LUCY ilIY.
Naar liet Engelscli van A. M. Daj.e.
3)
,,0, ik verzoek u om vergiffenis
zeide de graaf: ,,dan ben ik verkeerd
onderricht."
Lionel sprak geen woordenom
zijn onbeleefdheid een weinig te be
mantelen schoof ik den Graaf een
stoel toe.
„Ga zittenals 't blieft, Lord Ches
ter ville," zeide ik.
Hij wendde zich tot mij met een
vriendelijken glimlach.
„Dank u," antwoordde hijen zich
weder tot Lionel wendendevervolgde
hij: „Uwe vrouw, vermoed ik?"
j,Ja",antwoordde hij op stijven toon.
Ik bood nu ook Lady Chesterville
een stoel aan, maar zij sloeg er in
't geheel geen acht op. Zij was niet
vriendelijk, zooals haar echtgenoot,
maar zij had, vond ik, het schoonste
gelaatdat ik ooit gezien had een
gelaat, onberispelijk in alle opzichten,
behalve wat betrof de uitdrukking,
die zoo trotsch en koud wasdat het
gelaat er uitzag alsof het uit marmer
gehouwen was. Zij was veel jonger
dan haar echtgenoot, waarschijnlijk
niet ouder dan vijf en twintig jaar
maar hare manieren waren even mar-
merkoud als haar schoon gelaat. Zij
gaf gedurende het geheele bezoek
hoegenaamd geen notitie van me na
eerst een koelentrotschen blik op
me geworpen te hebbenkeek zij in
't geheel niet meer naar me om.
„Indien Mr. Pi'ynne zijn schilderij
niet wil verkoopen", zeide zij tot haar
echtgenoot, „dan behoeven wij kier
niet langer te blijven".
„Neen, lieve natuurlijk niet",
antwoordde de Graaf, die zich blijk
baar voor het hoofd gestooten voelde
„maar ik had gaarne het schilderij
willen hebben. Staat het vastdat gij
het niet wilt verkoopen?" vroeg hij
nogmaals aan Lionel.
„'t Staat vast", antwoordde Lionel.
De Graaf wendde zich nu tot zijne
vrouw.
„Danlievekan ik u dit genoegen
niet verschaffen", merkte hij op „gij
zult het zonder het schilderij moeten
stellen".
„Ik verlang het schilderij niet te
bezitten", sprak nu de Gravin op
scherpen en trotschen toon„ik ben
er nooit zoo bizonder op gesteld ge
weest".
Lionel glimlachte 't was een zeer
onaangename glimlach en daarop
liet hij hen met eene buiging de kamer
uit.
„O, Lionel", barstte ik uit, zoodra
de deur zich achter hen gesloten had
„hoe hebt ge hen zóó kunnen beje
genen En hij was zoo minzaamen
zij zoo schoonHoe hebt ge dat
kunnen doen?"
Lionel keerde zich haastig omen
zag me aan, met zulk een toornige
woede in zijn oogen, dat ik de mijne
met een kreet van ontzetting neer
sloeg.
Zijne rechtervuist was gebald, en
zijn hand trilde ietwatterwijl hij mij
aanzag.
Ik barstte in tranen uit.
„O, Lionel, die me zóó niet aan
snikte ik angstig. „Ik heb je niets
onaangenaams willen aandoen
„Stel je niet aan als een kind",
antwoordde hij op strengen toonen
tart me niet meer dan ik kan uitstaan".
„Het lag niet in mijne bedoeling
je uittetarten", zeide ik, mijn snik
ken smorend zoo goed het me moge
lijk was, want ik beminde hem zóó
innigzóó onvoorwaardelijkdat ik
alles had willen doenom hem een
vriendelijk woord te ontlokkenter
wijl een onvriendelijk woord van hem
meer was dan ik dragen kon. Ik
haastte me zooveel mogelijk mijne
tranen te drogen, want ik wist, hoe
hij niet velen kon, dat ik me over
iets beklaagde, en hij liep rusteloos
het vertrek op en neêrtotdat mijn
oogen droog warenen ik gereed was
hem naar de Akademie te vergezel
len maar ik wist zeer goed, dat zijne
rusteloosheid niet het gevolg was van
eenig gevoel van medelijden met mij.
Omstreeks het einde van de maand
Mei keerden wij naar huis terug en
toen nam mijn eenzaam, eentonig
leven wéér een aanvang. Gedurende
de zomermaanden reisden we een tijd
lang rond ter wille van Lionel, die
schetsen moest nemendoch het leven
waar het ook wezen mochtwas voor
mij overal gelijk - eenzaam en treu
rig. Lionel was geheel verdiept
in zich zeivenhij had geen behoefte
aan mijen de gedachte scheen nooit
bij hem op te komenof ik wellicht
eenige behoefte aan hem kon hebben.
Hij had me getrouwdhij had me
eene lieve woning verschaft, en hij
scheen te denken indien hij al ooit
over deze aangelegenheid dacht dat
hij zijn plicht volbracht had. Hij wist
niets van de bittere tranen, welke
ik dagelijks stortte en indien hij het
geweten had,hij zou er zich over hebben
verbaasd en boos geworden zijnhij
zou niet getracht hebben me te troos
ten of me gelukkiger te maken.
Ik dacht dikwijls over Lucy Grey,
want na die eerste maal had ik Lionel
herhaaldelijk dien naam in zijn slaap
hooren mompelen. Maar ik kon thans
over haar denken zonder bitterheid
want ik had zelve een roman geweven
over hen Lionel had haar beminden
zij was gestorven. Ik kon me niet
voorstellenhoe het iets anders had
kunnen zijnen zoo was ik in staat
aan hen beiden te denken, met zekere
teederheidzij het ook met een soort
van weemoed. Dikwijls kwam de
wensch bij me op0111 toch achter de
ontwijfelbare waarheid te komen
maar Lionel sprak nooit over zijn
vorig leven met mijen ik dorst er
hem nooit naar vragen.
HOOFDSTUK III.
In de maand September -ik was
bijna een jaar getrouwd geweest
kwam een neef van Lionel bij ons een
week of wat logeeren. Zijn naam was
Geoffrey Hesketh, en hij en Lionel
waren samen groot gebrachten be
schouwden elkander als broeders. Ik
dachtdat wellicht Geoffrey te eeni-
gen tijd melding zou maken van Lucy
Greyen dat hij mij dan alles ten
haren aanzien zou mededeelenmaar
hij was nog maar korten tijd bij ons
geweest, toen ik tot de overtuiging
kwam, dat hij van de zaak hoege
naamd niets afwist. Hij had, evenals
mijn echtgenoot, gestudeerd voor dok
ter, en op nog jeugdigen leeftijd had
hij eene betrekking gekregen als
geneeeheer aan boord van een schip
waarin hij werkzaam was gebleven,
totdat het schip schipbreuk had gele
den en vergaan was, en toen was hij
bij ons zijn intrek komen nementot
dat hij een andere betrekking zou
gekregen hebben, en hij en Lionel
hadden elkander in een tijdsverloop
van acht jaar niet gezien. Lionel had
me echter gezegd, dat ons huis altijd
tot Geoffrey's beschikking moest staan,
zoolang Geoffrey geen eigen dak had.
Ik vond het heel prettig, dat Geoffrey
zijn intrek bij ons genomen had, en
't scheen, dat hij een nieuw en ge
lukkiger leven in ons naargeestig
huis zou brengen. Wat zijn gelaats
trekking betrof, geleek hij sprekend
op Lionel, maar terwijl Lionel's gelaat
eene kwijnende uitdrukking had, tee-
kende het zijne leven en geestkracht.
Hij was krachtiger en forscher ge
bouwd zijne manieren waren levendig
en vol geestkracht; daarbij had hij
eene zonderlinge, brusque wijze om wel
wat onvoorzichtig zijne gedachten
uittesprekenmaar hij deed het altijd
onschuldig weg, en zonder eenige be
doeling om iemand te ergeren. Hij
lachte spoedig en vrolijk, en zijne
vrolijkheid was bepaald aanstekelijk
maarhelaaszij oefende nooit den
minsten invloed op Lionel uit.
En evenmin oefende zijne vrolijke
stemming eenigen invloed uit op Mrs.
Lee. Zij kreeg een afkeer van Geoffrey,
toen zij hem voor 't eerst ontmoette
gelijk zij een afkeer had van al wat
vrolijk en gelukkig wasen daar
Geoffrey wederkeerig evenzoo jegens
haar gezind was, openbaarde zich
aanhoudend oneenigheid tusschen hen
beidenzoo vaak zij bij elkander kwa
men. Somtijds kon ik niet nalaten er
om te lachenmaar vaker nog ver
oorzaakte hetdat ik me niet op mijn
gemak gevoeldewant ik vreesdedat
Mr. Lee om zijner vrouw wil boos
zou wordenen ik was begonnen veel
van het zachtzinnige kleine manneken
te houdenen wilde niet gaarne zijne
vriendschap verbeuren. Wat dit betrof,
gevoelde ik me al spoedig gerust ge
steld want ik begon te merkendat
hij voor zich partij koos voor Geoffrey,
en dat hij zich meer ergerde over de
voortdurende onaardigheid zijner
vrouwdan wel over de spotterijen
en grappen, waarmee Geoffrey zich
verdedigde.
Geoffrey was nog maar een paar
dagen bij me geweest, toen hij me
vroeg, wat Lionel scheelde.
„Yoor zoover ik weet, scheelt hem
niets", antwoordde ik met eenige ver
bazing. „Hoe komt ge er bijte den
den dat hem wat scheelt
„Hij is zoo gedruktzoo neer
slachtig", zeide Geoffrey. „Hij lacht
nooit. Lachen wat zeg ik? hij
glimlacht nooit neen, zelfs niet
om mijn aardigste grappenEn hij
stelt, naar het schijnt, nergens be
lang inen ik kan me niet verbeel
den wat ter wereld hem overko
men is".
„Placht hij vroeger anders gestemd
te wezen?" vroeg ik met belang
stelling.
„O heel anders. Hij was nooit bi
zonder levendig of spraakzaammaar
hij was blijmoedig en altijd in een goed
humeur. Wel was hij altijd vol van
zijn stokpaardtjens en ietwat onrustig
van aard, maar nooit prikkelbaar en
driftig zooals thans. Wel, hij werd
gisterenavond woedend kwaad, toen
ik mijn morsige laarzen op het haard
kleed had neergezet".
„Ge zult me moeten toestemmen,
dat mijn wit haardkleed niet de ge
schiktste plaats wasom er uw mor
sige laarzen op neêr te zetten", merkte
ik glimlachend op.
„Ik had ze daar uitgetrokken en
men had ze weg moeten nemen", zeide
Geoffrey.
„Het isgeloof ikhoog noodigdat
ge eene vrouw krijgt, Geoffrey",
merkte ik op.
„Zoo denk ik zelf er ook over, en
misschien zult gewanneer gij me wat
langerzult gekend hebbenvriende
lijk genoeg zijn, om mij aan een uwer
boezemvriendinnen aan te bevelen".
„Ik heb geen boezemvriendinnen",
antwoordde ik; „en indien ik er had,
dan weet ik nog niet zekerof ik u
wel aan haar zou aanbevelen.
„O, ik zal mijn laarzen niet weer
op het haardkleed laten staanindien
dat het is, waarop gij doelt", sprak
hij op ernstigen toon.
Ik heb je meerschuimen pijp van
morgen in mijn werkmandtjen gevon
den", hernam ik doodbedaard.
„Ik ben u daarvoor zeer dankbaar,
want ik meendedat ik die pijp ver
loren had. Maar ik herinner me nu
zeer goed, dat ik haar daarin ge
schoven hebtoen de dominees-vrouw
gisteren avond hier een bezoek kwam
brengenwantom u de waarheid te
zeggende eerste verschijning van die
vrouw joeg me een schrik op 't lijf.
Zij zoektnaar 't schijntnaar iemands
verborgen zonden, en onwillekenrig
denkt mendat zij ze 't spoor geko
men is en er alles van afweeten dan
gevoelt men zich schuldig en alles
behalve op zijn gemak; en daar ik
alzoo ook beseftedat het een vreese-
lijk kwaad was een pijp te rooken,
heb ik me gehaast het corpus delicti
in uw korfjen weg te stoppen. Ik hoop,
dat er dientengevolge daar niets ver
brand zal zijn enindien gij er niet
tegen hebt, zal ik de pijp altijd daarin
leggendan zal ik altijd wetenwaar
haar te vinden. „Eene plaats voor alles,
en alles op zijn plaats", dat is een
uitnemend motto, weet ge".
„Uitnemend. Maar de plaats voor
uw meerschuimen pijp zal niet mijn
werkmandtjen zijnals het u 't zelfde
is. Maarwat Lionel betreft wat
zoudunkt ude verandering bij hem
teweeg gebracht hebben, die gij bij
hem hebt opgemerkt?"
„Dat kan ik niet zeggenik heb
hem in geen zeven jaar gezien. Waar
schijnlijker is hetdat gij het weet
dan ik."
„Maar heeft hij u in die zeven jaar
niet geschreven? Of hebt ge in dat
tijdsverloop nooit van hem gehoord
door tusschenkomst van anderen?"
Onu ge er over spreekt eens
is mij zeker gerucht aangaande hem
ter oore gekomenmaar 't was zeker
niet waar."
„Wat was dat?" vroeg ik met le
vendige belangstelling.
„Ik herinner mij er geen bizonder-
heden van. Ze zeidenals ik me niet
vergis, dat eene jonge dame hem den
zak gegeven had".
„En waarom zegt gedat het niet
waar was?"
„Omdat ik met mijn eigen oogen
ziedat gij hem den zak niet gegeven
hebt dat gij zijne vrouw gewor
den zijt".
Hij zag me heel onschuldig aan.
De veronderstelling was zeker niet
bij hem opgekomen, dat misschien een
andere „jonge dame" er bij in 't spel
geweest was.
Ik gevoelde, dat een pijnlijke blos
mijne wangen overtoog, en ik zag,
hoe plotseling Geoffrey's oogen een
uitdrukking van argwaan aannamen
als begon hij te vermoedendat
ik wellicht de doorn in het vleesch
zijns neefs was.
„Lionel is een zeer goed mensch",
hernam hij op ernstigen toon, „en het
grieft me hem zoo ongelukkig te zien".
„Wellicht zal uw bezoek hem wat
opbeuren", zeide ik met eene zucht
en ik nam me voorGeoffreyzoodra
ik hem wat beter nog had leeren
kennen, geheel in mijn vertrouwen
te nemen teneinde te beproevenof
wij niet met ons beiden konden be
werken, dat Lionel in een gelukkiger
zielstoestand geraakte.
Maar ik kende hem daartoe nog
niet goed genoeg.
Gedurende de eerstvolgende dagen
sloeg Geoffreygeloofde ikLionel en
mij nauwkeurig gadeom te zien of
de oorzaak van Lionel's prikkelbaar
heid en rampzaligheid werkelijk in mij
lagen hij bespeurdemeen ikspoe
dig, dat Lionel geenerlei reden had
om zich over mij te beklagen spoedig
ontdekte hijgeloof ikdat Lionel
zeer gelukkig had kunnen zijnindien
hij het had willen wezen; en ook
begon hijmeen ikmet strenge af
keuring het bedrag van zijn neef te
beschouwenwant wanneer Lionel
meer dan gewoonlijk prikkelbaar was
bejegende hij hem soms met onver
holen tegenspraak, zoodat ik waar
lijk vreesdedat het op twist tusschen
hen beiden zou uitloopen. Maar Lionel
gaf meestal toealsof hij het te veel
moeite achtteanders te doen. En
Geoffrey begon uiterst vriendelijk en
welwillend jegens mij te zijn, en we
werden zeer goede vriendenen
gaandeweg veraangenaamde hij op
allerlei wijzen mij het levendat an
ders zoo rampzalig was.
Iedere week werd er bij ons een
pak boeken uit eene leesbibliotheek
in de naastbij gelegen stad bezorgd
en ofschoon Geoffrey zeidedat ze
voor hem zeiven warenwist ik heel
goed, dat hij ze werkelijk voor mij
besteld haden hij had de vriendelijk
heid ze mij voor te lezen gedurende
de lange winteravonden, wanneer
Lionel zich als gewoonlijk in zijn
atelier opgesloten had.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ER YEN LOOSJES, te Haarlem.