VIDA CAROLAN. Een Engelsche Roman. Vertaald door T. A. MELICK. 21) „Haar ik wil hem niet zien, dat weet hij zeer goed. Ik ontzeg hem elk recht om mij te volgen hij handelt daarmede zeer verkeerd. Zeg hem, dat ik hem niet wil zien." Zij deed hierbij alsof zij Ellis den rug wilde toekeeren. Merkbaar beefde zijhoezeer zij dat ook zocht te ver bergen. Ellis hield haar tegen met te zeggen „Pardon, miss Carolan Gij weet weldat mijn heer met zulk een antwoord geen genoegen kan nemen. Om zijnentwille—om u zelfs-wil, miss Carolansta hem zijne bede toe. „Juist om zijnentwil ben ik Londen ontvlucht, juist om zijnentwil ben ik hier", antwoordde Vida. „Laat mij mijn eigen weg gaan't is het best voor ieder." „Miss Carolan ik heb geen recht om langer bij u aan te houden en toch doe ik dat in het belang van mijn heer." „Als gij hem werkelijk zoo genegen zijt", viel Yida haastig in, „dwing mij dan niet, om hem te zien. Gij weet hoe men van mij spreekt en waarlijk niet zonder reden...." „Ja dat alles weet ik", betuigde Ellis „maar niettegenstaande dat moet ik u als mijne meening zeggen hoe weinig waarde die ook in uwe oogen heeft, dat ik niets gelief aan te nemen van 't geen de wereld op uwe rekening brengt." Niet zonder aandoening zag Yida tot Ellis op. „Op welken grond zoudt gij mij voor beter houden dan ik schijn vroeg zij. „Misschien omdat ik meer geloof sla aan de meening van Mr. Devereux", antwoordde Ellis. „Neen niet alleen daarom. waarschijnlijk, omdat ik niet anders kan." „Gij zoudt dan niet slecht over mij denken stamelde Yida en de tranen sprongen haar daarbij in de oogen. Met stokkende stem ging zij voort Ellisgij bezit een edel hart. Zou op dit oogenblik een van hendie zich te Londen mijne vrienden noem den nog zoo goed over mij denken Zij zweeg een oogenblik om tot kalmte te komen en hernam daarop vrij bedaard doch met een eenigszins afgewend gelaat: „Wat baten mij alle edele harten van de wereld nu mijn naam bezoe deld is Zeg aan Mr. Devereux Weder stokte haar stem doch met geweld beheerschte zij zich, om op vasten toon den zin te voltooien „Zeg aan Mr. Devereuxdat ik hem niet kan niet wil terug zien." Maar Ellis schudde het hoofd. „Met dit antwoord miss Carolan durf ik niet tot hem terug keeren." „Maar een ander antwoord kan ik u niet geven." Ozij smoorde door haar eigen trots de stem van 't hartdat naar den geliefden man smachte met innig verlangen. Zoo zeer beminde hij haar dat hij haar tot hiertoe gevolgd was in een tijd waarin alle anderen haar belasterdenmaar hoe grooter zijne liefde ook bleek te zijndes te sterker moest volharden in den droevigen strijd om hem voor zich zelf te redden. Nogmaals wilde zij zich verwijderen en nogmaals trad Ellis haar eerbiedig in den weg. „Miss Carolan", sprak hij„wees niet vertoornd op mijIk moet doen wat mij bevolen werd. Ik moest u volgen en zoo gij dat gewaar werd moest ik mij aan u bekend maken en u verzoeken mij uw woning op te geven of aan te toonen. En als gij mocht weigeren aan dat verzoek te voldoen „Welnu, als ik mocht weigeren aan dat verzoek te voldoen herhaalde Vida op spottenden toon, maar inwendig toch zeer ongerust om te weten hetgeen volgen zou „wat dan „Dan", hernam Ellis„dan moet ik u door de politie doen bewaken, onder het eerste het beste voorwend sel dat mij in de gedachten komt. Dan zijt gij ten minste niet meer vrij en zal Mr. Devereux wel zorgen dat hijal ware het door bemiddeling der politie toegang tot u verkreeg want hij moet u spreken Ellis had het niet gewaagd om bij deze bedreiging Vida aan te zien. Hij zag zelf niet op bij de plotselinge stilte die op zijne woorden gevolgd was en vroeg zich angstig af, hoe groot wel de indruk van deze mede- deeling zou zijn. Iedereen in zijne plaats hadeven als hij, er op durven zweren dat zulk eene bandietachtige wijze gelijk Mr. Devereux zelf gezegd had om de jonge dame tot eene samenkomst te dwingeneen trotsch hart als het hare in woede had doen losbarsten maar Dare De vereux had bij het geven zijner be velen wel deugdelijk rekening gehou den met dat zelfde trotsclie hart en niet minder met hare eigene liefde. Na de eerste opwelling van drift bij de dreigende woordendie evenwel geene ijdele woorden waren zooals Vida Carolan zeer goed begreep, moest zij gewis de geweldige macht erkennen eener liefdedie niet alleen alles opoffertmaar ook alles waagtalles durft doen alles op het spel zet om te geraken tot het doel. Zij moest nu Devereux zien zij werd er toe ge dwongen en een soort van wilde blijdschap dat Devereux zelf haar eiken uitweg had afgesloten, was het gevoeldat haar bezielde bij de be dreiging door Ellis geuit. Het stilzwijgen was van korten duur en toen Vida het brak ge schiedde dit met zachtte en duidelijke stem. „We behoeven niets meer te zeggen", sprak zij „ik word gedwongen om tegen mijn besluit te handelen. Kom mede en ik zal u wijzen waar ik woon. Ik zal Mr. Devereux ontvan gen zoodra hij dat verlangt." Ellis was te verrast en te beschaamd om eenig antwoord te geven. Zwijgend volgde hij miss Carolan, terwijl een weinig vrees bij hem opkwam dat zij hem omtrent de woning op het dwaalspoor zou leiden. Zij bereikten weldra een fatsoenlijke straat en Vida bleef in 't midden dier straat voor een neteenvoudig huis staan. „Hier woon ik", zei ze tot Ellis, „onder den naam van mademoiselle Carreno. Ge vertrouwt mij niet ten volle dat zie ik weldoch gij kunt volkomen gerust zijn, ik bedrieg u niet. Ik heb u reeds gezegddat ik Mr. Devereux ontvangen wil en ik zal mijn woord niet breken. In dat huis kan ik zijn bezoek afwachten. Vaarwel 1" Haar doen en laten kwam Ellis zoo vreemd voor zoo geheel anders dan hij verwacht had dat het hem alleen mogelijk was de dame een stillen groet toe te brengentoen deze het aan geduide huis binnenging. Nauwelijks tien minuten later hield voor dezelfde woning een rijtuig stil, waaruit een lang heer met een onmis kenbaar aristokratisch voorkomen te voorschijn kwam. „Is mademoiselle Carreno tehuis?" vroeg die heer aan 't verwonderd kijkende dienstmeisje't welk de buitendeur geopend had. „Ja, Sir, maar „Ik ben een vriend van mademoi selleik word hier verwacht" sprak de vreemdeling in 't voorhuis tredend. „"Woont zij op de eerste ver dieping „Ja, Sir, maar „Dankje 't Is onnoodig mij aan te dienen ik zal den weg wel vinden." Dit zeggende stoof hij 't dienst meisje op zijde en ijlde de trap op. naar haar XXI. Hoe zal Vida Carolan Dare Deve reux te gemoet treden Met waarheid of met leugen De waarheid zou een onverbreekbaren scheidsmuur daar- stellen tusschen hem en haar, terwijl de leugen niet uitgesproken behoefde te worden. Vida Carolan behoefde alleen dezelfde te blijven die zij was bij haar laatste onderhoud met hem. De leugen verzekerde haar zijn bezit doch streed met de fierheid de vrede van haar eigen hart. Vida hooptedat eene algeheele verklaring niet noodig zou zijn. De vereux zou stellig eene opheldering verlangen voor de in zijne oogen onbegrijpelijke vlucht en als zij bleef weigeren om eenige verklaring te geven kon hij dan iets anders doen dan zich terugtrekken en haar over laten aan 't lot't welk zij vrij willig gekozen had Indien hij echter ook deze beproe ving doorstond indien hij haar zonder iets te vragen zonder eenige zeker heid te begeeren aan zijn hart drukte wat stond Vida dan te doen Ach hoe kon zij deze vragen nu beantwoorden nu zij hem wachtende was nu zij in de eerstvolgende mi nuut weder dien edelen man voor zich kon zien staan zijne stem kon hooren zijn lief gelaat aanschouwen Neen het was Vida niet mogelijk plannen te beramen of te zoeken naar uitvluchten en leugens zij voelde alleen het onrustbarend kloppen van haar hart en werd geslingerd tusschen onzekerheid hoop vrees en angst blijdschap en schrik terwijl zij reeds zijne naderende schreden meende te hooren. „Stilwat was dat Het rollen van een rijtuig het stilhouden liet open- en dichtslaan van een por fier ket open maken en sluiten van een huisdeur zijn voetstap op de trap Vida ijlde den naderende niet te te gemoetzij wendde zich af met gevouwen handen. Een hand werd met kracht aan den deurknop gesla gen eene seconde nog en zij ware in ommacht gevallen. Als in een droom zag zij den geliefde voor zich staan en sloeg de handen voor 't gezicht doch ook in 't zelfde oogenblik hadden zijne armen haar lichaam omsloten en drukten het met onstuimigheid aan zijn borst. Zijne bevende lippen be roerden de haren spreken kon hij nietliij kon haar alleen omklemmen vasto zoo vastals ware zij hem uit den doode wedergegeven en als vreesde hijdat zij hem dadelijk weer kon ontnomen worden. En Vida gaf zich zonder weder stand ten minste voor een poos aan de zalige verrukking over die hare geheele ziel doortintelde ja zij zelve klemde zich aan hem vast, zooals een drenkeling dat zou doen aan zijn redder doch de drenkeling doet het met hoop op redding en Vida deed het alleen in vertwijfeling. Nog weinige minuten en hij zou haar van zich stootendie hij thans zoo vurig kuste hij zou haar met verwijtingen overladen O waarom mocht zij niet stervennuop dit oogenblik, nu hij haar nog beminde, nu zijne tranen haar voorhoofd be sproeiden en haar gansche ziel samen smolt met de zijne „Vidafluisterde Devereux ein delijk en eene sidderende hand streek de lokken van haar voorhoofd weg. „Mijn eenigetrouwe Vidamijn alles, mijn zielWaarom hebt gij mij ver laten Kunt gij mi^ dan niet ver trouwen „Heb medelijden I" stamelde Vida, „Ik ben nu zoo zwak. Het geschiedde om uwentwille alleen om uwentwille. Ge hadt mij moeten gelooven „Gelooven wat gij schrijft, Vida, terwijl den vorigen avond uwe lippen geweigerd hadden de leugen uit te brengen Gelooven dat gij mij niet bemintterwijl ik reeds de waarheid in uwe oogen gelezen had Zeg het mij nu Vida terwijl ik u aan mijn hart druk Zie mij in de oogenzeg dat ge mij niet lief hebt en ik zal gelooven wat ge zegt Maar Vida verborgonder een hartstochtelijk snikken haar gelaat aan zijne borst. „Ik kan het nieto, ik kan het niet!" „Ik weet het, Vida; ik weet, dat gij het niet kunt zeggen mijn lieve ling. Schenk mij thans uw vertrouwen en beken mijwat er tusschen ons bestaat 1" Het meisje beefde. Slechts even lichtte zij het hoofd opom het da delijk weer te laten zinken aan zijn borst. Zij durfde niet te blikken in de oprechte oogen welke als smee- kend de haren zochten. „Geloof ten minste dit ééne dat ik uwer niet waardig ben. „Geen man liefstedie waarachtig bemintkan geloof slaan aan zulk eene onbepaalde zelfbeschuldiging." „Al die beschuldiging alleen in woorden zich uitneen zeide Vida en richtte daarbij een weinig het hoofd op terwijl hare stem vaster werd. „Maar indien de zelf-besehul- diging ook door een daad wordt be vestigd ja Denkt ge dan dat een meisje om een nietshaar goeden naam opoffertder booze wereld do gelegenheid aanbiedt om een scherp oordeel over haar uit Ie spreken en zelfs den man dien zij liefheeftvoor eeuwig van zich scheidt Zacht en rustig luidde het antwoord van Dare Devereux „Zoo gij, Vida, do liefde, die ik u toedraag niet waard mocht zijn was het dan noodig uw goeden naam prijs te geven om mij daarvan het bewijs te leveren Ge hadt beloofd mij te ontvangen waarom hebt gij die belofte niet gehouden "Waarom hebt ge mij bij die gelegenheid niet gezegd wat gij mij nu zegt Gij weet niet hoeveel leed ge mij veroorzaakt hebt met uw naam te hebben opgeofferd 1" Geen antwoord volgdedoch het zware ademhalen van Vida bewees welk een strijd zij in haar binnenste had te voeren over 't geheele lichaam bevend zocht zij zich los te werken, maar Devereux hield haar steeds vaster en vaster in zijne armen ge kneld en fluisterde zacht en teeder „Antwoord mij tochVidaGe moet mijne vragen beantwoorden „Welnu dan ik was bevreesd om u weder te zien. Ik dachtdat gij geen geloof zoudt slaan aan mijne woorden en was bang, dat mijn eigen hart niet sterk genoeg zou zijn om u te wederstreven indien ge bij uw besluit mocht blijven volharden." „En ge hadt gelijksprak Dare Devereux en richtte daarbij haar hoofdje op zoodat hare oogen zijne vaste blikken moesten zien. „Ge hadt gelijk Vida zoo stellig te bouwen op de liefdedie ik u toedroeg. Als ik nu terwijl de wereld u bespot en beschimpttot u kom en u om weder liefde smeek hoe had ik u dan kun nen loslaten toen nog geen stem het had gewaagd uw naam te bezoedelen?" „Gij wilt mijn wederliefde vroeg zij aangedaan. „Gij wiltdat ik de uwe zal zijn terwijl men met ver achting over mij spreekt. Omaar weet gij dan niet, dat eene verbinte nis tusschen u en mij eene onmo gelijkheid is geworden Een afgrond heb ik tusschen ons beiden gemaakt die zelfs door u niet kan worden aangevuld." Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6