DOOR EIGEN KRACHT. Naar het Engelsch door M. E. Braddon. 6) Het maal bestond uit hard brood met oude kaas en cider, maar het was er vroolijkde stemming was er gul en prettiger dan in die deftige, met zwart eikenhout beschoten kamer, met die gebeeldhouwde meubelen en al het schitterende zilver en oud Rouaansch porceleinwaar zijn vader huisde. Langzamerhand werd het een vaste gewoonte dat Sebastian met de dienst boden at. „Hij vindt het prettiger," zeide zijne stiefmoeder op eene aan merking van den ouden geestelijke. „Het grootste gedeelte van den tijd bracht hij buitenshuis door, op alle uren van den dag te huis komende met modderige laarzen en gescheurde kleederen. Hij was nooit in een toe stand om in een salon of eetzaal te verschijnen. En hij heeft niet meer manieren dan een dier akelige koeien, die ik hier in deze verfoeielijke streek altijd moet tegenkomen." De abt zuchtte en haalde de schouders op. Hij had geen vertrouwen in eene vrouw, die goed vond, dat de eenige zoon van haren echtgenoot met de dienstboden at, die niet van koeien hield en de landelijke wegen van de romantische streek niet bewonderde. Hij nam de eerste gelegenheid de beste waar, om er den vader over aantespreken. Maar hier vond hij geen goed onthaal. De graaf keek zoo zwart als de nacht bij het noemen van den naam zijns zoons. „De jongen is een geboren vagebond, een halve wilde, die zich zelfs niet door mijne vrouw wilde laten temmen," zeide hij toornig. „Laat hem dus zijn eigen gang maar gaan." „Gelooft gij dat Madame la Com- tesse den jongen begrijpt, en dat zij werkelijk moeite heeft gedaan om hem te temmen?" vroeg de priester. Ik vind hem nog al beleefd Monsieur Caradec grimlachte sar castisch. De abt was zelf te veel boer om over meerdere beschaving te kunnen oordeelen. „Mijn goede vader Bressant, als gij van den jongen houdt des te beter," antwoordde hij. „Laat hem zijn eigen gang gaan en zich ophouden met de menschen waarbij hij zich te huis gevoelt. Waarschijnlijk gaat hij met een paar jaar onder dienst en dan zal de discipline van het garnizoens leven er de ruwe kantjes wel af slijpen." Hieruit kon men opmaken dat Graaf Caradec er zich weinig om bekommerde wat er van zijn oudsten zoon werd, mits dat hij en zijn zwakke vrouw maar geen last van hem hadden. Adèle was vijf jaar gehuwd en had haren echtgenoot twee zoons ge schonken hoewel zij gewoonlijk suk kelend waszonder dat zij een bepaalde kwaal had. Zij had de beroemdste geneesheeren van Rennes en Parijs geraadpleegd, behalve dat zij geregeld onder behandeling was van den familiedokter van Avranches. Men kon voor haar kwaal geen naam vinden en er geen medicijnen voor geven; de faculteit verklaarde dat haar organisme gezond was, en er niets scheelde aan longen of lever. Het eenige wat er aan haperde was, dat zij zich zelve ziek waande. „Ma dame s'écoute trop"zeide de dok ter te Avranches. Zij was voortdurend zenuwachtig en terneergedrukt. Nu zij meesteresse was van een fraai oud kasteel in een rustige landstreek met een aantal bedienden om op hare wenken te vliegen, een echtgenoot die haar aanbad, was do elegante Adèle hypochondrisch gewordenhet eenige middel om zich nog te kunnen amuseeren. Zij droeg elegante och tendtoiletten en lag den geheelen dag op de sofa. Haar man moest haar bedienenhaar reukfieschje met vlug zout zoekenwaaiers en voetkussens aandragen; in een woord, hij was, zooals men dat noemt, bijna den geheelen dag „in het touw". Zij was de deugd in eigen persoonmaar zij was niet de aangenaamste levensge zellin voor een man. Zij maakte zich nooit boos; maar gevoelde zich dikwijls zoo ziek, dat zij liever had dat niemand tot haar sprak; zij was zoo zenuw achtig dat een voetstap op den parketvloer haar deed opschrikken. Het was dus niet te verwonderen dat zulk een gevoelig vrouwtje be zwaarlijk de tegenwoordigheid van een stiefzoon kon verdragendie te huis komende een stallucht of nog erger, den geur van bunsings of dergelijk gedierte meebracht. Wanneer men Adèle aan hare intieme vriendinnen hoorde vertellen van de pijnen en gevaren van het kraambed, dan moest men zich ver wonderen dat de wereld nog bevolkt was. „Maar ik ben ook zoo zwak," zeide zij dan, „gij kunt mij wel om blazen." Zij was veel te zwak om hare kin deren zelf te zogen, of die zorgen voor hen te hebben, die het genot uitmaken van gewone moeders. Ma dame Lanion zond haar eene min die het kind eener hertogin had op gevoed. Geen ruwe boerenvrouw uit den omtrek kon men aannemen als min voor de kinderen van Adèle uit vrees dat zij even onbeschoft en ruw zouden worden als hun stief broeder. De Parijsehe min was een lieele dame en nam in de keuken te Pen-Hoël ondragelijke manieren aan. Raymond Caradec zag dat de geheele inrichting zijner huishouding- veranderd werddat de uitgaven bijna verdubbeld warendoor de be palingen zijner vrouw, maar hij be klaagde zich niet. Hij bewonderde Adèle om de hoedanigheden die haar zoo zeer onderscheidden van de vrouw die hem bedrogen had. Hij keurde alles goed wat zij deed, verdroeg hare kuren en nukken, aanbad de kinderendie zij hem geschonken had, behalve in zijn gedrag ten opzichte van Sebastian. Het was nu zoover gekomendat zijn zoon al het bittere dier verwaar- loozing gevoelde. Het ongedwongen vrije leven, de bossclienhet strand, de rotsen en de zeede boerende priesters, de komiezen hadden voor hem nog niets van hunne aantrekke lijkheid verloren. Hij had volstrekt geen verlangen om een saletjonker te worden, bij den haard een roman te lezen, of onthaald te worden op de harpmuziek van Madame Caradec; al die luxe wilde hij gaarne ontberen, al had hij er, als de zoon van een rijk man, ook het volste recht op. Hij verlangde niets meer dan de liefde zijns vaders, zijne hem toekomende plaats als erfgenaamen vroeg zich dikwijls af, wat hij toch misdaan had, om zoo door zijn vader te worden miskend. Ook hij had de trots van het ras waaruit hij sprootde beleedigde trots bovendien van iemand, die, van geen kwaad bewust, den scherpen angel der onrechtvaardigheid in het hart voelt. Hij kon niet huichelennoch vleien. Hij wachtte, met het geduld van een hond, op den dag dat zijn vader tot het bewustzijn zou komen van het onrecht dat hij zijn zoon aandeed en uit zich zelf daarover zou spreken. Onder deze omstandigheden gebeur de er iets dat den bodem insloeg aan alle hoop op verzoening tusschen vader en zoon. De beide jongens van drie en vier jaar oud hielden veel van Sebastian, hetgeen Mevrouw Caradec verschrik kelijk hinderdemaar waaraan zij niets kon veranderen. Hare zoontjes hielden meer van den stiefbroeder dan van haar. Het was te vergeefs dat zij hen in fluweel kleedde en met letters uit ivoor gesneden liet spelen. Zoodra zij de kans maar schoon zagen liepen zij naar de stallen en speelden daar haasje over of kopje duikelen, om terug te keeren met gescheurde of bemorste, naar den stal riekende kleederen. Het was |te vergeefs of zij verklaarde dat ponies en ezels gevaarlijke dieren waren en het klim men op hooibergen voor jongeheeren niet te pas kwam. Op driejarigen leeftijd reden zij op het losse paard en klommen op ladders en in boomen. De sukkelende moeder verliet zelden hare slaapkamer voor het middaguur, en lag dan den geheelen dag op de sofa, om er niet voor 's avonds op te staan en zich naar haar slaapvertrek te begeven. De Parijsehe bonne, die de min was opgevolgdwas veel te veel dame om hare plichten waar te nemen, zoodat de jongens precies deden wat zij wildenen meest altijd in het gezelschap van Sebastian waren, die wederkeerig hen ook gaarne mocht lijden. Hij sneed hengels voor hen en ging dan verre tochten met hen doenwaarna zij met volle manden terugkeerdenvast geloovende ook het hunne tot de goede vangst te hebben bijgedragen. Bij alles wat hij deed vergezelden zij hem, zij stonden naast hem als hij bezig was konijnen- vallen vogelknippenenz. te maken, in welke kunst hij het volgens de boeren uit den omtrek tot een on geëvenaarde hoogte had gebracht. Hij bouwde een windmolen voor een der kleine pachtersdie daarvoor sedert jaren hout had opgezameld en die nu zelf te oud was om het werk te ondernemen. Sebastian's windmolen was een der wonderen van het dorp. Zijn populariteit verdubbelde er door, en Raymond hoorde van eiken dor peling, met wien hij zich verwaar digde te spreken, niet anders dan met den grootsten lof van zijn oudsten zoon gewagen, maar het waren er niet velen die het voorrecht genoten van door den graaf van Pen-Hoël te worden aangesproken daar hij zich verre boven zijne vazallen verheven achtte. Madame Caradec klaagde voort durend over den slechten invloed, dien het gezelschap van den stief broeder op haar beide kinderen had. Zij zouden even ruw en onbehouden opgroeien als Sebastian dorpsboeren worden evenals hun broeder. „Gij ziet Sebastian zoo weinigdat gij moeielijk kunt beoordeelen of hij lomp of beleefd en welgemanierd is," antwoordde Caradec, min of meer scherp. Bij dit wreede antwoord smolt Adèle in tranen en zonk, bijna flauw vallende, in hare donzen kussens. Zij kon er niet tegen onvriendelijk behandeld te worden door iemand dien zij liefhad; zij kon en mocht zoo scherp tegen anderen zijnals zij maar verkoos, maar een hard woord tegen haar, deed haar even zeer aan als de stormwinddie een teederen bloemstengel dreigt te zullen breken, en Raymond Caradec was steeds het slachtoffer dezer kuren en dadelijk bereid om excuus te vragen voor elk hard woord. Zijn zwakke, zelfzuchtige vrouw had een onbe grensde macht over hem. Te vergeefs dacht hijdat zijn oudste zoon toch eigenlijk niet behoorlijk behandeld werddat de schuld aan beide kanten waseenige tranenen een klagende blik van het mooie, jonge vrouwtje, deden alle plannen in duigen vallen. „Gij zijt niet altijd hier gij ziet het niet" mompelde zij beteeke- nisvol; en op zulke losse gronden begon Raymond te gelooven dat zijn zoon brutaal tegen zijn ziekelijke stiefmoeder waszoodra hij de mees ter, niet te huis was. Hoofdstuk IY. De eerste stap op dek breeden levensweg. Hieruit volgde, dat, hoewel de kleine broertjes gezond en flink op groeiden in het gezelschap van dien grootendonkeroogigen knaap Ray mond Caradec toegaf dat de omgang van Sebastian gevaarlijk voor de kinderen wasen toen hij op zekeren herfstavond zijne vrouw in tranen vond, wegens het lange uitblijven harer kinderen, was hij woedend op zijn oudsten zoon als de oorzaak dier tranen. „Sebastian is dadelijk na het ont bijt met hen uitgegaanhoewel Marie zeide dat het te koud voor hen was fluisterde Adèle. „Te koud! maar vrouwtjelief het is prachtig weer." „Nu ik weet alleen dat ik den geheelen dag huiverig ben," ant woordde zijne vrouwhaar witte handen bovenhet haardvuur houdende, als om die te verwarmen. „Maar buitendienkoud of nietSebastian heeft die lieve kinderen den geheelen dag van huis gehoudenen niemand weet waarheen hij ze gebracht heeft of wat er van hen is geworden." Hierop barstte zij in snikken uit alsof het best mogelijk was dat Sebas tian hen ver in het bosch had ge bracht om hen daar aan hun lot over te laten. Het was het seizoen van afge vallen bladeren en roodborstjes. „Mijn lief, goed vrouwtje, maak u toch niet ongerustsmeekte Cara dec zich over de stoel zijner vrouw buigende, „Ik houd het voor zeker, dat de jongens zich in het dorp vermaken of in een 'of andere boomgaard in den omtrek." „Zij zijn in geen velden of wegen, uren in 'den omtrek te vinden. Ik heb overal heen gezonden om hen te zoeken, zelfs boden te paard. Het schijnt dat Sebastian de ezels voor het kleine wagentje heeft gespannen, en een mandje met provisie en een flesch wijn heeft meegenomenbene vens jassen en doeken alsof hij mijne lievelingen wilde ontvoeren, om mij nooit, nooit, nooit weer te zien!" Op nieuw een stortvloed van tranen en zenuwtrekkingeneen verschijnsel dat door haar geheele omgeving ge vreesd werd. „Hij heeft de jongens voor een pic-nic meegenomen, om hen genoegen te doen," zeide Caradec, toen zijne vrouw een oogenblik bedaarde, „het is immers niet de eerste maaldat hij met hen uit rijden is." „Een pic-nic in zulk wederbijna einde October!" zuchtte Adèle, „en dan heb ik gehoord dat hij hout en lucifers heeft meegenomen. Hij is een booze geest." Op deze wijze ging zij voort, terwijl het steeds donkerder werd. Het werd nog erger toen de lampen werden aangestoken, zoodat Raymond zelf ongerust werd. Naar alle zijden wer den menschen uitgezondenmaar het was zoo goed als nacht, voordat de familie eenige tijding omtrent de drie jongens ontving. Een der bereden boschwachters bracht toen de tijding dat de kleine ezelwagen den vorigen ochtend op het strand bij St. Michel gezien was. De kinderen hadden dus ongetwijfeld den nacht in de vesting doorgebracht. Toen de boschwachter dit bericht hoordewas het hoog wateren in plaats van met een boot uittegaan om hen te zoekenhad hij begrepen beter te doendoor zijnen heer te vertellen wat hij wist. [Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6