VIDA CAROLAN. Een Engelsclie Roman. Vertaald door T. A. MELICK. 9) Dit zeggende nam hp met eene klei ne buiging afscheid van Vida Carolan, om zich naar zijne danseuse te spoe den terwijl Laurence Summers de koningin van het feest ten dans leidde. Slechts vluchtig hoorde Vida naar al de nieuwtjes, die haar danser voor haar opdischte, maar zij bezat toch takt genoegom hier en daar een niet al te onpassend antwoord te geven. Zij was meer ontroert dan zij zich zelve durfde bekennen en zag haar geheele omgeving als in een nevel gehuld, met uitzondering van één gezicht, 't welk zich aan houdend voor het oog van haar geest vertoonde. Door de muziek en al 't gejoel heenhoorde zij slechts 't ge luid van een enkele stem. Zij her haalde telkens tot zich zelvedat zij Dare Devereux haatte, dat het lijden harer moeder haar hart met toorn vervuld had voor dien Dare Devereux en toch had zij een onbewust gevoel, dat zij hem thans minder haatte, dan voor dat zij hom had leeren kennen. Daar lag een afgrond tusschen hetgeen hij gedaan had en hetgeen hij scheen te zijn. Als zij naar hem zag, als zij naar hem hoordevergat zij het beeld't welk zij zich van dezen man had gevormd. Zij zeide wel„Ik wil dien man niet in 't verderf stor ten," doch als zij hem zag naderen voelde zij haar hart kloppen. Was dat haat? Was dat begeerte naar wraak? Was dat bewustzijn van te zegenpralen in den duisteren strijd dien zij voor slechts weinige dagen met zooveel vastheid had durven on dernemen Zij verheugde zich dat de wals toch eindelijk gedaan was, en zette zich nevens lady Mansfield. Daar bleef zij ook zitten gedurende den volgende dans, waarna de beurt kwam aan Dare Devereux. Zij had gewild dat hij niet mocht komen dat hij een ander in zijn plaats mocht zen- dan en toch kwam er een glans van blijdschap op haar gelaat, toen zij Devereux zag naderen. „De dansers staan reeds geschaard" zeide hij. „We zullen het best doen om onze plaatsen in te nemen." Lady Mansfield zag beiden naen zeide daaropzich tot Mrs. Staunton wendend „Dat is zeker wel het schoonste paar van 't geheele feest, en 't zijn tevens ook de beste dansers. Ik vrees dat Dare Devereux zich deerlijk de vleugels zal verzengen, als hij zoo gestadig om die vlam blijft dwarre len." „Licht mogelijk! Wat zullen de anderen jonge dames daarvan zeggen? Ik weet dat meenigeen in stilte op zijn aanzoek blijft hopen onder an deren, Helena Leicester." „'tis ook wel droevig voor haar," zeide Lady Mansfield, die niet, zoo als de meeste mama'share eigene dochters als even zoovele huwelijks kandidaten heschouwde. ,,'tls duidelijk genoegdat Devereux haar eenvoudig als eene goede kennis behandelt en meer niet." „De blikken, die zij zoo even nog op miss Carolan wierpgeleken wel dolkstekenlachte Mrs. Staunton. „Maar dat alles helpt haar nietszelfs al hadden de Leicesters nog tienmaal meer voorvadersen al ware miss Carolan de dochter van ik weet niet wien, hoewel 'tniet te ontkennen valt, dat zij in geen enkel opzicht voor eene dame van ouden adel behoeft onder te doen." Terwijl de oude dames zoo zaten te pratenbegon de muziek de in- troduktie te spelen voor een wals en in Yida's hart drong een straal van geluk, die de zucht naar wraak naai den achtergrond dreef, toen Dare Devereux zijn arm om haar midden sloeg en met zijne hand de hare aan raakte. Zij moest en wilde niet alleen die aanraking verdragenmaar zij deed het ook gaarne. Toen zij zich rekenschap wilde geven van hare blijdschapdoorvlijmde een snijdend gevoel haar binnenste. Twee of drie maal zweefde het schoone paar als in een wolk van gaas en kant door de groote danszaal en toen bij het eindi gen van den wals Devereux haar voorstelde om een oogenblik in de muziekkamer te vertoeven, nam zij zijn voorstel willig aanzonder daarbij te denken om de haar onwaardige rol van sirene verder door te spelen. Toen zij echter aan zijn arm voort- wandelde herinnerde zij zich op eens datgenewat zij haar plicht noemde. Die herinnering vervulde haar zoo zeer met schaamtedat zij onwille keurig haar arm uit dien van haar geleider terug trokdoch ook in 't zelfde oogenblik kwam zij tot bezin ning en veel zou 't haar waard zijn geweestindien zij de beweging on gedaan had kunnen maken. „Zullen wij niet een weinig gaan rusten?" vroeg zij, om een glimp te geven aan 't geen zij onwillens had gedaan. Devereux boog zwijgend en nam naast haar op een sofa plaats. Nadat zij een oogenblik stilzwijgend daar hadden gezeten, beproefde hij haar in 't gelaat te ziendoch zij hield het een weinig afgewend en een weinig gebogen. Was dat meisje een volleerde kokette of had zij een onverklaarbaar oog merk met hare geheele houding tegen over hem? Niets wist hij van haar. Was het hart van dat schoone kind misschien reeds valsch en verdorven..terwijl hjj zelf begon te begrijpen welk een diepen indruk zij op het zijne had gemaakt 1 Odie gedachte doorsneed hem de ziel! Hij boog zich naar haar toe en sprak op eens: „Miss Carolanheb ik u ergens mee gegriefdIs het zoozeg het mij dan ronduit, maar laat mij niet in de smartvolle onzekerheid 1" „Gij mij gogrieft? Neen, o neen! Hoe kunt gij zoo iets denken?" „Moet ik dat niet Ge kunt niet ontkennen, dat uwe handelwijze mij aanleiding gaf tot dat vermoeden De stoute wijze van spreken zou ontegenzeggelijk menige vrouw ver toornd hebben, doch aan Yidabeviel zij het best. Was hij niet in zijn recht? Zij achtte hem er te meer om, dat hij niet met zich spelen liet. Het is een kenmerk van rechtschapenheid, indien de man zich kant tegen luimen en grillenzelfs van de schoonste der schoonen. Yindt men bij vrouwen dat gevoel van billijkheiddan is het ook meestal in hooge mate ontwikkeld. Zoo ook bij Vida Carolan. „Ge hebt mij werkelijk in niets gegriefd," zei ze zacht. „Geloof mij maar op mijn woordMr. Devereux. Denk maar, dat ik wat luimig en kinderachtig ben gemeestik kan u geene andere verklaring geven, ik kan u, u alleen om vergiffenis vra gen" „Stil 1 om Gods wil! zeg niets meer!" Devereux kwam zich zelf voor als een inquisiteur. Een edel mannenhart kan zoo moeilijk ziendat een vrouw en nog wel een schoone vrouw zich voor hem verootmoedigt en de ridderlijke natuur van dezen man was daardoor tot in het diepst der ziel bewogen. „Ik mag u zoo niet hooren!" ging hij voort met eene stemwaaruit meer ontroering sprak, dan hij zelf wel wist. „Ik ben te beschuldigen; gij niet. Kunt ge 't mij vergeven „Ge zijt veel te edelmoedig voor mijMr. Devereux en te onbillijk voor u zelf," zeide Vida met kracht hare aandoening beheerschend. „Dochlaten wij niet meer over de zaak spreken indien zij u onaangenaam is." „Zij is mij meer dan onaangenaam." Hier staakte zijn stem; hij beet zich op de lippen en hernam daarop „Doch gij hebt mij vergeven, is 'tniet? Dat is voldoende of moet voor mij ten minste voldoende zijn." Vida durfde hem niet te vragen, wat hij bedoelde. Gemakkelijk had zij nu haar rol op dit thema kunnen vervolgenmaar zij gevoelde zich niet er toe in staat. De woorden had ze niet over de lippen kunnen krijgen. In plaats van vreugde te smaken dat zij het doel, door hare moeder verlangdreeds zoo nabij wasont dekte zij met een nameloos wee, dat Dare Devereuxzonder listen van hare zijde, reeds zoover gekomen was haar hooger te schattendan raadzaam kon zijn voor zijn zielevrede. Zij antwoordde niets op zijne laatste woordendoch na een kort stilzwij gen stond zij op en stelde hem voor naar de danszaal terug te keeren. „Zoo als gij verlangt," sprak hij en zij keerden naar de andere zaal terug. Nauwelijks hadden zij den ingang bereikttoen een mannenstemde stem van Rokeby Danvershalf flui sterend, maar niettemin duidelijk, tot iemand, die met hem achter een boschje van Indische varenplanten was, zeide: „Zeg eens vriendlief, is 't u ernst om van nacht met mij naar de Duke- Street te willen gaan „O ja!" luidde het antwoord met gedempte stem. „Maar het zal niet gaan! Men moet daar immers eerst verzocht worden?" „Ik geloof weldat ik u zal kunnen introduceerenDe dame is niet zoo bizonder lastig, als zij maar eerst goed weet, met wien zij te doen heeft; begrepen? Maar mondje dicht, hoor! Alles blijft onder ons." „Goed. Ik ga mee." Geen spier bewoog zich op Vida's gelaat en niet de minste verandering was in hare geheele houding te ont dekken. Was datzelfde ook met haren geleider het geval Van tenzijde blikte zij hem aan. Het kon niet missen, dat hij het fluisterend gesprek even goed gehoord had als zijmaar niets verried, dat het eenigen indruk op hem had gemaakt. Het behelsde dan ook inderdaad niets, waarover een mandie veel in de wereld verkeert zich zou kunnen verwonderen. Toch ware het Vida zooveel, o zoo veel waard geweestindien zij met zeker heid had gewetendat Dare Devereux op deze toevallig gehoorde vraag omtrent de Duke-Street, geen acht had geslagen. YHI. Het daglicht kleurde reeds den oostelijken hemel met diepe tinten van rood en van goud en deed het licht der waskaarsen verbleekentoen de balgasten van Mrs. Staunton aan afscheid nemen begonnen te denken. De meeste jonge en vooral de rijpere schoonheden vonden het minder aan genaam om haar gelaat door het morgenlicht te laten beschijnendoch Vida Carolan had niets te vreezen van de stralen der morgenzonja zelfs niet van het volle daglicht. Geen blanketsel of diamantpoederwaar mede het meerendeel der dames hare natuurlijke schoonheid tracht te ver- hoogen, hadden de blanke gelaats kleur van 't beeldschoone meisje be roerd en zij zag er, met het lief gelaat naar 't oosten gekeerd, zoo mogelijk nog bloeiender en schitte render uit dan bij 't kunstlicht in de balzaal. Althans dat was de meening van Dare Devereux, die zoo even haar rijken mantel om de ronde, heerlijk gevormde schouders had ge worpen. „Verplicht!" sprak zij lachend hare oogen tot den galanten cavelier op heffend. „En wanneer zal ik u wederzien vroeg Devereux zich een weinig tot haar neerbuigend. Eerst ontstelde Vida op die vraag doch slechts even bijna niet merk baar en dadelijk daarop luidde haar antwoord: „Hoe zou ik dat weten? Of ge zoudt het voor lief moeten nemen, om aanstaanden Maandag mijn nederig „te huis" met uwe tegenwoordigheid te vereeren een musicale soiree; ik vraag alleen menschen, die zich werkelijk voor muziek interesseereu en ik ben zekerdat ik u daaronder mag rangschikken. Komt ge?" „Zou ik een oogenblik aarzelen het paradijs te betreden miss Carolan „Toch is mijn verzoek misschien wel eenigszins zelfzuchtig, Mr. Deve- vereux. Ik gedoog namelijk niet dat de gasten, die zelf muzikaal zijn, hun licht onder een korenmaat stel len." „Om bij uw beeld in proza over te brengen hoe weet gijof liever hoe vermoedt gijdat ik eenig mu zikaal talent bezit?" „Denkt ge dandat er geen vogel tjes bestaan die uw lof van de daken uitgalmen? Maar de vogels herinneren mij daar aan hun vluchten ook ik moet weg." Er werd afscheid genomen en Mr. Devereux had de benijdenswaardige taak om Vida Carolan naar haar rijtuig te mogen geleiden. „Tot wederzienssprak zijter wijl zij hem van uit het portier haar handje toestak, en ondeugend voegde zij erbij „Vergeet het nu niet. Maandagavond om negen uur!" „Vergeet men ooit het bevel eener Koningin P" gaf Devereux ten ant woord en wist zelf niet hoe innig hij daarbij haar hand in de zijne sloot. Zijn afscheidsgroet was niet meer dan een alledaagschkompliment, maar blik en toon en druk der hand maakten dat woord vol beteekenis. En zoo hij hetzelfde al had gezegd aan eene andere lieve dame, zou hij het dan wel op zulk een wijze hebben kunnen zeggen Toen 't rijtuig in beweging wastrok Vida zich sidderendmet kloppend hart in de kussens terug. En wederom was 't niet de zegepraal eener overwinningdie zij gevoelde maar wel bittere pijn en zielesmart. Zij haatte Dare Devereux. Hij had slecht gehandeld en daarover wilde zij wraak nemen. Had zij zelve wel nagegaanhoe duur die wraak zou te staan komen aan haar eigen hart Had haar moeder haar ook niet op 't gevaar gewezen? Och wat! Zij haatte Dare Devereux Zij moest hem hatenEn kon er zelfs wel van een ander gevoel sprake zijn? Immers slechts tweemaal had zij dien man ontmoetAanhoudend hield Vida Ca rolan zich voorwat haar plicht was en herhaalde nogmaals dezelfde rede neering toen zij op haar kamer ge komen zij had de kamenier niet laten opblijven van kleeding ver wisselde. Nadat zij zich, in een ruime peignoir gehuldop de sofa had geworpenom naar rust te zoeken, vond ze niet, wat zij zocht. Want als wij hatenniet waar moeten wij immers aanhoudend denken aan hem of haardie dat gevoel bij ons heeft opgewekt 1 Dare Devereux hadvan het ba- komend, zijn eigen rijtuig weggezonl den en een huurrijtuig genomen, waarmede hij zich naar Piccadilly liet brengen. Midden in deze wijk liet hij halt houden, betaalde de koetsier, die zich met een veelzeggend lachje verwijderde. De huurkoetsier had deze maal evenwel voor zijn beurt ge lachen want hij vergiste zich in de bedoeling, waarmede de aristokrati- sche heer zijn weg te voet vervolgde. Devereux, die een lichten jas over zijn balkleeding droeg, bleef nadat hij eenige schreden had voortgeloo- penop den hoek van de Albemarle- Street staan en tuurde rechts en links. Wordt vervolgd.) Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6