DOOR EIGEN KRACHT. Naai- het Engelsch door M. E. Braddon. 23) „Ik bewonder uwe blouse en voor u heb ik eerbied. Kom zoo dikwijls als gij lust hebt. Indien ik eenige party ben toegedaan, dan is het bepaald die der Rooden. Ik bewonder den werkman en den aristocraatde eerste met zijn vereelte handen zonder wien de maatschappij zou moeten ophouden te bestaan en de beschaving stil zou staan als een horloge waarvan de veer gesprongen is; de tweede, de man van fijne manieren en hooge geboorte. Het is de middelklasse, uw épicier, uw Philistijn, dien ik veracht." Hierop namen zij als goede vrienden afscheid; Ishmael, de man van den handenarbeid, gevoelde wel een zekere schuwheid in zijne verbroedering met den geleerde die drie of vier talen schreef en sprak, een letterkundige bekwaamheid die geheel nieuw was voor den zoon van Graaf Caradec. Volgens den Graaf was de kennis van een beetje Latijn en nog minder Grieksch voldoende voor de opvoeding van een beschaafd man. Hij had er zijn zoon een verwijt van gemaakt dat hij zich daarop niet had toegelegd. Haar hier was een jong mensch, wonende op de tweede verdieping van een huis in een onaanzienlijke straat, doorkneed in duitsche philo sophic, die Cervantes en Lopez de Vega in het oorspronkelijke kon lezen, en de Divina Comedia van buiten kon. Was het geen bizondere eer voor den metselaar van Belleville om zulk een man tot vriend te hebben Ishmael keek verwonderd om zich heen, toen hij op dien grauwen win terochtend langs de markten en de Rue St. Antoine voortliep. Hij had verwacht overal sporen van geweld en moord te zullen zien; maar van de korte, scherpe worsteling was niets meer te bespeuren dan de gebroken lantaarns en vensterruiten in de rue Montorgeuil. Parijs zag er weder even vroolijk uit als altijd, de gri- settes en de werklieden die naar hunne winkels gingen, de klerken naar hunne kantoren en de zwaar beladen karren, die langzaam en dreunend allerlei waren naar de ver schillende markten brachten; de lucht in de nauwe straten van St. Eustache was als altijd bezwangerd met de geuren van groenten, vleesch, zee- en riviervisch en gevogelte. Ishmael ging in de richting van de Place de la Bastille, met het doel even een kijkje te nemen in die sombere woning in de rue Sombreuil, en te hooren hoe Paquerette en hare grootouders het in dien verschrikke- lijken nacht van den 4den gemaakt hadden. Hij wist niet hoe kalm de faubourg St. Antoine geweest was, terwijl in de omstreken van de prach tige oude kerk van St. Eustache moord en doodslag heerschten. Hij had er geen begrip van dat St. Antoine, van ouds berucht, zoo geheel onzijdig was gebleven tot het einde toe, dat de slapende leeuw niet was ontwaakt door het gedruisch van die moord- tooneelen op den boulevard. Hij vond eenige menschen bij de poort van het gebouw staan, straat jongens en vrouwen van de laagste klasse uit de rue St. Marguerite, een paar grisettes en een dikken kerel met een wit voorschoot uit een var kensslachterij op den hoekop zijne vraag, wat dit oploopje beteekende, kreeg hij ten antwoord dat er een begrafenisstoet uit het gebouw ver wacht werd; de oude pochard had den aftocht geblazen. Père Lemoine de schrijnwerker, werd dien ochtend begraven. „Père Lemoine dood riep Ishmael uit. „Waren er den vierden dan nog meer barricades, ook in deze buurt?" „Pas si bete," zeide de varkens slachter; „wij allen zijn voor Prins Louis Napoleon, een verstandig man, die den Parijschen handel zal doen herleven en die keizer behoorde te zijn. Wat hebben wij met barricades te maken? Père Lemoine ging de buurt uit, en kreeg zijn verdiend loon. Hij behoorde tot de nieuwsgierigen die, niettegenstaande de plakkaten van den President, waarbij een ieder werd gewaarschuwd binnenshuis te blijven, toch naar den boulevard is gegaan met het gevolg dat hij nu op gindsch kerkhof aan de wortels van de boomen kan knagen als hij nog honger heeft." „Er zijn ook menschen -die rustig te huis waren gebleven en toch dood geschoten zijnmompelde een der oude vrouwen. „De soldaten schoten door de ramen, kleine kinderen werden in de armen der moeders gedood. Zoo iets is nooit te voren in Parijs gebeurd." Ishmael ging de plaats over naar het logies van Père Lemoine. Yoor de deur stond de lijkkoets, een vuil, verwaarloosd voertuigwaarin de schrijnwerker zijn laatsten rit zou doen naar de armen-begraafplaats aan het einde van de rue de la Roquette, vlak naast die der opge- hangenen en in de onmiddellijke nabij heid van het schavot en de gevangenis. De begrafenisondernemer en zijn beide knechts waren in'de-donkere achter kamer bezig de kist te sluiten, terwijl Mère Lemoine en Paquerette in vaal zwarte rouwkleederen, uit de tweede of derde hand in een uitdragerswinkel in de Temple gekocht, bij de deur zaten, wachtende om hunne plaatsen in de processie in te nemen. De oude vrouw weende overluid, hare oogleden waren gezwollenPaquerette was doodsbleek, maar geen traan ont vloeide hare oogen Op de tafel stonden eenige glazen en eene flesch, waarin een geelkleurig vocht benevens een schotel met ge bakjes, terwijl de Auvergner er bij stond, om iederen buurman die bin nentrad een glas aan te bieden. Hij en de twee vrouwen waren de eenigen die achter de lijkkoets zouden gaan, en hij had een krans van immortellen gebracht om op de kist te leggen. Ishmael gaf Mère Lemoine een hand en fluisterde eenige woorden van deelneming, waardoor de vloed van tranen nog sterker werd en zij hem al snikkende vertelde, hoe zij en Paquerette den geheelen nacht van den vierden hadden opgezeten, wachtende op de terugkomst van den patrondat zij, toen zij des morgens van de fussillade op den boulevard hadden gehoordeerst voornemens waren geweest om den vermisten père te zoeken, zelfs naar het Elysée te gaan en daar den President reken schap te vragen van zijn dood, of naar St. A.rnaud om te vragen wat de soldaten gedaan hadden met een eerlijk man, die gedurende zijn leven niemand kwaad had gedaan. Daarop had de charabia aangeraden eerst naar de Morgue te gaan en onder zoek te doen of de arme man daar ook op de koude steenen lag, onder de kleine fontein van ijskoud water, onbekend en door niemand opgeëischt; hij had het gedaan en daar werkelijk zijn ouden vriend gevonden, met een groote wond aan de kaak en een schot door de longen. Hij had het lijk naar huis vervoerd en hij zou, om der wille van Paquerette, voor een fatsoenlijke begrafenis zorgen. De charabia groette vriendelijk, en bood Ishmael een glas cognac aan, het geen deze echter weigerde. Paquerette sprak geen woord. Zij had slechts even opgezien toen Ishmael binnen trad, maar zat voortdurend bijna wezenloos, bleek en zonder eenige uitdrukking in de oogen naar den grond te staren. „Weet gij hoe hij aan zijn einde kwam?" vroeg Ishmael. „Niets anders dan dat hij onder de verslagenen gevonden werd na de fussillade op den boulevard," ant woordde de oude vrouw. „Sommigen zeggen dat er van de daken der huizen op de soldaten geschoten werd en deze daardoor dol geworden wederkeerig op de menigte vuurden, zonder daartoe door eenig komman- deerend officier gelast te zijn." „Zij waren dronken," zeide de charabia; „Zij waren allen dronken. Zij schoten op de menigte uit zuiveren moedwil vrouwen, oude mannen, kinderen mikkende op hen als waren het musschen of spreeuwen en gingen daarbij weddenschappen aan, als waren zij in eene biljartzaal. Het was een mooie jacht; voornamelijk was het de gegoede burgerij die ge troffen werd het was een verschrik kelijk schouwspel, die goed gekleede lijken daar langs de straat te zien liggen. Père Lemoine had daar niets te maken, het spijt mij voor hem." „Zal ik met u naar het kerkhof gaan vroeg Ishmael, een aanbod dat dadelijk door Madame Lemoine werd aangenomen. Zij zouden dus nu vier in plaats van drie zijn en de charabia kon dan naast Paquerette gaan, hetgeen niet meer dan billijk was. De lijkkist werd nu buiten ge bracht, in de koets gezet en met het versleten fluweelen kleed bedekt waarna de vier personen de lijkkoets volgden uit de modderige binnenplaats op de nog smeriger straat. Ishmael, die zich uit zuivere vriend schap had aangeboden, was tevreden met naast Mère Lemoine te gaan, hoewel zij bijna niet kon loopen en blijkbaar een stevigen borrel gebruikt had. Zij was vol van loftuitingen over den overledene, en bazuinde luid haar eigen goede hoedanigheden en de zorgen, die zij voor hem had gehad, uit! En dit alles onder een stortvloed van tranen uit haar ge zwollen oogleden, langs haar ingeval len wangen, zoodat het er veel van had of al de sterke drank, dien zij gedurende de laatste drie dagen ge bruikt had, op deze wijze een uitweg zocht. Ishmael kocht een lijkkrans van immortellen met de letters R. i. Y. in zwart op geel en plaatste die eerbiedig op de kist van den vagebond voordat die in den grafkuil werd neêrgelatendie tranchées gratuites waren een groote verbetering, ver geleken bij de vroegere armenbe- graafplaatsennu bleven die graven minstens vijf jaar ongestoord en lag dus de bedelaar even veilig in zijn laatste rustplaats als de rijke, die zijn eigen graf had, zoodat het kruis dat de plaats aanduidt waar hij be graven is, niet langer eene spotternij is zooals vroeger op de algemeene begraafplaatsen. De begrafenis van een arm man is geen plechtigheid van langen duur. Binnen twintig minuten was het af- geloopen en het was pas even tien uur toen Ishmael bij het hek van Père Lachaise afscheid nam van Paquerette en hare grootmoeder. „Wanneer zal het huwelijk plaats hebben?" vroeg hij, terwijl hij de oude vrouw de hand gaf. „Binnen veertien dagenhoe eer hoe beter. Wie zal nu op het arme kind passen, sedert de goede oude grootvader onder den grond is ge stopt Hoofdstuk XIV. Zij is meer waard dan de kostelijkste robijn. Ishmael wandelde langzaam den weg op naar Ménilmontantnadat hij het kerkhof had verlaten en dacht aan niets dan aan Paquerette en hare toekomst. Hij hadgedurende de begrafenis, den charabia met aandacht gadegeslagen, en deindruk welke diens gelaat .op hem maakte, was verre van gunstig. De man was misschien eerlijk genoeg; maar dat'flage voor hoofd, die zware wenkbrauweniboven de diepliggende, kleinejoogen, téeken- den duidelijk een -laag karakter woest en wreed. En naast deze ineengedrongen gestaltemet het gelaat van een bulhond, jgeleek? de bleeke en tengere figuur van Paque rette meer dan ooit op eene veldbloem die door den eersten storm van zijn stengel zou worden gerukt. Het denk beeld, dat twee wezens van zoo zeer verschillenden aard vereenigd zouden worden, streed als 't ware tegen de menschelijke natuur, het was als gier en duif of wolf en lam. En toch zou het gebeuren. Ishmael kon er niets aan doen. Het kwam hem voordat het voor Pdquerette nog beter zou zijn, dezen ruwen Auvergner tot echtgenoot te hebben, indien hij haar een goed te buis bezorgde, dan afhankelijk te zijn-van een dronken grootmoeder. „Laat ik mij maar met mijn eigen zaken bemoeien," zeide Ishmael, de werf van zijn patroon opgaande, be nieuwd of de coup d'état ook ver andering in zijn eigen positie zou brengen. De patroon was op de werf en scheen goed gehumeurd. Hij was Bonapartist in zijn hart en geloofde dat die Decemberdagen het begin van een gulden tijdvoornamelijk voor het bouwvak zouden blijken te zijn. „Denk maar eens aan het keizer rijk!" riep hij uit. „Wat werd er toen niet gebouwd, welke kolossale bruggen, kanalen, fonteinen, markten en catacomben. De beurs, de kerk hoven van Montmartre en Pére La chaise, dat alles danken wij den oom en wie weet of de neef niet nog grooter dingen zal tot stand brengen. Tegenwoordig beschikken wij over meer middelener zullen meer brug gen gebouwd worden en grooter kazernes, nieuwe theaters en andere gebouwen. De prins en de Morny zijn twee der grootste speculanten in effecten van Europa. Geloof mij, Ishmael, de eeuw van ondernemingen en bouwlust is begonnen." Er was niet alleen veel werk voor Ishmael, maar tevens kwam er eene verbetering in zijne positie die hij niet verwacht had. De opzichter der werken was ten gevolge der gebeur tenissen van 3 en 4 December zoo danig in de war geraakt, dat hij zijn troost in de kroegen zocht, en na drie dagen zwelgens een aanval van delirium tremens kreeg, waardoor hij naar het hospitaal van St. Anne moest gebracht worden, waarop de meester een duren eed zwoer, dat iemand, die zoodanig zijn plicht verzaakte, terwijl er groote contracten liepen om op bepaalde tijden werk afte leveren, geen penning meer van hem zou ontvangen. Ishmael sprak nog een goed woord voor hem, hoewel hij altijd slecht door hem was behandeld. Hij deed het uit medelijden met de vrouw en kinderen, maar de patroon was niet te bewegen en dus kreeg Ishmael den post om toezicht over de andere werklieden te houden. Het was gelukkig voor hem, dat zij hem allen genegen waren, en daar de vorige opzichter algemeen gehaat was, werd zijne aanstelling met vreugde begroet. In het begin hadden zijn medewerklieden hem gewan trouwd zij hadden dadelijk bemerkt dat hij tot een anderen stand behoorde, en niets is hatelijker dan eene ver momming. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERYEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6