DOOR EIGEN KRACHT. Naar het Engelsch door M. E. Braddon. 3) De dagendie nu volgdenwaren de gelukkigsten van Sebastian's jeugd. Zijn moeder en Lisette vertrokken den volgenden morgen naar de zee kust en namen den knaap mede. Het was Augustus en prachtig weder. Zij begaven zich naar Dieppe in een hotel met uitzicht op zee, zaten het grootste gedeelte van don dag aan strand en maakten verder rijtoertjes in den omtrek, dineerden te zamen in een vriendelijke balkonkamer aan den zeekantwaarna Sebastian te bed ging en rustig insliepvermoeid door de frissehe zeelucht en -gelukkig bij de gedachte van door zijne moeder bemind te wordenterwijl Madame Caradec en Lisette naar het Casino gingenwaar de dame dobbelde en de kamenier toekeek. Deze genoegelijke, kalme tijd duurde ongeveer veertien dagen, want toen had Madame Caradec al haar geld verspeeld of verteerd. Zij keerde terug naar Parijsin de verwachting haar minnaar terug te zienknielende aan hare voeten en vergiffenis vragende voor het haar aangedane onrecht en niet buiten haar kunnende leven. In plaats hiervan vond zij een verkoop- billet aangeplakt op de muren van haar byou villa. Deurwaardersklerken waren als bewaarders gesteld van al de grootheiddie zij in naam bezeten had. Do deur van het tooverpaleis in het bosch was voor goed voor haar gesloten. De slag was zwaar en trof diep. Nog steeds in den bloei harer schoon heid had Madame Caradec tot op dit oogenblik gemeend, dat zij een on begrensde macht over haar slaaf kon uitoefenen. Yan het oogenblik dat zij op Mauritius aankwam, gevoelde zij zich vroolijk en gelukkigontsnapt te zijn aan het juk van een echtgenoot, dien zij haatte, en samen te zijn met een minnaar, dien zij aanbad. Maar nu verscheen Laurent Deschanel,de rijke creooldie haar zoo zeer be wonderde. Hij was haar als een scha duw gevolgd, had geduldig alle schimpscheuten aangehoord, en de beleedigingon verdragenwelke een trotsche en hartstochtelijke vrouw dubbel gevoelig ten gevolge harer valsche positie, een man kon toevoegen, die aan hare standvastigheid durfde twijfelen, die het waagde haar voor- testellen een minnaar te verlaten, voor wien zij haar te huis en haar vaderland had opgeofferd. Zij had om zijne liefde gelachen en om alles wat hij haar aanbood een fortuin juweelen eene positie, zooals Lucien Rochefort haar nooit zou kunnen geven. Toen kwam het bloedig einde van hare gelukkige dagenen zij was alleen in een verwijderde kolonie zonder vriend of raadsmanuit de maatschappij gebannen door haar zondig gedragen zoo goed als zonder geld. Laurent Deschanel maakte van deze gelegenheid gebruik. Een maand na den dood van Lucien, toen Madame Caradec al het bittere van verlaten te zijngevoeld hadverscheen hij in een geheel ander karakter hij kwam als trooster, raadgever en vriend; hij bood haar de vrije beschikking over zijne beurs aan, juist toen zij al de ellende begon te gevoelen van in een vreemd land zonder geld te zijn. Zij ontving hem niet over beleefd, maar nam het aanbod aan van over zijn beurs te beschikken en een maand of zes later verliet zij het eilandwaar hare tegenwoordig heid ergernis wekteals de maitresse van Laurent Deschanel. De man aanbad haarmaar hij was een Creool, bedeeld met alle ondeugden aan dat ras eigen. Zij leefden er vroolijk op los, geen hoogere wet erkennende dan hun eigen genotgeen hooger doel dan te genieten. Voortdurend hadden zij twist, gevolgd door ver zoening, en meermalen waren die twisten even hevig geweest als die laatste oneenigheid, toen Monsieur Deschanel uitgeroepen had: „Adieu! voor altijd." Coralie meendedat ook deze twist eindigen zou zooals vroeger, en dat Laurent na eene afwezigheid van een paar weken zich demoedig aan hare voeten zou werpenhij zoude dan gevoeld hebben, dat voor hem geen leven zonder haar bestond. Madame Caradec wist niet, dat reeds sedert eenigen tijdhare boeien den slaaf begonnen te knellenen dat een afgod die te veel fine-cham- pagne en chartreuse drinkten dan zenuwachtige attaques van wanhoop krijgtpratende over de hardheid van haar lot en het verlies harer eer, den aanbidder spoedig verveelt. Zij werd op eens uit haar droom, van heerscheresse te zijngerukt, om te ondervinden,dat zij eene verworpelinge waszonder vrienden in de straten van Parijs en voor het eerst van haar leven had zij de naakte werkelijkheid voor oogen. Meesteresse en kamenier overlegden te zamen wat hun te doen stond en na veel heen en weer rijden in een fiacre, vonden zij eindelijk kamers in een min of meer vervallen hotel in de Rue St. Honoré. De kamers waren duur het ameublement erg opzichtig en Sebastian kon zich overal bekijken in de vele aangebrachte spiegels. Het scheen hem toe, dat de meubelen voornamelijk bestonden uit spiegels en ormolu pendules. Waar hij ook ging, hij hoorde overal het eentonige tik, tak, tik, tak. De straat was nauw, en de met zware gordijnen behangen ramen lieten heel weinig licht door. Alles was zoo ge heel anders dan in het liefelijke huis daar ginds in het bosch. „Mama," riep Sebastian uit, zich aan haar satijnen japon vastklem mende, „wanneer gaan wij weder naar huis „Nooit," antwoordde zij op dien schorrenafgebroken toondien de knaap maar al te goed kende. „Wij hebben geen te huis." Hierna kwam op nieuw eene veran dering. Het scheendat zij steeds aan het verhuizen waren. Lisette bezorgde alles. Madame verliet hare kamer zelden voor laat in den namiddag. Op zekeren tijd bewoonden zij kamers in de Champs Elyséesmooie kamers maar wel wat laag van verdieping, met een entresol, uitzicht gevende op een kleinen tuinwaar Sebastian in eenzaamheid kon spelen. Wanneer het mooi weer was, ging hij uit met Lisette en zag dan de illuminatie hoorde de muziek in een naburigen tuin en speelde met vreemde kinderen, terwijl Lisette het druk had met haar vele kennissen. Zijne moeder was des avonds bijna nooit te huis. Hij zag haar nu nog minder dan onder de heerschappij van Deschanelhoe streng- dat régime ook geweest was. In deze periode van Sebastian's leven zag hij steeds nieuwe gezichten, waarmee hij nooit gemeenzaam werd en die hij haatte. Onder anderen was er een dik, oudachtig heer, met grijze knevelsdie eenige macht scheen uitteoefenen, en waarmede Sebastian's moeder dikwijls hevigen twist had die deden denken aan de scène in den tuin der villa. Hij verdween toen zij de Champs Elysées verlieten en van toen af werd hun verblijf hoe langer zoo armoediger, tot dat Sebas tian op zekeren nacht met geweld wakker werd geschud, haastig werd aangekleed en in eene fiacre werd gezet om op een grauwen wintermor gen te ontwaken in een ongezellige, bijna ongemeubeleerde kamer met witte muren. Zulk eene kamer had hij nog nooit gezien. Het had veel van een cel in de gevangenis. Er was niets te zien dan een klein ijzeren ledikant en een matten stoel. Hij stond opklom op den stoel om naar buiten te kunnen zienmaar schrok toen hij de binnenplaats beneden hem zag. Hij bevond zich op de zesde verdieping; tegenover hem waren een massa ramen met allerlei vodden in plaats van gordijnen behangen, goed dat te drogen hing, en meer van die bepaalde teekenen van armoede die Sebastian nog onbekend waren. Hij werd angstig. Waarom jhad men hem hier gebracht? Allerlei gedachten aan kinderdievenverhalen die Lisette hem lange winteravonden gedaan hadkwamen hem voor den geest. Hij was gestolen in den vori- gen nacht, toen hij te slaperig was om te wetenwie hem de trappen had afgedragen en hem in eene fiacre had gezet om hem naar deze ellendige kamer te brengeneene bewaarplaats voor gestolen kinderen. Hij was op het punt om ademloos van angst de kamer uittesnellentoen hij eene hem bekende stem hoorde. Het was Lisette, die het nieuwste volksliedje zong: „Faut pas fermer l'oeilJaLisette was in de kamer daarnaastwaartoe eene deur toegang gaf uit zijn cel. Hij rammelde aan die deur die gesloten was en Lisette deed open en liet hem binnenkomen in een ongezellige kamer, schamel gemeubeleerd met eene tafel, eene commode met een gebarsten marmeren bladeen oude vergulde pendule die reeds sedert jaren niet meer liepeen armoedig ledi kant in een hoek en een paar matten stoelendaaraan grensde een kleine kamer voor Madame Caradec, die haar eigen hol moest hebben om daarin den halven dag te slapen. Op de tafel stond het ontbijtarmoedig ge noeg; een roodsteenen komfoor met een gebarsten koffiepot zonder oor, alles even armoedig. Sebastian wist niet, dat zijne moeder en haar ver trouwde dienstbode voortdurend op crediet gekocht hadden en dat deze plotselinge val tot volslagen armoede, het natuurlijk gevolg was van de weigering der winkeliers om verder te borgen. Sebastian kwam deze ver andering vreemd voormaar hij was geen bedorven kindje; liij was niet gewenddat men aan hem dacht of zijne wenschen voorkwam. Hij was zijn leven lang een verschoppeling geweest, dan eens gestreeld en dan weder afgesnauwd, al naar den wil zijner eigenaars; hij at zijn stuk brood zonder boter met een kop koffiezonder het te wagen om Lisette naar de oorzaak dezer plotselinge ver andering te vragen. Langzamerhand gewende de knaap aan deze armoedige levenswijze. De winter duurde langtreurige dagen droevige, vervelende avonden, want zijne moeder en Lisette waren nooit te huis. Die eentonige winteravonden bracht hij eenzaam door, opgesloten in die ongezellige kamerluisterende naar alle geluiden, die hij hoorde in die smerige barak waar hij woonde, schreeuwen, razen en tieren van dronken lui, zingen, het gegil van kinderen vechtengooien met meu belen, ruwe stemmen, die allerlei gemeene liedjes uitschreeuwden en bij wijze van afwisseling nu en dan een bezoek van de politie. Onder die omstandigheden ging zijn tiende verjaardag voorbij, niets geleerd hebbende want reeds lang had Lisette hare taak als onderwijze res opgegeven en zich ongelukkig gevoelende, denkende: „ware ik maar niet geboren." Zijne moeder en hare gezellin had den een betrekking gevonden aan een schouwburg in de buurtwaar werk lieden met hunne vrouwen kwamen, en waar dus op kunst niet gelet werd. De schoonheid van Madame Caradec en de onbeschaamdheid van Lisette waren hun eenige verdiensten bij de dramatische kunst. Madame Caradec was geëngageerd als figurante in tooverballetten. Zij behoefde niets anders te doen dan te blijven staan waar zij geplaatst werd, als nimf, gekleed in doorschijnend zilvergaas. Lisettedie veel slimmer washad sprekende rollenen was vooral ge wild om de wijze, waarop zij allerlei triviale liedjes voordroeg. Sebastian mocht het theater, waaraan zijn moeder verbonden wasniet be zoeken. Voor hem was het iets ge heimzinnigs maar liij hoorde de beide vrouwen des avonds laat er over spreken, wanneer zij met volle glazen, gevuld met een amberkleurig vocht lachende bij elkander zaten. Dat duurde tot in den vroegen morgen want slapen kon hij niet, daartoe had hij te weinig beweging in de frissehe lucht. Op die wijze ging het den geheelen winter door. Des Zon dags sliep Madame Caradec den geheelen dag, of zij stond vroeger dan gewoonlijk op, kleedde zich in haar beste japon en ging dan met Lisette uit. Sebastian wist niet waar zij heen gingen of waarmede zij zich amuseerden, alleen hoorde hij des avonds wel eens praten over al het lekkers dat zij gegeten en gedronken hadden. De beste ldeederen zijner moeder begonnen er erg sjofeltjes uittezien. Het satijn van het lijf was afgesleten en de mouwen begonnen te rafelen. De indische shawl was geheel verkleurd en overal gestopt door Lisette, die tegenwoordig met Madame te zamen slechts één garde robe hadbestaande uit dein vroegere dagen weggeworpen kostbare japon nen. Een groot gedeelte dezer fijne zaken waren naar „tante" gebracht, maar er bleef toch nog genoeg over om van de kamenier evengoed eene dame te maken als Madame zelve was. Het werd lente. Maartsche buien koude winden die in die groote barak met zijn honderd kamers zoowel door de wanden als door de vloeren drongen; alles was even smerig, de trappen, de muren, de portalen, zoodatiedereen, die zich daar waagde, ondervinden zou, dat hij niet ongestraft of onbesmet daar een bezoek kon brengen. Er waren geen luiken noch gordij nen om de winterkoude buiten te sluiten. De oostenwind huilde en floot door de gangenals door een bergpas. Madame Caradec verklaarde, dat een hevige verkoudheid, die zij met Kerst mis had opgedaannooit beter zou wordenzoolang zij in dat hol moest blijven, en werd erg boos, wanneer Lisette als hare meening te kennen gaf, dat het wel over zou gaan als zij het brandewijn drinken wilde laten. „Waarom drinkt gij het dan zelf als het vergift is?" vroeg zij. „Ik neem nu en dan maar eens een slokje om u gezelschap te houden," antwoordde Lisettewat echter niet waar was, hoewel de meid door hare meesteres aan den drank was gebracht. Die ruwe maand Maart deed Ma- dame's hoest veel verergerenzoodat zij genoodzaakt was haar ontslag te nemen en haar twintig francs per week aan het theater op te geven, even goed als haar Zondagspartijtjes op de boulevards of in de voorsteden. Zij zag bleek met ingevallen wan gen hare oogen hadden een onna- tuurlijken glans. Zij deugde niet meer voor figurante. Lisette, die als soubrette eenigen naam gemaakt had, was nu de eenige kostwinstermaar met haar dertig francs per week kon men niet ver komen. Yoordat de maand Maart uit washadden zij alles naar de lombard gebracht', tot zelfs Madame Caradec's laatste satijnen japon, haar indische shawl en ook haar hoed met die prachtige mara- boutveer. Haar bleef niets meer over dan eene ochtendjaponmaar aange zien zij zeer zelden haar bed verliet, kwam dit er minder op aan. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ER YEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6