DOOR EIGEN KRACHT. Naar het Engelsch door M. E. Braddon. 23) Ishmael keek rond en lette op alles wat in de kamer waseindelijk viel zijn oog op het jonge mensch dat in den grooten stoel zatde beenen op een anderen latende rusten, een groote duitsche pijp rookende en de oogen op de zoldering gericht. „Waar ben ik? en hoe ben ik hier gekomen?" stamelde, Ishmael, nadat hij rondgekeken hadhij was zoo zwak, dat de wenige woorden die hij gesproken had, hem reeds ver moeiden. „Gij zijt hier aan een touw han gende door een der ramen binnen geheschen," antwoordde kalm zijn gastheer. „Gij werd gered uit de klauwen des doods want nauwelijks een half dozijn der mannen die op die laatste barricade stredenzijn den dans ont sprongen. Drie hunner werden door de soldaten in de Passage Saumon afgemaakt, zij werden als honden neergeschoten, nadat zij over de ijzeren hekken waren geklommen om zich te redden. Dat was un peu raide. Wat u betreft, gij bevindt u op de tweede verdieping van een huis in de rue Montorgeuilals gast van Hector de Valnoisjournalist, dichter, filozoof, ook eenigzinss socia list, hoewel niet veel. Gij zijt hier welkom totdat uw hersenpan genezen zal zijn en gij u zonder gevaar weder op straat kunt vertoonen zonder vrees voor de politie. Ik heb reeds drie en twintig uren hun bezoek verwacht, dat is zoo lang als gij hier zijtmaar zij schijnen uw spoor te hebben ver loren omdat niemand uw wonderlijke ontsnapping aan een eind touw in de duisternis heeft opgemerkt. Neem nu eens een hartige teug van dezen Medoc, en wanneer gij u sterk ge noeg gevoelt vertel mij eens wie gij zijt." Hij vulde een groot glas half vol met wijnen gaf het aan Ishmael die het gretig leegdronkdaar zijne lippen en keel verschroeid waren. „De barricade werd genomen!" zuchtte hij. Ja, dat weetik. En die dappere mannen werden allen ver moord maar hoe was het einde Is de worsteling voorbij Zijn er geen strijders meer voor de rechten van het volk en de constitutie? „De constitutie, bah!" riep Valnois op verachtenden toon uit, „is dat een ding om voor te sterven Neen, mijn vriendHet is schande dat voor zoo iets broeders elkander vermoor den dat er tooneelen voorvallen als waarvan deze straat gisteren getuige was. Maar het is voorbij. De mannen van den Berg zijn óf gevlucht öf gevangen. Parijs is tot de gewone rust teruggekeerd de troepen hebben hunne barakken weder betrokken en Louis Bonaparte is meester van het terrein. Hij heeft de Nationale Ver gadering, die gehaat was, uiteen gejaagd en het lot van Frankrijk in handen. Het door hem uitgeschreven ple- béscit, waardoor het Fransche volk zal moeten stemmen of het hem als alleenheerscher wenscht voor de vol gende tien jaren, is slechts een wassen neuswant elke stemvóór of tegen wordt genoteerd en wee degene die tegen gestemd heeft; binnen korten tijd zou hem dat kunnen berouwen." „Gij zult u toch aan zulk een overweldiger niet onderwerpen, aan hemdie het volk slechts door bajo netten bedwingt „Mijn waarde vriendik behoor tot die groote meerderheid onzer natiedie even goed Peter als Paulus willen dienen, en de worsteling der laatste twee dagen moet het ulieden, de Rooden, duidelijk gemaakt hebben, dat het volk in het algemeen den greep van den President naar den scepter niet afkeurt. Parijs verlangt in vrede geregeerd te worden, en heeft dus liever één man aan het hoofd, met een gevolg van eenige bepaald knappe liedendan eene vergadering van verwaande gekken, waarvan er niet één is, die weet waar hij heen wil. En nu zal ik u een nieuw verband voor uw hoofd geven, het aan u overlatende om mijge durende die bezigheid eens iets om trent uw eigen persoon te vertellen. Een mijner vrienden, een doctor, was hier heden morgen en heeft mij een nieuw recept gegeven van een verkoelend middel voor uw hoofd waarvan hij zichmet het oog op uw krachtig gestelde beste resul taten voorstelt. Met mij zoude het geheel iets anders geweest zijn. Een zwak gestelondermijnd door uit spattingen dat is mijn renseigne- ment". „Gij zijt wel vriendelijk", fluisterde Ishmaelterwijl Yalnoismet de grootste voorzichtigheid en vingers als die eener vrouw, het verband afnam en het nieuwe weder aanbracht. „Gij hebt mij het leven gered gij hebt mij gered van het lot om door die dronken helhonden van soldaten in stukken te worden gehakten hoewel ik nog niet sterk genoeg ben om u in behoorlijk gekozen woor den mijn dank te betuigen ben ik u toch evenzeer dankbaar. Ik ben een werkmaneen metselaar." „Een werkman! Dat is onmoge lijk," zeide Valnois. „Gij hadt eene blouse aan, omdat gij de partij der blouses hadt gekozen en het dus voor u een geschikt kostuum was om u te vermommen." „Ik heb u de zuivere waarheid ge zegd. Ik verdien reeds sedert ruim een jaar mijn brood met handenar beid. Ik begon als kalkmaker en nu verdien ik als metselaar dertig veertig francs per weekik hoop dat het niet lang zal duren voordat ik mij, op hoogst eenvoudigen voet, zal kunnen vestigen als baas, mis schien dat ik op een der uiteinden der boulevards een stukje grond zal kunnen koopen om daarop eenige huizen te bouwen voor menschen van mijn stand huizen die beter en luchtiger zullen zijn dan die waarin zij nu moeten wonen." „Ik zie dat gij ambitie hebt zeide Valnois zijn sigaar wegdoende, en half ernstighalf glimlachend starende op dat gelaat dat op het kussen rustte; „en dus kunt gij van uwe verdiensten nog geld besparen Laat ik u eens goed aanzien mijn viend laat mij eens zien welk soort van wezen het isdat eiken dag der week werkt en dan voortdurend geld overlegt van zijn zuur verdiend loon. Ik heb van zulke menschen wel eens gelezen in de romans van Eugène Sue, maar ik hield ze tot nu toe als uit de fabelleer genomenof alleen bestaande in de verbeelding van een romanschrijver. „En waarom," vroeg Ishmael, „zou een werkman niet even goed zijne droomen en illusies hebben als een dichter?" „Ja juist, waarom niet? maar als zijne droomen hem niet verder brengen dan die der dichtersdan zij de Hemel hem genadigIk ben dichter, ik, die tot u spreeken ik heb mijn droom gehad die mij in de goot heeft geholpen. Hoe heet gij, mijn vriend „Ishmael." „IshmaelTout courtQuel dróle de nomHa ha sobriquet door het toeval of door eigen verkiezing. Ish mael, geen familienaam. Alleen Ish mael Ik word daardoor meer en meer versterkt in mijn eerste op vatting dat gij een heeren geen werkman zijt." „Ik ben een reizend werkman zooals gij zelf zult kunnen hooren, als gij u de moeite wilt getroosten om naar mij te vragen te Belleville of Menilmontant. Maar ik ben u zooveel verschuldigd, dat ik gaarne bereid ben, u de geschiedenis mijns levens te vertellen, indien gij er belang in stelt die te vernemen." „Ik brand van nieuwsgierigheid en stel groot belang in u, omdat ik door u de gelegenheid had om de rol van den barmhartigen Samaritaan te spelen, hetgeen mij nog nooit ge beurd is." „Die rol gaat u zoo goed van de hand, alsof gij er voor bestemd waart," zeide Ishmael, waarop liij, in korte, eenvoudige woorden, zijn nieuwen vriend de geschiedenis zijns levens verhaalde, te beginnen met den tijd van het tweede huwelijk zijns vaders. Van het duistere lot zijner moeder, of zijn eigen kinderjaren in Parijs sprak hij geen woord. „Gij zijt, op mijn woord, bijna de eenige verstandige persoon, dien ik ooit gekend heb," riep Hector de Valnois uit, nadat hij vol aandacht naar Ishmael had geluisterd. „Elk ander jongeling in uwe positie zou naar Parijs gekomen zijn in de ge dachte aldaar zijn kost te kunnen verdienen met gris perle handschoe nen aaneerst als dichter of novellist, dan als ondermeester op eene dag school om, ten einde raadals copiïst van tooneelstukken te eindigen. Want voor den man, die glacé handschoenen wenscht te dragen en langs de bou levards te slenterendenkende zoo en-passant den kost te kunnen ver dienen loopt de weg steeds lager zooals ik bij ondervinding weet. Ja, mijn vriend, ik heb op de laagste sport van de ladder gestaan, maar gelukkig had ik nog veerkracht ge noeg om er mij weder op te werken. De Hemel weet hoe lang het duren zal. Er zijn menschen die, wanneer zij eenmaal zinken, nimmer weder bovenkomen, maar steeds dieper en dieper gaan, om eindelijk in de ge vangenis ofinNieuw-Caledonië terecht te komen." „Indien ik meer geletterd was, zoude ik misschien getracht hebben mijn brood op andere wijze te ver dienen, meer overeenkomende met mijne geboorte," zeide Ishmael, „maar aangezien ik beter met mijne handen dan met mijn hoofd terecht kan, zoo had ik dadelijk besloten dat ik met handenarbeid aan den kost moest komen en dit is mijtot heden toe, dan ook gelukt." „Ja, en zelfs hebt gij nog kunnen sparen," zeide Valnois heel kalm een trekje aan zijne cigarette doende, en bewonderend den man aanziende die zes dagen van de week hard werkte en de helft van zijne verdiensten overhield. Toch scheen het hem toedat menschen die zoo iets kunnenuit ander leem zijn gekneedop een lager punt staan. Dichters, geniën, geleerdenworden in een anderen vorm-gegoten, en zij kunnen zich met die koele berekeningen van dagelijksche bezuiniging niet op houden. „Wat zou ik met zes francs daags moeten doen?" vroeg Ishmael, kin derlijk eenvoudig. „Het is mij vrij onverschillig wat ik eet en tot heden heb ik mij buiten drank kunnen houden. Mijn logies kost mij nog geen franc per dag. Vroeger betaalde ik meer voor een slordig gemeube- leerde kamer, maar nu ik mijn eigen meubelen heb, kan ik voor vijf francs per week een luchtige frissche kamer huren. Voor voedsel heb ik niet meer dan een en een halve franc daags noodig, en het overige blijft over voor boeken, kleederen en om iedere week iets in de spaarbank te zetten." „Het is verbazend! En ik heb zes weken geleden vijftien honderd francs ontvangen voor mijn aandeel in een vaudeville aan het Palais Royal. Comme on fait le noce! En ik heb nog slechts één louis en een handvol zilver over. Ishmael bleef drie dagen en drie nachten in de rue Montorgeuil, lang genoeg om op zeer intiemen voet te komen met een jongmensch, die een zoo open karakter had als Hector de Valnois. Hij bezat de kinderachtige ijdelheid, die zich dikwijls meer laat voorstaan op kleine ondeugden dan andere menschen op groote hoedanig heden. Hij was de echte type van een Parijschen flaneurgeheel on verschillig met wien hij omging, maar uiterst kieskeurig omtrent den vorm zijner jas en de kleur en kwaliteit zijner handschoenen. Hij gebruikte somtijds dagen achtereen geen mid dagmaal, of sloop in een der goedkoope gaarkeukens aan den linkeroever der Seine. Maar bij Philippe of het Maison-Dorée, Vefours of de Trois- Frères was er geen lastiger gast en niemand die op hooger toon zijne orders gaf. Hij was los en onge dwongen in zijne levenswijze. Hij werkte als iedereen sliep en sliep als andere menschen aan den arbeid waren. Hij gaf zich dikwijls, dagen en weken, aan bepaalde ledigheid over tot dat het geld op was en honger bepaald honger den dichter begon te plagendan nam hij papier en schreef twintig uren achtereen, als een krankzinnigewat hij dan leverde was van zeer uit eenloopenden aard een blijspel in een bedrijf, een artikel voor de Revue des Deux-Mondes, een feuilleton voor de Figaro, kritiek, poezie maar altijd iets dat geld waard was, en dat hij dan ook onmiddellijk voor die eerste behoefte des levens inruilde. Natuurlijk dat uitgevers en tooneel- directeuren van deze dwaasheid ge bruik maakten en hem minder betaal den dan zij een verstandiger persoon zouden hebben gedaan. Valnois wist dit, maar beschouwde het als een niet te vermijden gevolg van een ongedwongen leven, en daar kon hij niet buiten. Hij was jong, vroolijk, had een goed uiterlijk en voor het oogenblik eene menigte vrienden. Hij was de eenige zoon van een man van adellijke familie met weinig fortuin en erfgenaam van een zeer verwaarloosd landgoed in de omstreken van Nimes, dat hem echter als van zeer veel waarde voorkwam. Voordat Ishmael de derde nacht in de rue Montorgueil had doorge bracht bemerkte hij, dat Valnois hem zijn eigen en eenig bed had afgestaan en zichzelf met een fautueil behielp. Deze opoffering wilde de geharde metselaar niet langer dulden en den derden en vierden nacht sliep hij, in een deken gewikkeld, op den vloer voor den haard. Den vijfden ochtend was zijn hoofd genoeg genezen om het mismakende en verdachte verband weg te laten en de 'duizeligheid was weg. Hij verliet de rue Montorgueil op een kouden mistigen ochtend vóór zeven uur, na de Valnois hartelijk voor zijne gastvrijheid te hebben bedankt. „Kom mij, zoo dikwijls gij eens een uurtje te missen hebt, opzoeken," zeide Valnois. „Des avonds ben ik gewoonlijk uit, maar tot donker vindt gij mij in den regel in mijn hok. Ik houd meer van een blauwen sterren hemel dan van het koude daglicht. Ik bemin mijn Parijs, als alle ellende verborgen isen het mij voorkomt als eene stad uit een tooverland, waar muziek en dans heerschen." „Hebt gij er niet tegen, dat ik u nog eens kom bezoeken?" fluisterde Ishmael wijfelend, „ik draag eene blouse, en werk met andere blouses." Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ER YEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6