VIDA CAROLAN. Een Engelsche Roman. Vertaald door T. A. MELICK. 11) Zelfs Hester Ransome schreef de korte verlegenheid daaraan toewant 't volgend oogenblik zag Vida stout moedig opterwijl een trotsche glim lach haar om de lippen speelde. Zij verdroeg den onderzoekenden blik harer moeder met open vizier. „Neeneen gewoon mensch is hij niet", zei ze, „dat begrijp ik zeer goed en indien er geen reden bestond om hem te haten, wie weet of hij dan niet op den duur een gunstigen indruk op mij zou maken? Maar zooals de zaken thans staanhen ik zeker van mij zelve." „Yoor het oogenblik, Vida!" „Ja, ik kan niet in de toekomst lezen, maar ik geloof toch, dat de haat altijd de liefde in den weg staat." „Dat kan waar zijn, Vida", zeide madame Ransome, „doch bedenk, dat gij de groote macht der liefde nog niet kent. Theoriën versmelten als sneeuw voor de zon bij de werkelijkheid. Op eens kan zij ons aangrijpendoch er bestaan ook genoeg voorbeelden, dat zij dikwijls langzaam binnensluipt. „Als een dief in den nachtviel Vida lachend in. „'t Komt mij voor, moederlief, dat gij met geweld begeert, dat ik zal vergeten't geen wij door dien Dare Devereux hebben moeten lijden „Dat vergeten zwijg tochIk kan dit woord zelfs in scherts niet hooren. Wees verzekerd, dat, indien gij het al mocht vergeten, ik tot mijn dood toe eraan zal blijven denken." „Ook ik wil dat lijden niet verge ten", zeide Vida halfluid, want zij gevoeldedat slechts haar mond zoo sprak, niet haar "hart. Voor een oogenblik wende zij het gelaat af, doch in 't volgend oogen blik had ze weder alle zelfbeheer- sching herwonnen. „Moeder", sprak zij, „ik hoorde op de soiree van Mrs. Staunton iets, wat u wel mag doen besluiten, om steeds op uwe hoede te zijn." En zij herhaalde de gefluisterde woorden, die zij en Dare Devereux bij 't verlaten der muziek-kamer had den opgevangen. Madame Ransome sprong verschrikt van de sofa op, doch haar onrust was slechts van korten duur. „Neen," zei ze, „laten we ons maar niet ongerust maken. Niemand kent mij anders dan als Mrs. Russel en in de vermomming, waarmede ik mij vertoonzou geen mensch mij her kennen. Ge zijt er toch wel van overtuigd, niet waar, dat die woorden zijn aandacht niet hebben getrokken?" „Het kwam mij ten minste zoo voor, doch hoe weinig, hoe opper vlakkig ik hem ook ken, toch heb ik reeds gemerktdat hij eene hooge mate van zelfbeheersching bezit, en dat hij zelfs bij de grootste aandoe ning nog een kalm uiterlijk weet te bewaren." „Nu, ik moet u zeggen, dat gij veel menschenkennis toont te bezitten, Vida, en daarbij een scherpen blik. Sedert zijne jongelingsjaren heb ik Devereux niet weder gezien en zag hem bovendien slechts eenmaal. Zijn voorkomen teekende toen reeds afgescheiden van zijn schoonheid veel kloekheid en wilskracht. Toch twijfel ik of hij wel in staat zou zijn om zijn eigen hart te beheerschen. Trots! Bah! Wat is trots bij een man als hijwanneer hij tegen de liefde te kampen heeft? Hij is geen kind meerhij is een man van de wereld hij kent haar en toch beproeft hij het niet eens, om de verzoeking te ont vluchten maar zoekt die integendeel op! Waar is nu die hooggeroemde trots Zoo sprekend stond zij op en greep haar mantille. Als uit een droom ontwakendstond ook Vida op, zeggende: „Gaat ge nu reeds heen?" „Ik heb geen tijd meer. Spoedig kom ik terug." Na hare dochter een afscheidskus te hebben gegeven, wierp zij haar dichten sluier voor 't gelaat en liet Vida alleen. Werktuigelijk sloot Vida de deur achter de bezoekster en even werk tuigelijk draaide zij ook weder den sleutel om. Daarna stond zij een wijl bewegingloosmet de handen gevou wen boven 't hoofdmet starende oogenen het was alsof hare.lippen de vraag vormden„Bemint hij mij?" Het was haar jonkvrouwelijk ge moed, dat deze drie woorden op de lippen bracht, dat iets schitterends in hare groote donkere oogendat een blos op haar wangen en voor hoofd te voorschijn riep. Voor één oogenblik was alles rond om haar vergetenallesom nog eens diezelfde vraag te herhalendie haar hart deed trillen van blijdschap en hoop. Alles wat in Vida edel en waar en rein wasschudde met geweld elk bedrog van zich af en met on- wederstaanbaremagnetische kracht werd hare ziel getrokken naar de haar aanverwante ziel. Maar weldra kwam ook de réactie, plotseling en onverwachtals de blik semstraal aan een zonnigen hemel. Hare gevouwene handen vielen neder, om zich wild en krampachtig ineen te sluitenhet kleine voetje stampte met drift tegen den grondhaar korte lach klonk bitter en onheilspellend. „Doet hij het", sprak ze met heesch geluid, „dan moge ook het staal door zijne ziel gaan! Van de moeder heeft hij een vluchteling en een landloopster gemaaktde dochter zal daarover wraak nemen, al moest zij er zelf bij ten gronde gaan." En in koortsachtige gejaagdheid ijlde zij naar de deur, opende haar en hep naar haar toilet-kamerals wilde zij zich zelve den tijd tot nadenken ontnemen. Zij had een uur geleden tegen Lucile gezegddat ze heden avond paarlen wilde dragendoch nu veranderde zij van besluit en begeerde diamanten en saffier. De kamenier scheen opgetogen met deze wijziging in het toilet. Het collier van saffier was ook zoo verrukkelijk schoon en kleedde mademoiselle zoo goed! Vida's hand beefde, terwijl ze de schitterende kleinoodiën uit haar juweelkistje nam. Eertijds had dit kostbare sieraad toebehoord aan eene Russische gravin, die het verloren had aan Hester Ransome aan de speeltafel van Monte-Carlo. Hedenavond wilde Vida er zich meê tooienom haar beter „ik" tot zwijgen te brengen, want voor fijn gevoelige vrouwen licht in een symbool dikwijls een groote kracht. Wat zou de trotsche Dare Devereuxmet zijn streng oordeel over menschen en din gen wel zeggenindien hij wistop welke wijze dit collier van saffier het eigendom was geworden van Vida Carolan K. „Was 't reeds te laat om nog terug te treden?" Deze vraag legde Dare Devereux zich zelf voor, terwijl hij diep in ge dachten in zijn studeerkamer op en neder liep. Kon hij nog terugtreden Ja, want hij had zich nog door niets gebonden. Kon hij nog terugtredenzonder ge vaar voor zijn zielsrust? Met angst onderzocht hij zijn eigen hartof 't hem nog mogelijk ware om Vida Carolan te ontvluchten en hare te genwoordigheid te mijden. Hij had haar tweemaal gezien en de tweede maal had hij haar eene vraag gedaan, die reeds een vurig verlangen in zich sloot: „Wanneer zal ik u weder zien?" Maar liefde laat zich niet afmeten naar tijdmaar wel naar hare macht, 't Gebeurt soms, dat een mannenhart gedurende een half menschen-leven geen enkelen blij venden indruk behoudt, om daarna het lachende beeld eener vrouw voor alle eeuwigheid en onuitwischbaar helder in zijn ziel te prenten! Hoe vele schoone, aanminnige vrouwen, van gelijke geboorte als hijhadden niet gaarne den benijdenswaardigen Dare Devereux hand en hart ge schonken Nooit had echter de schoonste van haar zijn hart sneller doen kloppen het was geheel vrij gebleven. Zijn hart scheen gepantserd tegen de liefde en nu was datzelfde hart plotseling overweldigdzonder aan wederstreven te denken en met zulk een macht dat De vereux zich zelf moest afvragen „Is het reeds te laat, om terug te treden?" En wie was eigenlijk die Vida Ca rolan Niemand scheen te wetenop welke wijze zij toegang had verkre gen tot de voorname gezelschappen. Iemand moest haar toch hebben ge ïntroduceerd zij moest toch het eerst aan iemand van de groote wereld zijn voorgesteldHoewel zij over iedereen als koningin den schepter zwaaidehad toch iedereen een flauw besef, dat haar geheel bestaan een avontuurlijke tint had. Ook de opmer king werd gemaakt, dat eene dame, die zonder bloedverwanten of vrien den zich te Londen gevestigd had, die een smaakvol huis bewoonde op een voornamen standdie een eigen équipage bezatnoodzakelijk iemand moest hebbendie haar ter zijde stond, die haar dit alles verschafte. En de vraag: „Wie staat haar ter zijde?" werd niet zelden gewijzigd in„Welke man staat haar ter zijde?" Gedachten omtrent oneerlijkheid van Vida Carolan kwamen bij Dare De vereux niet opnietomdat hij blind zou zijn geweest voor de vlekken in zijne godheidmaar omdat hij de vrouwdie niet vlekkeloos ware ge weest, spijt alle schoonheid en be- toovering, nooit had kunnen verheffen tot de godin van zijn hart. Omtrent vrouwen-reinheid en zielenadel bezat Devereux een scherpen blikeen we zouden bijna zeggen vrouwelijk instinct. Had slechts het geringste ge voel van Vida's mogelijke schuld in zijn hart post gevathij zou zich zelf niet de vraag hebben voorgelegd of het nog tijd ware om haar te ont vluchten, want dat gevoel zou hem voor eeuwig hebben gescheiden van haar, die hij liefhad, ja, met dat gevoel zou hij haar nooit hebben kunnen beminnen. Nu beminde hij haar. Hij beminde het meisje, al wist hij nietwie of wat zij was. En terug treden? Neen daarvoor was het reeds te laat! Had hij het gedaan, nooit toch zou hij haar beeld uit zijn hart hebben kunnen bannen. Wat stond hem thans te doen Naar haar toe te gaan en haar we derliefde trachten te winnen; aan hare voeten den trotschen naam der Devereux leggen? Nog eenmaal verzette zich zijn hoogmoed tegen dit voornemen. De man aarzelde. De sterkste man aarzelt en vreestzoodra liefde en trots met elkander strijd voeren in zijn bin nensteen wie vreestis reeds verloren. En zoo kwam Devereux op heden nog niet tot een bepaald besluit. Hij wilde Londqn en het gevaar niet ontwijken, maar hij wilde nog geen aanzoek doen naar Vida's hand, hij wilde voorloopignaar haar soirée gaan. De meeste gasten waren reeds vereenigd, doch men was nog niet tot het muzikale gedeelte van den avond overgegaan, toen Dare Deve reux de salons in Hartford-Street binnentrad. Vida, gekleed in licht kleurige zijde, met kant afgezet en schitterend van diamanten en saffier, trad Devereux te gemoet om hem te ontvangen. „Ik geloof niet", sprak zij„dat het noodig zal zijn u met een mijner gasten in kennis te brengen, allen zijn beoefenaars der muziek uit pro fessie of als dilettanten en zoo zijt ge hier hoogstwaarschijnlijk in een kring van bekendenniet waar Devereux zag glimlachend en groe tend den kring in 't rond en ontmoette werkelijk niets dan hem bekende ge zichten. Allen waren reeds vroeger met hem in gezelschap geweest en hij praatte en schertste met iedereen ook met Mrs. Hargrave, de gezel schapsdame van Vida Carolan, die hijals man van de wereldmet even veel onderscheiding behandelde, als de hoogstgeplaatste onder de daar verzamelden. Terwijl Vida alles in gereedheid bracht voor het kwartet, waarmede de soirée musicale moest geopend wor den zette Devereux zich nevens de vriendelijke officiers-weduwe en tracht te haar zoo aangenaam mogelijk te onderhouden, door steeds onderwerpen voor het gesprek te kiezen, die hij met zijn takt begrepen haddat Mrs. Hargrave welgevallig waren. Ook toonde hij een even goed hoorder als aangenaam verteller te zijn. Het themadat het meest voor de hand lag, werd ook het eerst aan geroerd, namelijk de muziek. „Ge kunt niet begrijpen", verklaarde de weduwe openhartig, „hoe weinig ik van muziek versta! "Wel houd ik van muziekmaar op zulk eene naïve en primitive wijze, dat de ware mu ziekkenners daarvoor met verachting de schouders zouden ophalen. Ik ge loof, dat 't geen nu zal gespeeld wor den weder iets vreeselijk klassieks is, maar de hemel moge mij de ketterij vergevenik zou veel lie ver naar „die letzte Rose" luisteren, 't lieddat ik eens zoo gevoelvol door Thalberg heb hooren voordragen." Devereux lachte, doch zonder spot, en het begin van 't kwartet bespaarde hem de moeite van een antwoord terwijl Mrs. Hargrave te veel opvoe ding had genoten, om te blijven doorpraten onder de muziek. Vida zat intusschen naast een Duit- schen piano-virtuoos en scheen met alle aandacht naar de muziek te lui steren. Het was enkel schijn. In haar binnenste dwarrelde alles dooreenals de afgevallene bladeren bij een storm. Zij vreesde het einde van haar soirée want zou ze dan niet weder moeten scheiden (voor wie weet hoe lang?) van hem, wiens stem haar hart met verdubbelde slagen deed kloppen en dien zij nochtans haatte Haatte zij hem inderdaad, of werd zij alleen daartoe gedwongen? Die vraag had zij zoo even zich zelve voorgehouden en daaruit ontwikkelde zich als van zelf de volgende vragen „Is Dare Devereux werkelijk schul dig Is alles waarwat hem te laste wordt gelegd Zij had den voet gezet op een gevaarlijk pad, welks einde misschien tot een geheel ander doel zou leidendan zij zich had voorge steld eenmaal te bereiken en gedurende het geheele kwartet dreunden haar als een echo de woorden door 't hoofd die Dare Devereux eenmaal gesproken hadnaar aanleiding van het drama „Angela." „Geen man wil gaarne bedrogen worden, en in 't minst niet door haar, die hij boven alles bemint. Liefde kan alles vergeven, zegt men, wat uit liefde werd misdreven, doch ik zou ongaarne op zulk een zware proef worden gesteld." XI. „Mr. Devereuxwilt gij ons het genoegen gunnen?" Het was Vida, die zoo sprakterwijl de aangespro kene opstond om aan haar zijn plaats af te staan. „Neen, ik dank u", zei ze„'t is hier geen goed plekje om de piano te hooren. Ik had zoo gaarne, dat ge iets voor ons speeldetMr. Devereux Mag men 't u beleefd verzoeken?" Wordt vervolgd.) Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6