wordt liet bloed des volks aan beide zijden gestort. Laat ons eerst de soldaten aanspreken. „Weg met de vijf-en-twintig francs!" schreeuwden eenige blouses op den hoek der rue St. Marguerite, spottenderwijs doelende op het salaris der afgevaardigden. Baudin keek hen vastberaden aan, van zijne plaats op de barricade. „Gij zult zien hoe één man voor vijf-en-twintig francs kan sterven," zeide hij. De twee afdeelingen soldaten kwamen nu in het gezicht der bar ricade, en in de verte zag men de bajonetten van nog meer troepen schitteren. Langzaam, met geregelden pas, naderden zij, en toen zagen de ang stige bewoners, die door de spleten hunner gesloten luiken loerden, een treffend edel schouwspel. Zeven vertegenwoordigers van het volk, zonder eenig wapen behalve hun officiëele sjerp, kwamen voor de barricade de troepen te gemoet, die hen met gerichte geweren afwachtten, terwijl de anderen op de barricade hadden post gevat met Baudin op den omnibus, zoodat de bovenste helft van zijn lichaam aan een aanval was blootgesteld. Nu volgde een gesprek tusschen Schoelcher en den kommandeerenden officier beiden spraken vastberaden, onverschrokken. De republikeinsche senator sprak over het geweld der wetten aangedaan en eischte van den militair om de constitutie te eerbie digen. De soldaat kende geen andere wet dan de orders zijner superieuren. „Mijne heeren afgevaardigden," zeide de kapitein ten laatste, „ga terug, of ik geef bevel om te vuren." „Vuur!" riep een van de zeven, waarop even als te Fontenoy de ver tegenwoordigers van het volk het hoofd ontblootten en zwijgend op de gevelde geweren staarden. „Chargeert!" kommandeerde de kapitein er ontstond een voorwaart- sche beweging; maar de soldaten huiverden er van om deze ongewa pende menschen te verwonden of te dooden, ten eerste waren zij de afgevaardigden van het volk en ten tweede waren zij weerloos. Er werd geen slag geslagen, geen schot gedaan, totdat door een ongelukkig toeval de punt eener bajonet Schoelcher raakte, waardoor diens sjerp scheurde. Dit werd op de barricade gezien, en een der Rooden, meenende dat zijn makker in gevaar was, schoot den soldaat door het hart. Het was een loteling, een jongeling van achttien jaar. Dit ongelukkige schot was het sein tot een salvo door de soldaten zij bestormden de barricade en namen die, terwijl Baudin gedood werd. Men gelieve optemerken, dat de soldaten zij die den volgenden dag zouden moorden en plunderen tot op dit oogenblik zeer bedaard waren. Zij maakten geen gevangenen, maar lieten de verdedigers der barri cade een goed heenkomen zoeken. Tot heden was het leger onberispelijk, maar de manschappen waren ook nog nuchter. Het geld, dat met kwistige hand onder de soldaten was rondgedeeld, was nog niet verteerd, aan het vloeibaar vuur, dat later zoowel veteranen als recruten tot razenden, moordenaars, ware duivels zou maken. Hoofdstuk XII. „Qd'on execute mes ordres Ishmael behoorde tot de laatsten die het tooneel van dien korten, hevigen strijd verlieten. Hij hielp den stervenden Baudin naar het hos pitaal van St. Marguerite vervoeren. Hij was een dergenen die het lijk van den jeugdigen soldaat uit de modder voor d<? barricade opnamen: een slank jeugdig zelfs jongensachtig persoon, de grijze kapotjas tot aan den hals dichtgeknoopt, een roode vlek op het hart toonde de plaats waar de kogel getroffen had. Nadat dit droevige werk was afgeloopen, wandelde Ishmael de voorstad rond, ontmoedigd, getroffen door het ge zicht dier twee lijken, waarvan de één, zoo vol vaderlandsliefde, door hem dikwijls bewonderd was om zijne welsprekendheid. De worsteling was pas begonnen een zwak, hopeloos begin en reeds was een der braafsten en dappersten onder de kampvechters voor de Vrij heid gevallen Sedert den dood zijner moeder tot op heden, had Ishmael geen lijk gezien. Hij keerde van het hospitaal terug in een droomerige stemming en nauwelijks acht gevende op het geen hem omringde. De geesten dier twee onbewegelijke op hunne hospi- taalkrib liggende mannen waren vertrokken naar de overzijde van den Rubicon, naar die in schaduwen gehulde, geheimzinnige, door geen mensch bezochte streek. Eu wanneer de strijd tusschen den despoot en het volk werd voortgezet, wie kon weten, hoevelen er nog zouden vallen zooals Baudin gevallen was „Wie zou het iets kunnen schelen als ik naast Dr. Baudin lag vroeg Ishmael zich zelf af, zijn breede schouders ophalende. „Mijn vader zou waarschijnlijk nooit te weten komen wat er van mij was geworden, en indien hij het hoorde zou hij het zich al zeer weinig of in 't geheel niet aantrekken. Mijne stiefmoeder zou verblijd zijn; en mijne broertjes arme kleine jongens zij zijn jong genoeg om mij nu reeds te hebben vergeten. Op hunnen leeftijd is een jaar, een heele tijd, en het zou te veel gevergd zijnte verwach ten, dat zij na eene zoo langdurige afwezigheid nog aan mij zouden denken. In de rue de la Roquette ging hij een winkel binnen om een glas wijn te drinken. Toen hij de deur weder uitkwam, liep hij bijna tegen een ouden man aan, wiens gelaat hem bekend voorkwam, hoewel hij zich toch niet herinneren kon wanneer hij hem ont moet had. De andere was beter op de hoogte en herkende Ishmael dadelijk. „Goeden dag, burger; er gaan groote dingen 0111 bij de heeren met sjerpen," zeide hij, „maar wij ver langen niet meer naar barricades in de voorstad hebben wij genoeg van vechten. Wij wenschen een rustig leven en behoorlijk loon voor ons werk, om ongestoord ons glas wijn te kunnen drinken." Nu herinnerde Ishmael zich den man, den ouden trolleur, Paquerette's grootvader. Hij had reeds te veel gedronken, hoewel het nog geen middag was, en verkeerde in die vroolijke stemming, door den Parijze- naar betiteld, alsbien, poivré, allumé, bon zig. Ishmael zoude hem liever na een korten groet zijn voorbij gegaan, maar de oude man greep hem bij den arm. „Als gij een fijne flesch geeft, of anders een glaasje fine champagne, bij voorbeeld, dan ben ik je man," zeide hij, „laten wij als goede kame raden eens samen drinken. Ishmael was niet in eene stemming om zelfs aan dezen ouden vagebond een dronk te weigeren, en zeide„ik zal heden ochtend niet meer drinken, maar wil gaarne betalen voor 't geen ge wilt bestellen." Het was meer om iets van Puque- rette te hooren, dan wel beleefdheid tegenover den ouden man, dat Ishmael bewoog het wijnhuis weder binnen te gaan en zich tegenover père Le- moine aan eene tafel te zetten. De flesch fine champagne met twee glazen werd gebracht en père Le- moine schonk beiden vol. „De mijne en de uwe," zeide hij. „Wees maar niet bang, gij drinkt alleen maar voor de leus mee, ik zal het wel voor ons beiden waar nemen. Een paar van die vingerhoeden kan geen mensch schaden. En zoo hebt gij dus daar ginds voor 't eerst op eene barricade gestaan, mijn goede vriendGij hebt den vinger in het wespennest der revolutie gestoken, en het eenige resultaat dat gij ver kregen hebt, is, dat een der besten en eerlijksten onder de uwen gesneu veld is, de dood van den armen jongen brengt ulieden geen zegen, of zijt gij er beter van geworden? Victor Hugo en de zijnen willen de voorsteden in opstand brengen. Zij wenschen St. Antoine te bewegen, om handgemeen te worden met dien fijnen mijnheer, ginds op het Elysée, met zijn ge- draaiden puntknevel, rooden strepen aan zijn pantalon, en vol herinneringen aan zijn grooten voorganger en naam genoot. Maar de faubourg heeft meer dan genoeg van barricadeshaar bloed heeft bij stroomen gevloeid, en wat heeft men door de opoffering zijner zonen gewonnen? Een enkelen dag is men meester, om den volgenden, onder den voet te worden getrapt. Reactie, reactie jaag een Orleans weg, en morgen krijgt gij een Bourbon van den ouderen tak terug, maar hoe het ook ga, nooit behoudt het volk de rechten waarvoor het zijn hartebloed heeft geofferd. Ik vecht niet meer op barricades, beste jongen! Ik heb er te veel van gezien en weet hoe nutteloos het alles is. St. Antoine is door ondervinding wijs geworden. Victor Hugo en zijne vrienden mogen schreeuwen en preeken dat zij er heesch van zijn, maar zij kunnen den faubourg niet weder in opstand bren gen. Op uwe gezondheid, Monsieur Ishmael, uit glas nummer één; en nu op mijne gezondheid door Monsieur Ishmael uit glas nummer twee;" en de oude pooieraar dronk beide glazen leeg, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken. „Misschien zijn andere faubourgs meer vaderlandslievend," antwoordde Ishmael; „er zijn er misschien die het bloed van Baudin zullen willen wreken. Maar wij moesten liever niet over politiek spreken, het is niet veilig en buitendien moet gij in aan merking nemen dat ik een nieuweling ben en nauwelijks tijd heb gehad om voor mijzelf een oordeel te vellen.' „Dat hebt gij echter reeds gedaan Ik zie het aan den vastberaden trek,— den ijzeren vorm uwer kin. Gij zijt Baudinist, Schoelcherist, een socialist, in den hoogsten graad, en gij smacht naar een nieuwe barricade. Misschien zult gij, voordat het nacht is, uit een vijftigtal kunnen kiezen. Maar niet in onzen faubourg: wij hadden genoeg in '48. Probeer het in het hart van Parijs, de oude straten, in het marktkwartier, de omgeving van Eustachedat is de citadel van het volkeen stad in een staddaar zijn zij onoverwinnelijk, elke steeg is een val voor hunne vijandenelk huis eene vesting. Dat is de ware sterkte van het oude Parijs, de bakermat van alle groote revolutiesde Leage, de Pronde, de Terreur; daar moet gij heen gaan, goede vriend, om barricades te vinden." „Maak u niet ongerust. Ik zal gaan waar een sterke arm noodig is," antwoordde Ishmael. „En vertel mij nu eens iets omtrent uwe klein dochter, Mademoiselle Paquerette. Ik hoop toch dat zij gezond is?" „Zij is heel wel, in elk opzicht. Zij is op weg om fortuin te maken. Een eerlijk man een bourgeois die een winkel in deze straat heeft, en een aardig nestje daarachter, met een groote bergplaats voor zijne goe deren een man zooals mena ze niet dagelijks ontmoet in de rue Sombreuil heeft hare hand gevraagd." Ishmael verschrikte van dit bericht. Hij had nooit liefde voor Paquerette gevoeld. Reeds sedert zes maanden had hij het bleeke, sneeuwwitte ge zichtje niet gezienen toch kromp zijn hart ineen bij de gedachte, dat een ander man die paarl uit het slijk zou halen, dat juweel, waartoe hij zich niet verwaardigd had zich neer- tebuigen om het op te rapen, uit vrees zijne handen daarbij te zullen bezoedelen. Het was een zekere waarheid dat het minder aangenaam was om dezen père Lemoine die juist bezig was, met bevende hand, zich een vierde glas inteschenkentot schoonvader of grootvader te hebben. „Het verheugt mij, dat Mademoiselle Paquerette zulk een goed echtgenoot krijgt," zeide Ishmael. „En wie is de gelukkige?" „Een mijner vrienden, met wien ik sedert twintig jaar zaken doe; een Auvergner een spaarzaam en ijverig man, die, met niets begonnen, geld genoeg bespaard heeft om zich te vestigen als koopman in meubelen en antiquiteiten een mooi vak en die dadelijk bij het betrekken zijner nieuwe woning Paquerette vroeg, zijne vrouw te willen worden." „Een AuvergnerUw charabia, veronderstel ik?" riep Ishmael ver achtelijk uit. „Maar van dien man heeft Paquerette een afschuwdat heeft zij mij ten minste een maand of zes geleden gezegd." „Zij is een kind, dat zelf niet weet wat zij wil. Zij heeft hem nu wel lief, dat verzeker ik je." „Maar gij zegt dat hij al twintig jaar zaken doet; dan moet hij dus veertig jaar oud zijn?" „Welnu, en al is hij veertig, wat maakt dat uit?" riep de trolleur, met de lippen smakkende en nog een hartige teug nemende. „Een man van veertig is op het best van zijn leven. Ik ben wel zeven en twintig jaar boven de veertig en nog in mijn volle kracht. CréNom! een veertiger is nog in zijn bloeitijd. Breng mij geen schooljongen als bruidegom voor mijne kleindochter; zij moet een verstandig man hebben, een man die weet, hoe eene vrouw te behandelen om baas te blijven. Ik trouwde toen ik vijfentwintig was en het berouwt mij tot op den huidigen dag. Een man moet steeds het roer in handen houden." „Ik hoop toch dat gij uwe klein dochter niet aan dezen charabia gaat verkoopen, evenals uwe meubelen," zeide Ishmael ernstig. „Ik verzeker je op mijn woord, dat hij mij een mooi sommetje voor haar zal moeten betalen," zeide de trolleur, wiens verbeelding met elk glas levendiger werd. „Waariszoo'n torchon goed voor, als men geen paar stuivers aan haar verdienen kan Zij heeft lang genoeg op mijne kosten gegeten en gedronken, die kleine fainéante. Het wordt tijd dat een ander nu eens voor haar zorgt, en haar grootvader nog een mooi cadeau op de koop toegeeft." „Ik vrees, dat gij mademoiselle dit huwelijk opdringt," zeide Ishmael met zijn glas tegen de flesch stotende om den gar go n te roepen en tevens als een beleefde wenk, dat hij geen plan had meer geld voor sterken drank uittegeven. De bediende kwam, onderzocht de flesch, die op de wijze van een thermometer in graden verdeeld was en ontving zijn geld voor de vier glazen die Père Lemoine gebruikt had. [Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6