DOOR EIGEN KRACHT. Naar het Engelscli door M. E. Braddon. 21) „Ik haar een huwelijk opdringen Wel nu nog mooier, het kind is zoo trotsch als eene koningin, dat zij zulk een echtgenoot krijgt met een winkel in de rue de la Roquette, twee kamers gemeubeleerdzelfs in de Tuilerien zijn geen fijner meubelen dan in het kleine salon van Jean Baugiste, alles mahoniehout, solide en fijn; een vergulde pendule met candelabres op den schoorsteen, een secretaire die aan Talleyrand heeft behoord. Het is eene kamer, goed genoeg voor eene hertogin. Haar dwingen, zegt gij Hare grootmoeder en ik hebben haar vertroeteld, van hare geboorte af. Kom, en overtuig uzelf, als gij gelooft dat wij haar mishandelen." Ishmael weifelde een oogenblik terwijl hij werktuigelijk het kleine geld, dat hij terug had gekregen, natelde. Goed beschouwd, wat ging hem eigenlijk het huwelijk van Paquerette aan. In den vorigen zomer was hij tot de overtuiging gekomen dat zij geen geschikte vrouw voor hem was; maar hij herinnerde zich nu, hoe Paquerette over den charabia had gesproken toen zij te zamen op dien Mei-avond, van Vin- cennes terug gewandeld warenhij herinnerde zich hoe zij rilde wanneer zij sprak over haren afkeer voor dien man, een afkeer, dien zij te huis niet durfde toonen. Deze herinnering, bepaalde zijn besluit. Niet dat hij als minnaar van Paquerette wenschte op te treden, maar als hij haar kon redden van een gedwongen huwelijk, van de dwingelandij van dezen dron ken deugniet van een grootvader, dan zou hij het doen, zelfs met eenige opoifering voor hem zelf. „Ik zou gaarne mademoiselle eens willen spreken, om haar geluk te wenschen met haar aanstaand huwe lijk," zeide hij kalm, „althans indien mijn bezoek u niet hindert." „Ga dan maar meê, de kleine feeks is nu stellig te huis. Zij voert den geheelen dag niets uit; zij zit met de handen in den schoot, en luistert naar alle orgels die in onze buurt komen. De trolleur slenterde aan de zijde van Ishmael langs de straat op eene wijze, alsof hij zijn leven lang niets anders gedaan had dan, min of meer allumé, te flaneeren. Hij scheen bijna iedereen die hij tegenkwam te kennen en knikte hen vriendelijk toe. De meeste winkels waren gesloten, en ■een groote menigte bewoog zich op straat, maar de faubourg was kalm, als op een Zondag. „St. Antoine slaapt," zeide Père Lemoine. Op den hoek eener straat bleef hij plotseling staan om de nieuwste proclamatie te lezen die tegen den muur van een oud onbe woond huis geplakt was. Het was het laatste manifest van het Elysée, de inkt was nog niet goed droog. „Inwoners van Parijs! „De vijanden van orde zijn op nieuw opgestaan. Het is niet tegen het Gouvernement ot de hoogere standen dat zij vechten; hun doel is plundering en vernieling. Dat alle goede burgers zich vereenigen om de orde en hunne bedreigde woningen te beschermen. Weest kalm, inwoners van ParijsZorgt dat geen nieuwsgierige leegloopers de straten versperrenzij zijn hinderlijk voor de bewegingen der dappere soldaten, die u met hunne bajonetten wenschen te verdedigen." „Wat mij betreft, ik ben vast besloten de orde te verdedigen en te handhaven." „Tot zoover de Prins," zeide de trolleur; „maar hier hebben wij nog een naschrift van den Generaal." „De Minister van Oorlog geeft hierbij kennis, dat gedurende den staat van beleg, ieder persoon die meewerkt aan het bouwen of ver dedigen eener barricade, of die in het bezit van wapenen wordt gevonden, onmiddellijk zal worden gefusilleerd." De Saist-Arnaud Minister van Oorlog. „Het is geen kinderspel, zooals gij ziet, vriendlief, dat maken van barri cades, waarvoor gij zooveel lust schijnt te hebben," zeide de trolleur, terwijl hij grijnzend, met bevende handen, het nog natte aanplakbiljet van den muur trok en in de goot smeet. Onder het manifest van den Pre sident was een plakkaat, op gemeen papier gedrukt, uitgegeven door de Rooden, aangeplakt met vier roode ouwels. Aan het Volk „Art. 3. „De constitutie wordt toe vertrouwd aan de hoede van elk rechtgeaard Franschman. „Louis Napoleon is vogelvrij ver klaard. „De staat van beleg is opgeheven. „Leve de Republiek! „Te wapen! geteekend Namens het Comité, Victor Hugo." „Allemaal lak!" riep de trolleur uit„Louis Bonaparte heeft het leger op zijne hand, en, tenzij de Nationale Garde zich bij het volk aansluit, is hij meester van het terrein. Het is totaal nutteloos, over de constitutie te spreken met iemand, die honderd duizend soldaten tot zijn dienst heeft." Hij scheurde het plakkaat der pa triotten met evenveel minachting af, als hij dat van den President had gedaan en smeet de snippers weg; vervolgens scheen hem een soort van manie te bezielen, want alles wat naar aanplakbiljetten geleekzelfs gewone annonces van winkeliers moesten het misgelden, totdat hij op eens stilstond voor een oud en bijna niet meer leesbaar papier. „Kijk!" riep hij uit, op den muur wijzende. „Aanschouw een schim uit het verleden! Het is de rede die Louis Bonaparte hield, toen hij tot President was verkozen." Het eenige wat nog leesbaar was, werd door den trolleur, met zijn schorre dronkemansstem hardop voor gelezen „Het lijden van het volk en de eed, dien ik zooeven gedaan heb wijzen mij het spoor dat ik voortaan heb te volgen. Ik ken mijn plicht, en zal die als man van eervol brengen. „Een ieder, die trashten zal, op onwettige wijze, verandering in de constitutie te brengen, zal ik als vij and van het vaderland beschouwen." „Toen Ceasar die woorden sprak was hij aan de overzijde van den Rubicon," zeide Ishmael; nauwelijks had hij deze woorden geuit, of er verscheen een man in burgerkleeding, er uitziende alsof hij tot de politie behoorde, die den trolleur op zijde duwde, en alle aanplakbiljetten af scheurde. Ishmael en zijn metgezel begaven zich naar de rue Sombreuil. De som bere binnenplaats geleek op dezen triestigen winterdag nog meer dan anders op een put. De regen en het heen en weder loopen van zooveel bewoners, hadden het plaveisel in een modderpoel herschapen, waaruit al lerlei vuile dampen opstegen. De trolleur begaf zich regelrecht in zijn hol, gevolgd door Ishmael. Paquerette zat op een stoel met drie pooten bij het vuur, bezig een kool te snijden, bestemd voor de pot- au-feu. Zij zag er veel netter uit dan vroeger, droeg een licht blauw kleedje, een collier van kralen en oorbellen het kleine gezichtje was echter zoo mogelijk nog bleeker. Toen zij opstond bij het binnenkomen van Ishmael, trof hem die doorschijnend witte tint. „Dit is nu eens eene verrassing voor je, mijn hartje," riep de trolleur. „De vriend van mademoiselle Benoit komt u eens bezoeken Ishmael gaf Paquerette de hand. Hare vingers waren ijskoud en beef den. „Uw grootvader heeft mij verteld, dat gij spoedig gaat trouwen, made moiselle!" zeide hij. „Ik hoop, dat het een gelukkig huwelijk zal zijn." Het meisje keek eerst hem en toen haar grootvader aan, met een uit drukking op het gelaat die moeilijk te beschrijven is, en waaruit men angst, spijt, schuwheid, in één woord, alles lezen kon. „Grootvader zegt het," stamelde zij met terneergeslagen oogen. „En ik hoop dat uw aanstaande een goed man is." „Grootvader zegt van ja," fluis terde zij. „Ja, en grootvader kent de wereld, poesjelief," zeide de trolleur, op zoet- sappigen toon. „Grootvader zal je niet uithuwelijken aan een deugniet, wees daar maar zeker van. Een Auvergner, een echte zoon van het gebergte, eenvoudig, gehard, eerlijk, een man die door spaarzaamheid, vlijt en matigheid het zoover gebracht heeft en dus ten volle verdient om zijn voorspoed met een mooijong vrouwtje te deelen. Hoe kan een meisje ooit beter echtgenoot verlangen? Hij is als voor haar gemaakt. En hoe be mint hij haarDe grond waarop zij loopt acht hij heiligen is hij niet royaal Kijk maar eens, haar nieuwe jurk, oorringen en collier, alles van hem; geen avond gaat voorbij of hij brengt wat lekkers meê voor het souper!" Het meisje sprak geen woord tegen, op de lofspraak van den oude. Zij tooide zich met de presenten van den charabia en scheen tevreden bij de gedachte hem te moeien huwen. De grootmoeder kwam van de markt te huis met een stuk ossen- vleesch voor de pot-a-feu en Ishmael bleef nog steeds zitten. Zij was goed gehumeurd en had op straat allerlei nieuwtjes opgedaan omtrent deze petit bout de revolte. Zij was met de menigte meêgeloopen naar de Morgue, waar het lijk van den ge- dooien soldaat gebracht was. „Pauvre Pion!" zeide zij, een traan wegwis- schende. Monsieur Baudin moest in het hospitaal blijven, totdat zijne vrienden hem kwamen halen. Men had haar gezegd dat het een prachtig lijk was, met een zoo kalme uit drukking op het gelaat, als van een slapende. Ishmael keerde zich met walging van haar af. Was dit dan alles wat er was overgebleven van de revolutie van '48 Nieuwsgierigheid, bab belen, onverschilligheid voor de hoo gere strekking van den grooten nationalen strijd van het recht tegen dwingelandij. De weinige woorden, die hij met Paqueretle had gewisseld, hadden hem ook onaangenaam aangedaan. Het meisje zag er uit, alsof zij voor slavin was geboren, nergens anders toe deugende dan aan den hoogst biedende te worden toegewezen. Die collier deed hem denken aan een halster, even als een kalf draagt, dat op de markt aan den slachter wordt verkocht. Ishmael begaf zich van den faubourg St. Antoine naar de buurt der mark ten, onder de schaduw van die prach tige zestiende-eeuwsche kerk, die op de plaats stond waar in vroeger eeuwen de tempel van Cybele verrees. Hier vond hij meer opgewondenheid, meer beweging dan in de omgeving der Bastille. Overal was men bezig bar ricades op te werpen, maar eensge zindheid, onderlinge samenwerking ontbrak. De denkers waren aanwezig, maar de sterke arm der duizenden, die den coup d'état had kunnen beletten, ontbrak. De machtige stem van het volk zweeg. De arbeiders van Parijs, door tegenspoed voorzich tig geworden, schroomden, zich op nieuw aan een worstelstrijd te wagen, waarbij zij al wat zij bezaten op het spel zouden moeten zetten, en lieten den strijd voor recht, vrijheid en onafhankelijkheid, over aan een hand vol patriotten. Laat op den avond van 3 December waren deze verzameld in een huis in de rue Richelieu. Ishmael en twee of drie andere werklieden bewaakten den ingang der vergaderzaal, gereed om te sterven bij de verdediging dier vaderlanders. Op de Boulevards, de Beurs en onder de gegoede klasse werd de coup d'état licht genoeg opgenomen. De kamer der afgevaar digden was uiteengejaagd, maar nie mand trok zich dat aan, daar deze vergadering toch niet populair was. Een groot gedeelte der Parijzenaars gelooft niet aan politiek, beschouwt het als een grap en is het onverschillig of Peter dan wel Paulus aan het hoofd staat, mits maar de handel bloeit, de theaters gesubsidieerd worden en de volksvermaken niet gestoord of verhinderd worden. De wensch der Parijsche menigte is voor panem et circenneswaarom dus op barricades te vechten en te sterven voor de verdediging van een droombeeld, dat door dwepers en socialisten met den naam van „vrijheid" wordt bestem peld, maar waardoor nog niemand ooit een goede jas aan het lijf, of een stuk vleesch in den pot gekregen heeft Het was in deze stemming dat het meerendeel der Parijzenaars op den ochtend van 4 December opstonden, na een langen winternacht, die niet zonder spanning was voorbijgegaan voor de bewoners van het Elysée, waar men den geheelen nacht licht had gezien in de studeerkamer van den President en schaduwen van heen en weêr loopende personen voor de ramenwaar reiskoetsen en paarden in de stallen gereed hadden gestaan om op het eerste sein den Prins en zijne vrienden over de Belgische grenzen te brengen. De 4de December brak aan en het bleef kalm in de straten tot ongeveer het middaguur. Er waren toen vele barricades opgericht in het netwerk van straten rondom St. Eustache. In de rue Montorgeuil, de rue du Petit-Carreau, de rue du Cadran en andere straten en stegen van deze wijk, waren straatsteenen opgebroken, en gebruikt, om met ledige vaten, balken, planken, enz. barricades te maken; de verwoesting was groot. De straten waren door het opbreken der steenen en den regen in modder poelen herschapen, waar men tot aan de enkels door moest waden. Er was reeds gevochten en ook waren er enkele dooden gevallen; de soldaten waren bij de kerk van St. Eustache opgesteld. Op de boulevards was alles rustig. De leegloopers waren op de been om de grap aan te zien, echtgenooten met hunne vrouwen, vaders en kin deren geheele gezelschappen die kwamen kjjken naar hetgeen, naar men meende, niets anders dan eene vonk zou zijn, die spoedig zou uitgaan zonder schade te hebben veroorzaakt. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6