VIDA CAROLAN.
xxxx
Een Engelsclie Roman.
Vertaald door T. A. MELICK.
35)
„En waarschijnlijk zal wel niemand
de ware toedracht te weten komen,
daar er zeker van de geheele zaak
niet het geringste bewijs meer be
staat."
Geen bewijzenmonsieur O neen
natuurlijk niet. "W elneendaar bestaan
volstrekt geen bewijzen
De toonwaarop de eerste uitroep
werd gedaan en de daarop volgende
ontkenning, gaven den graaf de la
Chaux de zekerheiddat behalve het
medeweten van Panchette, ook nog
anderen bewijzen moesten bestaan.
„Des te beter, des te beter!" zeide
de graaf en greep weder Panchette's
hand. „We zullen over de lang ver-
getene geschiedenis geen grijze haren
krijgen! Wat zegt ge er van? Wij
verdiepen niet meer in 't verledene
maar staren op de toekomst!"
„En op onze villa in Anteuilvoegde
Fanchette er vleiend bij."
„En op uw fraai span paarden van
edel ras! Welzeker. Als ik dat alles
kon vergetenzou ik ook onze liefde
vergeten, niet waar?"
En aldus scheidden die twee in de
beste harmonie. Maar toen hij eenmaal
op straat washaalde Dare Devereux
diep adem.
„'t Spel loopt ten einde!" zei hij
in zich zelf. Voor de laatste troef
kaart hebben wij de hulp van West
noodigdie ons een flinken slaapdrank
moet bezorgen. Madame en haar kame
nier moeten ten minste één nacht
eens rustig slapen rustig en vast.
Morgen moet ik ons operatieplan met
Louise Claremont vast stellen."
XXXIX.
De tijd was nu aangebroken om
Louise Claremont de geheele waar
heid omtrent den dood van haar echt
genoot bekend te maken.
Wel had Devereux reeds gezegd,
overtuigd te zijn dat Percival Clare
mont geen zelfmoord had gepleegd
en veeleer door anderen om het leven
was gebracht, doch voor deze meening
had hij geen andere bewijzen bijge
bracht dan een brief, waaruit over
tuigend bleek, dat de schrijver althans
op dat oogenblik er niet aan dacht
om zich zelf het leven te benemen.
Devereux meende de verschrikke
lijke waarheid niet langer te mogen
verzwijgen en had daarop madame
Claremont langzamerhand voorbereid,
zoodat hij haar nu sterk achtte om
alles te kunnen aanhooren.
Den vorigen nacht had hij in 't
speelsalon van Mrs. Russell de Fran-
<;aise onbemerkt toegefluisterd om
den volgenden avond zonder verzuim
zich naar de woning te begeven van
dokter Gifford West in Cavendish-
Square en zij had het hem be
loofd.
„Kom bij den dokterhad Deve
reux er bij gevoegdalsof gij hem
kwaamt raadplegen. Geef aan den
bediende maar den een of anderen
naam op en zeg hemdat de
dokter u wachtende is."
ïfc
Devereux was iets vroeger dan
Louise Claremont naar Cavendish-
Square gewandeld en werd door zijn
vriend dide ijk naar diens studeerka
mer gebracht.
„Nu, Devereux," vroeg Gifford
West na de deur van 't vertrek te
hebben gesloten„hoe ver zijn wij
op het oogenblik?"
„Dat zult ge hoorenvriendlief.
Ik ben al zoo ver gekomendat ik
de aanbiddelijke Panchette een heer
lijke villa en eene schitterende equi
page heb toegezegd! Doch de zaak
is veel te ernstig om schertsend be
handeld te worden. In vollen ernst
dusik heb gemakkelijker dan ik ver
wacht had eene volledige bekentenis
omtrent het gruwelijke misdrijf uit
haren mond vernomen."
„Is 't mogelijk?"
„'t Is zoo als ik u zeg, vriend.
Gij zult al de bizonderheden vernemen,
zoodra madame Claremont hier zal zijn.
Daar is zij waarschijnlijk reeds
Er werd op het oogenblikwaarin
Devereux sprak, aan de huisdeur
gebeld en kort daarop melde de knecht
met zijne onverstoorbare deftigheid de
komst van eene damedie zich Dan-
nethon had genoemd en die opgaf,
door Mr. West besteld te zijn. De
bediende had de dame, zooals zijn
gewoonte was, in de wachtkamer ge
laten.
„Heel goed," zeide de dokter ik
zal dadelijk bij haar komen."
Toen de bediende zich verwijderd
had, opende Devereux de gemeen
schapsdeur van wacht- en studeer
kamer en verzocht madame Clare
mont in de laatstgenoemde kamer te
komen.
„Madame Claremont," begon Deve
reux nadat de bezoekster had plaats
genomen; „gij herinnert u nog, dat
ik u als mijne meening heb te ken
nen gegevendat uw echtgenoot niet
een zelfmoord heeft begaan doch door
anderen werd vermoord?"
„Ja."
„De brief, dien ik u bij die gelegen
heid toonde was het eerstezooal
niet het volkomen bewijs van het feit
maar de lijkschouwing op mijn ver
zoek in Londen door Dr. West ver
richt, gaf het onomstootelijke bewijs
dat mijn vermoeden juist was ge
weest."
De Frangaise werd doodsbleek en
hare lippen stamelden het woord „ver
gift."
„Juist, madame," hernam Deve
reux, „vergift! Door den brief van
uw man op het vermoeden gebracht,
voerde ik het lijk naar Engeland en
voor ik het aan de familie overgaf,
deed ik het door mijn vriend West
onderzoeken. Het resultaat der lijk
schouwing was, dat Percival Clare
mont door een snelwerkend vergift,
waarvan de dokter de hoofdbestand-
deelen heeft opgegeven, van't leven
beroofd werd. Ik wilde u die vreese-
lijke tijding niet eer meedeelenvoor
gij sterk genoeg zoudt zijnom haar
te kunnen aanhooren. Nu mocht ik
evenwel de waarheid niet langer ver
bergen daar de tijd is aangebroken
om onze laatste kaart uit te spelen
tegen de vrouw, die Percival heeft
vermoord tegen Hester Ran-
some."
De bevestiging van een reeds lang
sluimerend vermoeden treft ons zel
den weinig harder dan de angstige
onzekerheid doet. Zoo zat ook Louise
Claremont sprakeloos ter neder, met
de beide handen voor 't gezicht. Na
een poos hief zij het hoofd op en sprak
met vaste stem
„Zeg mij alles, Mr. Devereux, ik moet
alles weten."
Daarop verhaalde Dare 't geheele
voorval met Fanchette en voegde
er bij
„Die vrouw liegt natuurlijkals
zij zegt niets van den moord te heb
ben gewetenvóór haar werd ver
zocht om hulp te verleenen bij het
opruimen van het doode lichaam."
„Zij moet van te voren in den arm
zijn genomen, en al blijkt later, dat
deze gissing niet bevestigd wordt
dan toch blijft zij medeplichtig en de
Pransche Wet veroordeelt haar als
zoodanig, hoewel 't mensch zich ver
beeldt, dat alleen hij of zij die den
slag geeftterzake van moord kan
terecht staan. Een geweten heeft zij
niet, en voor geld acht ik haar tot
elke misdaad in staat."
„Wat hebben wij thans te doen
vroeg madame Claremont, verwonder
lijk bedaard.
„Nog verdere bewijzen bijbrengen.
Hiertoe hebben wij de hulp van onzen
dokter noodig. Wij moeten een drank
hebben, die een langen en vasten
slaap veroorzaakt. Durft gij op u
nemenmadameom morgen avond
Hester Ransome zulk een drank in
te geven?"
„Ik geloof niet, dat daaraan vele
moeielijkheden verbonden zijn, want
zij gebruikt, na 't vertrek der gas
ten, altijd een glas roode wijn bij
haar avondeten. Ik zelfben gewoon
om dan een kop chocolade te drinken
en zie wel kans den wijn voor haar te
mengen."
„En ik neem Panchette voor mijne
rekening!" zeide Devereux. „De
drank moet sterk zijn, West, want
bedenk, dat die twee vrouwen niet
ongewoon zijn om spiritiuosa te ge
bruiken. Als 't mogelijk iszag ik
ook gaarnedat de slaapdrank niet
oogenblikkelijk, maar bij voorbeeld een
half uur na 't gebruik zijn werking
deedopdat zij niet een kwaad ver
moeden krijgen."
„En al ware dit het geval," gaf
West ten antwoord „dan nog zou
men de werking niet kunnen ontgaan.
Doch stel u gerustde drankdien
ik u zal geven is zonder reuk of
smaak, de uitwerking is langzaam,
onmerkbaar en eindigt in een volkomen
bewusteloozen toestand, die ongeveer
vier uur aanhoudt. Bij 't ontwaken
vermoedt men niet, iets te hebben
ingenomen en is alsdan even helder
als na een rustigen slaap,"
„Binnen tien minuten kan ik u
mijn slaapmiddel geven en zal er
voorzichtigheidshalve de gebruiksaan
wijzing bijvoegen."
De arts verwijderde zich en kwam
na den bepaalden tijd terug met twee
zeer kleine fleschjes, die hij aan
Devereux en Louise Claremont ter
hand stelde.
„Wat wij verder te doen hebben,"
zei Devereux, „zal afhangen van 't
geen wij morgen ontdekken. Dat er
nog eenige aanwijzingen omtrent den
moord moeten bestaan, meen ik uit
Panchette's woorden te mogen aflei
den en is dit het gevaldan heeft
madame Ransome ze natuurlijk onder
eigen berusting."
„Maar 't zou immers krankzinnigen
werk zijn," meende West, „om der
gelijke dokumenten te gaanbewaren."
„Dat stem ik u toe, en toch zien
wij dagelijks dat zulk krankzinnigen
werk, zooals gij 't noemt, door boos
wichten, als Hester Ransome, wordt
gedaan. Neem hierbij in aanmerking,
dat voor zoover haar bekend isnooit
eenig vermoeden op haar is gevallen
en dat zij zich dus zoo veilig mogelijk
waant. Allicht staat er in dezen of
genen brief een zin, die onbegrijpe
lijk schijnt aan hem, die onbewust
is van de zaak, doch die eerst volle
beteekenis erlangt voor hem, die op
de hoogte der toestanden is."
„En als nu eens," vroeg West,
„geen enkel bewijs, geen enkele
aanwijzing meer gevonden mocht wor
den kunt gij dan met hetgeen wij
wetendie vrouw van moord gaan
aanklagen Wij hebben op het oogen
blik alleen mijn geneeskundig attest,
waarbij ik konstateer, dat Percival
Claremont gestorven is tengevolge van
vergiftbestaande uit die en die be-
standdeelen en de verklaring van Pan
chette aan u onder vier oogen, dat
zij haar meesteres heeft geholpen bij
het uit den weg ruimen van het lijk.
Als nu Hester Ransome alles hard
nekkig ontkent, wat dan?"
„Dan blijft mij nog de machtom
om haar zedelijk te vernietigenen
van die macht zal ik gebruik maken
als mij niets anders overblijft. Ieder
een zal 't weten, dat de vrouwdie
zich hier onder een valschen naam
gevestigd heeft, een valsche speelster
en giftmengster isal ontbreken dan
ook de getuigen om het schelmstuk
gerechtelijk te bewijzen. Ook dit kan
mij dienstig zijn om Hester Ransome
te dwingenmij de waarheid omtrent
het kind van Percival Claremont te
bekennen. Wanneer alleen dit doel
bereikt isheb ik immers reeds veel
gewonnen."
„De hemel helpe u om alles wat
nog in het duister schuilt aan het
licht te brengen," zeide West. „Ge
nade verdient Hester Ransome waarlijk
niet. Zij schijnt geen enkele goede
eigenschap te bezitten en de gering
ste barer misdaden is nog diewaar
mede zij het dagelijksch brood ver
dient. O, hoe wreed wordt niet de
menschdie uit misdaad een bestaan
maakt
Devereux en Louise Claremont
verlieten niet gelijktijdig des dokters
woning. Eerst verwijderde zich ma
dame Claremont en spoedde zich naar
de Duke-Street terug, daarna ging
Dare Devereux naar huiswaar Vida
eene musicale soiree hadweinig
vermoedendhoe spoedig de vulkaan
zou uitbrekendie haar leven kon ver
storen.
Den volgenden avond vertoonde
zich graaf de la Chaux weder in de
Duke-Street en het spel aldaar ging
levendiger en geanimeerder dan ooit.
Madame Merville won door valsch
spel van den graaf over de honderd
pond sterling en Hester Ransome
verkreeg op dezelde wijze een winst
van vijftig pond.
Toen de spelers zich verwijderden,
bleef do graaf toevallig het meest
achteraf en sloop eindelijk door nie
mand geziennaar de kamer van
Panchettewaar hij zich welbehage-
lijk op een stoel bij 't haardvuur uit
strekte.
„Wat is 't koud!" zei hij en
schoof zijn zetel iets dichter bij 't
vuur.
„Koud met zulk een dikken pels
aan V' vroeg Panchetteterwijl zij
't warme en kostbare kleedingst.uk met
bewonderend oog aanzag. En bij zich
zelf daeht zij
„Ik geloof, dat hij er warmpjes inzit,
die graaf, in alle beteekenissen van 't
woord!"
„Wat geeft een pels tegen inwen
dige koude, kind vroeg de la Chaux.
„Hebt ge hier nietsdat de maag ver
warmt?
„Of ik iets heb? Ik heb delici-
eusen Claretwijn. Ge kunt wel den
ken dat madame mij geen minder
soort wijn durft gevendan dien zij zelf
drinkt."
Zij ging naar een hoekbuffet en
bracht daaruit een flesch met twee
glazen te voorschijn, vulde de beide
glazen en op het oogenblik, waarin
zij zich omwendde, om de flesch in
't buffet te bergenwierp de graaf
bliksemsnel den inhoud van 't fleschje,
liera door dokter West gegevenin
een der glazen terwijl hij het andere
naar zich toeschoof. Panchette kwam
weer bij de tafel en zette zichzon
der het minste vermoeden te hebben
van hetgeen er gebeurd was, nevens
den galanten graaf.
„Op de liefste van uw geslacht!"
zei de graaf, het glas aan de lippen
brengend.
Panchette lachte eventjes en wierp
den inhoud van haar glas naar binnen,
alsof het water was.
De oogen van den graaf knipoogden
vol beteekenis, hij zelf lachte op
eigenaardige wijze en Fanchette dacht,
dat ze dat knipoogen en dat lachen
volkomen begreep.
„'t Is waarlijk een goed wijntje!"
zeidehij, „Madame Russell neemt niet
de minste soort, dat merk ik wel,
maar mijn kleine Fanchette zal spoedig
met vrij wat andere wijnmerken
kennis maken en dan zal zij eens
iets anders proeven."
„Ja, eiken dag champagne niet
waar?"
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERYEN LOOSJES, te Haarlem.