slot van rekening niéts dan zon derlingheid; zijne vrijpostigheid was niets anders dan een openbaring van het gevoel van meerderheid eens rijken landeigenaars tegenover zijn minder door de fortuin begunstigde mede- menschen. Wel mocht ik me zelf geluk wenschen, dat ik wijs genoeg geweest was, me niet beleedigd te gevoelen over 't geen ik thans erkende als de uiting van een schitterend, zij het ook ietwat spotziek vernuft. „Waarde jonge vriend," sprak ik, opstaande en hem bij de hand vattende, „ik verheug me u hier te zien, en uwe verschijning wekt liefelijke her inneringen bij me op. Ofschoon ik hen sedert vele jaren uil het oog verloren heb, behoorden de Pantons vroeger tot mijn intiemste kennissen." Deze betuiging was wel wat overdre ven, maar een weinig overdrijving was onder de gegeven omstandigheden te verontschuldigen. „Maar, wat komt ge hier in dit afgelegen gedeelte der wereld doen?" „De natuur bestudeeren, zoo wat rond zwerven en hier en daar een schetsjen nemen om kort te gaan, voor artiste spelen. Dat is wel heel Tijdens een hevigen storm begon de petroleum uit het reservoir te loopen, waarop eene ontploffing volgde. Het sohip geraakte in brand, en alle pogingen tot blueschen bleven vruchteloos. Passagiers en bemanning namen plaats in de sloepen. Niemand bekwam eenig letsel. Omtrent Sara Bernhardt's ziekte schreef een verslaggever der Gaulois aan Sardou „Ziek is zij, dit staat vast. De arme vrouw zal, ik hoop het, de gezondheid terugkrijgen, maar zij is zeer aangetast, gedrukt en gebroken. Yoeg bij hare zor gen als kunstenares hare geldzorgenhare schromelijke slordigheid en bij dat alles nog een verdriet van geheel bijzonderen aardverergerd door eene kunstreis waarbij de Macbeth van den heer Richepin aan zijne voornaamste vertolkster niet de voldoening heeft verschaft, waarop zij aanspraak had, dan zult gij u haren toestand kunnen voorstellen. Zij overdrijft alles in het levenhet leed en de vreugde zij springt met hare geldzaken even luk raak om als met alle andere zaken, zich links en rechts latende bestelen, zich verbindende tot dingendie zij niet houden kanzij ontvlamt er bij in schrikkelijken toorn en houdt er een wrok en een haat. uit over, welke haar ondermijnen, te meer omdat zijondanks de heftigheid van haar karakter, ze niet altijd koelen kan. Alles ging goed toen zij van hare Macbeth- reis terugkeerde. De dagwaarop Theodora zou worden voorgedragen, was op 17 Oct. bepaald. Sarahdie beweert aan God niet te gelooven, is niettemin zeer bijgeloovig. Zij is bang voor den Vrijdag. Op haar verzoek stelde men dus de voor dracht uit tot Zaterdag den 18en, toen men Donderdagavond bericht ontvingdat de kunstenares geheel ziek was. Men be zocht haar en vond haar ten prooi aan eene hevige opgewondenheid, zich wrin gende en rollende over den vloer, in de tapijten bijtende, schreiende, buiten zich zelve. Een huiselijk drama was blijkbaar op ruwe wijze ten einde gebracht.... Den volgenden dag berichtte men mij, dat de zieke in wanhoop naar St. Adres- se was vertrokkenwaar niemand bij haar wordt toegelaten. Te Leiden is opgericht eene gymna stiek- en schermvereeniging tot welke aanvankelijk 16 werkende leden toetraden, terwijl anderen hunne toezegging deden. De Vereeniging heeft den naam aangenomen van Hercules. In het Panopticum te Amsterdam is eene herinnering aan het vermaarde verleden van het lokaal-Ro etemeij er geplaatst. In de buffetzaal troont de po pulaire Trui met de niet minder popu laire eieren in was. Voorts wordt berichi5dat het bestuur tegen het voorjaar eene eigenaardige ten toonstelling van Nederlandsche kleeder- dracbten zal geven in een als park aan- aardig, vooral als men er meê kan uitscheidenwanneer men zijn bekomst er van krijgt; maar't moet een drom mels taai werk zijnals men er den kost meê verdienen moet." Hij was dus een talentvol dilettant! Ik begon hoe langer zoo hooger bij den jonkman op. te zien. „En waar hebt ge uw intrek geno men?" vroeg ik. „In het dorpin het logement waar de Groene Draak uithangt." „Beste jongen," hernam ik, „we moeten daaraan dadelijk een einde maken. Dit huis moet uw hoofdkwar tier zijnzoolang ge u in dezen omtrek, ophoudt. Neen, neen", vervolgde ik, om een mogelijke afwijzing van mijn aanbod te voorkomenhoewel hij zich volstrekt niet haastte, voor mijn uilnoodiging te bedanken. „Ik neem geen bedankjen aan. En daar komt Clara aan," zeide ik, toen mijne dochter het vertrek binnentrad„om mijn verzoek te ondersteunen." Clara kwam binnen op hare be daarde, ietwat koele manier. „Hebt gij mij iets te zeggen, papa?" vroeg zij. „Ja, lieve" antwoordde ik; „laat me u Mr. Panton voorstelleneen bloedverwant van een mijner oudste en liefste vrienden." De beide jongelieden maakten eene buiging, en Clara was blijkbaar door 'tgeen haar vader gezegd had in 't minst niet getroffenzij scheen er maar zeer weinig belang in te stellen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2