DOOR EIGEN KRACHT.
IIaar einde nadert.
Naar het Engelsch door M. E. Braddon.
2)
De fransche kamenier der dame was
met de zorg voor Sebastian belast, hij
sliep in een kooi boven de hareoch,
zoo'n aardig bedje, met een rond
raampje, (een zoogenaamde patrijs
poort) dat hij dikwijls aanzag voor het
oog van een reus, dat hem dag en
nacht begluurde, en hem schik aanjoeg.
Het schip was een stoomschiphem
was het voorgekomen als een rook
en vuur brakend monster, waarvan
hij zich maar geen begrip kon vor
men; dat dag en nacht altijd maar
door de golven vloog. Zelfs in die
dagen had hij reeds een onbegrensd
verlangen om alles te begrijpen wat
hij zag waarom de sterren schenen
en wat het eigenlijk waren waarom
en waardoor de golven zoo hoog op
liepen en dan dat vreemde lichten
van het water; waar eigenlijk het
einde der aarde was en waar doode
menschen heengingen.
Hij vroeg den matrozen ophelde
ring van deze en nog vele voor hem
onverklaarbare verschijnselen en zijn
trouw zwartje, dat een levendige
verbeelding bezat, antwoordde hem
volgens zijn Afrikaansche verbeel
dingskracht, versterkt door alle sprook
jes en legenden aan zijn ras eigen
zoodattoen Sebastian Caradec op
vierjarigen leeftijd te Havre aankwam,
hij vrij ver gevorderd was in ooster-
sche volkssprookjes, maar overigens
ook van niets afwist.
Daarop volgde de herinnering aan
een huis te midden van boomen en
bloemen niet zulke boomen en
bloemen als hij ginds in den indisclien
Oceaan gezien had. Alles was hier
op minder groote schaal en veel minder
mooi. Het huis was klein maar zag
er vroolijk uit. De tuinhoewel ook
vol bloemenwas zoo kleindat
Sebastian binnen tien minuten alles
gezien en onderzocht had. Toch was
dit dag aan dag zijn eenige troost
tenzij dat Lisettedo dienstmaagd
een groote wandeling met hem deed
naar die groote stad die niet ver af
waseen stad met onafzienbare stra
ten huizondie tot aan de wolken
schenen te reikenpaardenrijtuigen,
fonteinen winkels zonder eindeon
telbare massa's menscheneen voort
durende drukte, en het geluid van
trommen en trompettencavalerie op
prachtige paardenof kleine troepen
infanterie, voorafgegaan door een
reus met een vergulden staf in de
handgevolgd door mannen met wit
lederen voorschotendie twee aan
twee marcheerden. Daarop kwamen
de prachtigemet vier paarden be
spannen rijtuigen. De burgerkoning
regeerde nog in dat ouderwetsche
Parijs, en Prins Louis Napoleon was
nog de straatslijper van het West
Einde van Londenplannen makende
voor de toekomsten droomende van
een nieuw Parijs, waar hij meester
zou zijnvan een Parijseen en al
schoonheid en weelde, vroolijk en
schitterend als de kristallen stad van
Apocalypse. Wie was in staat te
doorgronden wat achter det onbewe
gelijke voorhoofd omging, dat mis
lukking, nederlaag, den vloek eens
vadersde verachting der wereld
gevangenis en ballingschap had ge
trotseerd en nog steeds voortstreefde
op den weg, die naar het verderf leidde.
De bevallige dame, die aan boord
van het schip was geweest, zat te
midden der bloemen onder de veranda,
zich met een waaier verkoelende en
sprekende met den rookenden heer,
juist zooals zij dat op het dek van
het stoomschip had gedaan. Hij was
een gezet manzeer donkermet
blauwzwart haar en zwarte amandel-
vormige oogen, en Sebastian haatte
hemwaarom wist hij zelf niet. De
man was nooit bepaald onvriendelijk
tegen den jongen geweest. Hij ne
geerde hem slechts. De vrouw was
dan eens vriendelijk en dan weder
wreed. Zij zou 's morgens met het
kind spelenom het 's avonds van zich
aftewerpen, zonder dat het haar reden
gegeven had om boos te zijn.
Lisette zeide, dat madame een goede
ziel, maar zich zelve dikwijls geen
meester was. Sebastian begreep niet
wat het beteekende, zich zelve geen
meester te zijn, en waarom zijne
moeder zoo veranderlijk was lief
en vriendelijkhem liefkozende des
morgensrood van boosheid en vuur
schietende oogen des avonds.
Zij reed dikwijls met den donkeren
heer in haar rijtuig; des namiddags
was zij gewoonlijk uit. Zij bezocht
wedrennen, reed in het bosch, dineerde
in een fashionable restaurant en ging
geregeld des avonds naar de opera
of de comedie. Haar toilet was een
punt van groote zorg, waaraan zij
met Lisette minstens een paar uur
besteeddewaarna zij beneden kwam,
gekleed in ruischende zijde of satijn,
een indische shawl over haar prach
tige schouders en met veêren gekapt.
Zij was elegant en schoonen haar
prachtig toilet betooverde den knaap.
„Mama, wat is u schoon^" riep hij
op zekeren dag uiten toen nam
zij hem in hare armen, kuste hem,
noemde hem haar kleine engel, en
nam hem mede om naar hare paarden
te ziendie prachtige goudvossen met
hun blinkend tuig, trappelend van
ongeduld. Sebastian had de paarden
dikwijls gestreeld en het rijtuig be
wonderd maar liij had er nooit in
geredennoch naast zijn moeder op
die gebrocheerde kussens gezeten.
Op zekeren dag vroeg hij om met
haar mee te mogen gaan en smeekte
er zoo dringend om als kinderen dat
kunnen om eene kleinigheid, als
gold het eene zaak van leven of dood.
De donkere man stond er bijen zij
keek hem vragend aanzooals eene
slavin dat haren meester doet.
„Mag ik hem niet meenemen?"
vroeg zij. „En waarom niet?"
„Waarom niet? Omdat ik dat rij
tuig niet gekocht heb om er he. jong
van een ander in te laten zitten.
„Jan," tot den knecht sprekende,
„neem dien sclireeuwleelijk mee naar
binnen en worg hem als hij niet
zwijgt. Gij hadt mijn raad moeten
volgen, en hem op Mauritius bij zijn
zwartjes moeten laten, daar zou hij
te huis zijn geweest, terwijl hij hier
iedereen in den weg is."
Iedereen in den wegDat was een
hard woordenhoewel Sebastian
nog niet ten volle zeven jaar oud was,
toen hij het hoorde, begreep hij het
en griefde het hem diep.
Na dien niet te vergeten dag, vroeg
hij nooit weer om in het rijtuig zijner
moeder te mogen zitten, hij kwam
nooit meer op de stoep, wanneer zij
uitreedstreelde de satijnen huid van
de paarden niet meer en keek hen
niet meer in die goedige, bruine oogen,
hetgeen hij vroeger zoo gaarne deed.
Hij schuwde voortaan die deftige
equipage en livreibediendenals iets
dat vervloekt was. Die mannen fluis
terden altijd zoo vertrouwelijk als zij
hem zagen en dat haatte hij. Lisette
was de eenige persoon in het geheele
huis, waarvan liij hieldmaar de tijd
zou spoedig komen, dat hij ook haar
niet meer zou vertrouwen.
Het kwam hem voor, dat hij reeds
ontelbare zomers en winters in dat
huis in het Bois de Boulogne had
gewoond. De geraniums en verbenas
en heliotropes en calceolariaste za-
men een massa van purper en goud
vormende, werden telkens vernieuwd,
de bladen vielen af en kwamen weder
terug, liet eentonige leven scheen
hem eindeloos. Hij was bijna negen
jaar oud, en nog niets anders dan
een luie, kleine vagebond in fraaie
kleeren. Hij kon bijna nog niet lezen,
hoewel Lisette beweerde hem onder
wijs te geven en men hield Lisette
als veel hooger te staan dan een
gewone kamenier. Maar in een huis
waar de meesteres zelve, alleen leefde
voor haar toilet en genoegen, en
buitendien een zekere kwaal had,
waarover slechts fluisterend gesproken
werd„van somtijds buiten zich zelve
te zijn"kon men niet verwachten
dat de kamenier vlijtig of ordelijk
was. Lisette ging als een dame van
stand gekleed in de afgelegde kle
dingstukken van Madame Caradec en
haar liefste bezigheid wasom in het
bosch of in de straten van Parijs te
drentelenonder voorwendsel den
jongeheer een luchtje te laten schep
pen. Sebastian moest veel van die
wandelingen makenzoodat hij al
spoedig die Parijsche straten haatte,
waar Lisette in alles de airs van
den echten flaneur nabootstedoor
voor allerlei winkels te blijven kijken,
naar straatmuziek te luisteren en de
aanplakbiljetten der schouwburgen te
bestudeeren.
Het huis in het bosch behoorde tot
die soort, welke men gewoonlijk een
„byou" noemt, en verdiende dien
naam beter dan de meesten der dus
genaamde huizen. Het was gebouwd
voor eene beroemde operazangeres
toen zij het toppunt van hare carrière
bereikt haden toen haar zon daalde,
had zij het verkocht. Het was iets
fraais in het genre Louis Quatorze,
want men had toen nog niet ontdekt,
dat alleen het genre Louis Seize
werkelijk liefelijk was. Het was een
klein huis van twee verdiepingen
de kamers wit met goud behangen,
terwijl de plafonds en deuren keurig
beschilderd waren met Cupidos en
bloemkransenspiegels waar men die
maar had kunnen aanbrengenoveral
verguldsel; sofasstoelen met Gobelin
weefsels. De kamers van de boven
verdieping kwamen allen .uit op een
breeden gang, die van boven licht
ontving en midden door het huis liep;
een wenteltrap leidde van hier naar
benedenzoodat elk geluid van daar
duidelijk boven kon gehoord worden,
in het kamertje waar Sebastian sliep,
naast de slaapkamer van Lisette.
Zoo gebeurde het op zekeren naeht,
dat hij uit zjjn slaap wakker schrok
door het geluid van stemmen beneden,
waar luiddreigendwoedend gespro
ken werd daarop volgde een honend
gelachen toen de gil eener vrouw.
Hij sprong zijn bedje uitvloog naar
de galerij en leunde over de vergulde
balustrade. Beneden in den gang be
vond zich niemand, de lantaren van
robijnkleurig glas, gaf een rozengloed
aan het marmeren aan den ijsbee-
renhuid, die onder aan de trap lag
hij hoorde nog steeds die toornige
stemmen, die uit het salon weer
klonken.
„Hoe is het mogelijk, dat ik mijn
lot heb kunnen verbinden aan zulk
een monster?"
„Gij zaagt veel geld, en dat trok
u aan!"
„Welk een laagheid, zoo iets te
durven zeggen!"
De woorden kwamen al snikkende
en met tusschenpoozengelijk giftige
pijlen in het aangezicht eens vijands
geschoten worden.
„Gij zijt niet te verzadigen een
bodemlooze geldput
„Een dobbelaar, een losbol!"
„Gij drinkt als een visch
„Drinken ohverachtelijke leu
genaar -drinkenGeen uurgeen
dag, wil ik zulke beleedigingen langer
verdragen. Hieren hieren hier
neem ze terug alles'. Uwe diaman
ten denkt gij dat ik nog waarde
hecht aan die prullen, afkomstig van
een man in staat
Dit werd gevolgd door een uit
barsting van snikkeneen vloek in
de basstem van een manhet open
slaan eener deur beneden, onzekere
stappen op de trapeen gestalte die
zich tegen Sebastian aandrongblijk
baar niet bemerkendedat hij daar
stond, zich vastklemmende aan de
balustrade.
„Adieu!" riep de basstem van be
neden; „vergeet niet, dat, als ik adieu
zeg, dit voor altijd zal zijn."
Yan boven werd niet geantwoord.
De waggelende gestalte was in de
slaapkamer van madame verdwenen.
Gesmoorde snikkenuitroepen van
toorn werden daar binnen gehoord
maar op die stem van beneden kwam
geen antwoord.
„Vaarwel dan, het is adieu," zeide
de stem en daarop weerklonken voet
stappen in den gang. De zware
buitendeur werd geopend en weder
gesloten met een slag, die door het
huis weergalmde, gelijk de laatste
woorden van een hoofdstuk in de
geschiedenis van een menschenleven.
HOOFDSTUK II.
Toen die buitendeur gesloten was,
gevoelde Sebastian iets alsof vrijheid
en veiligheid plotseling teruggekeerd
waren. De donkere man was weg.
Die onheilspellende oogen, die hem
zoo dikwijls toornig hadden aangezien,
waren buiten het huis. Zoolang de
man er binnen washad de jongen
in voortdurende angst en in gestadige
vrees geleefd voor hem en die blik
semende oogen. Hij was nu weg, en
do wijze, waarop hij vertrokken was
gaf te kennendat hij voor goed af
scheid had genomen.
Sebastian sloop door de halfgeopende
deur in de slaapkamer zijner moeder;
hij kroop over het dikke tapijt en
zette zich op de estrade, waarop het
ledikant stond een vorstelijke
slaapstede, groot, prachtig, schitte
rend gedrapeerd met amberkleurig
satijn, en zware, echte kant.
Hoe prachtig was die kamer in
het zachte licht der lampHet was
voor het eerst dat Sebastian er in
was. Van al de geheimen en wonderen
van dat huis was deze kamer de geheim
zinnigste geweest. Sebastian had nim
mer den moed gehad den drempel er
van te overschrijden. Hij had zijne
moedor gezien statigschitterend en
schoon als de godin eens tempels;
maar die tempel was voor hem gesloten,
en de knaadhet eene oogenblik ge
liefkoosd en liet volgende oogenblik
verstootenhad de natuurlijke ver
metelheid der kindschheid geheel ver
loren.
Maar dezen avond had zijne moeder
verdriet, en hij wilde haar zoo moge
lijk troosten. Hij klom op het bed,
sloeg de armen om haar heen en
kuste haar op de met tranen besproei
de wang. Zij mompelde eenige
onverstaanbare woorden en viel toen
in diepen slaap. Het kind stond zacht
jes van hare zijde op en ging op de
estrade zitten, het hoofd tegen het
bed geleund en verwonderd de kamer
rondziende.
Ja, het was prachtig: geheel in
den stijl van Versailles in de dagen
van den grooten koning; eene repro
ductie in hot klein van die kamer,
waarin de machtige Lodewijk ster
vende lag, met Madame de Maintenon
en al zijne hovelingen om hem heen
de laatste flikkering van dat uitgaande
licht afwachtende. De toilettafel, met
verspreid liggende juweelen temidden
van ivoren schuiers, een zilveren
handspiegelgeslepen kristallen fles-
schen, waaiers, juweelkistjes, enz.;
en eene garderobe met deuren van
marqueterie en ormolu. Alles was
kostbaar en meer of minder artistiek,
en de meesteres van al deze kostbaar
heden lag daar als een blok haar roes
uitteslapen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.