versierd met allerlei mythologische voorstellingen, die wel wat al te realistisch waren en te hoog aan den wind zeilden, om dooroningewijden te worden gezien. Bij daglicht, als de deuren openstonden en de groote wereld van Parijs vrij entrée had in die prachtige zalen, verscheen de kerkvorst in zijn violetkleurige sou tane een plechtige, ernstige ver schijning tegen een achtergrond van vogels en vlinders en arcadische dalen en heuvels, maar des avonds, als de gordijnen waren neergelaten, de deuren gesloten, de waskaarsen op de zilveren kandelaars ontstoken en de tafel gedekt was voor het souper, waarbij de Due de Richelieu en meer voorname lieden verwacht werdendan kwamen Leda en Danae en Latona en Semele uit de duisternis te voorschijn om glimlachend de braspartij aantezien. Hector's entresol bestond uit vier in elkander loopende kamers. Zij waren niet groot en een Engelsch- man zou ze bepaald te laag van ver dieping hebben gevondenmaar voor een Franschman waren zij prachtig. Min of meer verbijsterd door den opgangdien zijn werk in den laatsten tijd had gemaakt, en vooral ten gevolge van het groote succes zijner laatste vaudeville voor het Palais Royal „Un Mari en Yacance" had Valnois zijn kleine woning geraeubeleerd zon der op de kosten te letten, hetgeen hein te gemakkelijker was gevallen, daar hij tot heden toe niemand had betaald en zelfs de rekeningen van behangers en uitdragers nog niet eens had ingezien. De kamers waren versierd met eene elegancedie deed denken aan den petit-maitre of zelfs aan de petite dame du Quartier Latin. De stoelen waren zwaar gebombeerd en met karmozijnrood satijn bekleed de guéridons waren in den bevalligen stijl van Louis seize, welke in den laat sten tijd door de keizerin weder in de mode waren gebracht. Barbedienne bronswerken en oostersche vazen, prachtige boeken in nog prachtiger bandenminiatuur-schilderijtjes in lichtgroen fluweelen lijsten versierden de wanden. Het garniture de cheminée was van zee-groen Sèvres, dat aan madame de Recamier had behoord. De portières waren antieke Gobelin tapijten dienaar men zeidevroeger gediend hadden om het heiligdom van Luciennes aftesluiten, en het geluid van den koninklijken lach te beletten door te dringen tot de ooren van het valetaille in de voorkamer. In het kort, mijnheer de Valnois woonde nu zooals een dichter, een geleerde, een criticus, een autoriteit op het gebied der schoonheidsleer behoorde te wonenwat daarvan ook het gevolg mocht zijn voor de verschillende winkeliers die de goederen hadden geleverd. Maar niet alleen als de schrijver van „Un Mari en Yacance" was Hector de Yalnois bij het parijsche publiek bekend. Kort te voren had hij ook geschreven „Mes Nuits blanches", een bundeltje korte gedichtjes, gevende eene beschrijving zijner onstuimige jeugd, zijn slapelooze nachten en avonturen. Liefde, ongeloof, de zie kelijke ijverzucht van den arme tegen over den rijke, de dwaze droomen van een opgewonden gemoed, dat alles vond men in het boekje terug. De Muzen zijn de biechtvaders van ongelukkigenen aan de Muzen had Hector de Valnois de diepste geheimen van zijn hart en geest toevertrouwd. De uitslag was verrassendhet boek maakte veel opgang. De kritiek was zeer uiteenloopend, van prachtig tot slecht. Twee gedichten, een pagina lang, verschenen in bijna alle tijd schriften. Het eene „Gethsémané", was in den hoogsten graad gods lasterend. Het andere „Cleopatra" behoorde tot het soort van verzen dat door den beul behoorde te wor den verbrand. Maar daar in beiden een krachtige geest doorstraalde, was de naam van Hector de Yalnois, als een der schrijvers van het opko mend geslacht, gemaakt. Jammer, dat zoo weinigen het werkelijk ver bren gen in de wereld; de meesten sterven op middelbaren leeftijd voué au vert misschien met gekrenkte hersenen en bevende ledematen reeds gerekend als tot de dooden te be- hoorenlang voordat hun stoffelijk overschot gebracht wordt naar de tranchée gratuite op het gindsche kerkhof, waar zij gedroomd hadden, dat ook eens hunne tombe zou staan, naast die van Abelard of Heloïse. Hector liet zich niet verblinden door de voorloopig goede uitkomsten van zijne pogingen. Hij had altijd aan zich zelf geloofd, en was dus volstrekt niet verwonderd dat de wereld hem een genie noemde. Éij droeg zijne lauweren zeer beschei den, en kocht zijne hoeden bij den fijnsten hoedenmaker van Parijs. Zijn oude manier van zich te kleeden gaf hij op, en nu droeg hij meer het kostuum van den eerzamen burger, hoewel er toch altijd nog iets over bleef, dat deed denken aan het stu dentenkwartier, de armoedige wijken der rive gauche in de buurt der Sorbonne, de straten waar de koffie huizen, biljartkamers en politieke clubs waren. Hector woonde gaarne in de rue de Grenelle en wel om twee redenen vooreerst om de ouderwetschedef tige en groote heerenhuizen en ten tweede om de stilte die er heerschte het aristocratische der buurt en de nabijheid der kunstscholen en van het Luxembourg. Hi] had in het Quar tier Latin een graad gehaald voordat hij naar Heidelberg was gegaan om daar te promoveeren, hetgeen hem in Parijs niet was gelukt. De wildste nachten zijner onstuimige jeugd had hij in die onderaardsche holen door gebracht, in die spelonken waar de muziek even slecht was als de dran ken, het gezelschap, zoo mogelijk, nog slechter en waar toch de jeug dige zonen der Alma Mater zoo gaarne vertoefden. Hector had in die zwelgpartijen geen lust meermaar het Quartier Latin kon hij toch niet vergeten, zoodat hij drie of vier maal in de week naar een der groote koffiehui zen ging om er billart te spelen en te praten over politiek, drama, kunst en letterkunde. Ten gevolge van zijnen roem had hij echter geen zijner oude vrienden en allerminst Paquerette op gegeven. „Gij zijt nu een groot manen dus zullen wij u niet meer zien," zeide zij min of meer pruilende. „In tegendeel, gij zult mij veel meer zien, als het mij goed gaat," zeide hij met een glimlach, die veel meer beteekende dan zij er in zag. „Ik kom dan hier om door u geïn spireerd te worden, want nooit is mijn geest zoo levendig en zoo vol nieuwe opvattingen dan wanneer ik hier in dezen sphinxen-kamer een uurtje gezellig heb doorgebracht." „Ach, die sphinxen! riep Paque rette ongeduldig uit. „Hoe haat ik ze „Ik aanbid ze. Hoofdsphinx der sphinxen het raadselachtigste onder het onverklaarbare, is de sphinx die rondwandelt en spreekt en zachte blauwe oogen heeft. Ik kan nooitgissen wat die sphinx in haar schild voert. Haar raadsel is onoplosbaaren toch geef ik den moed niet op, eenmaal achter de waarheid te komenin de hoop dat die mij onuitsprekelijke zaligheid zal brengen." „Gij zult mij verplichten zulken onzin niet meer te vertellen," zeide Paque rette met voorgewende boosheid naar het raam gaande. Zij begreep niet goed wat hij bedoel de, maar zij beefde, zoodat zij zich aan de vensterbank moest vasthouden, voorgevende dat zij in de eentonige, stille straat keek, waar hoegenaamd niets te zien was. „Gaat gij heden avond naar de opera?„Rigolette" met Ronconi, Mario waarschijnlijk voor de laatste maal, denk er aanen een nieuwe sopraan." „Gij weet wel hoe gaarne ik „Ri golette" hoor. Maar gij spreekt zulken onzin. Hoe kan ik daar nu heen gaan?" „Niets gemakkelijker dan dat; gij kunt immers met madame Mogue méégaan." „Gij hebt dus kaartjes te missen?" „Ik heb voor mij een kleine loge waar twee personen zeer gemakkelijk en een derde iets meer gedrongen kunnen zitten. Gij en madame Mogue zult de ruime plaatsen hebben en ik kom in den loop van den avond eens even een praatje maken." „Maar gij vergeet dat madame Mogue in het Palais de Gristal moet zingen." „Dat is waar ook," zeide Hector: „dat is lastigAlleen kunt gij zeker niet gaan? „Neen, dat is onmogelijk. Ishmael zou boos zijn." „En uwe vriendinnen, de dames Be- noil? Neen, die hebben zoo iets vrooms over zich dat zij onzen avond zouden bederven," mompelde Hector, die kort geleden gemerkt had dat die meisjes zijne verhouding tot Paque rette niet vertrouwden. Ook Paquerette had grieven tegen hare vriendinnen, want de dikke Lis- beth had haar op zekeren avond eens goed de waarheid gezegd, toen zij monsieur de Valnois aan de piano had gevonden, en haar verteld had dat het voor een jonge vrouw niet te pas kwam om heeren uit hoogeren stand te ontvangen. „Ishmael vindt het goed dat mon sieur de Valnois ons komt bezoeken. Wat gaat het u dus aan?" zeide Paquerette. „Ik ken de vrouwen beter dan monsieur Ishmael," zeide Lisbeth botweg. „Hij beschouwt u als een engel en denkt dat gij ook in zijne afwezigheid voortdurend aan hem denkt, maar zoudt gij meenen dat het hem aangenaam zou zijn, als hij wist dat gij in zijn afwezigheid zat te luisteren naar het spel van mon sieur de Valnois, of te kijken naar de karikaturen die hij teekent?" „Mijn leven is saai genoeg, zelfs met die kleine afwisseling," zeide Paquerette ongeduldig. Gij hadt het slechter in de rue Sombreuil, waar gij meer slaag dan voedsel kreegt," gaf Lisbeth ten ant woord, haar met verachting aanziende. Zij kon hare afkeuring voor dit zwakke karakter niet bedwingen. Er was zelfs geen gevoel van dankbaar heid in, die deugd der eenvoudigen van gemoed. Lisbeth verliet de woning zonder een woord tot afscheid. Zij was te boos om verder iets te zeggen. Zij, die zooveel eerbied en achting gevoelde voor Ishmael was woedendtoen zij zag hoe weinig zijn jonge vrouw hem waardeerde. Zij haalde de schou ders op en zuchtte diep terwijl zij zich uit de stille straat in Menilmon- tant verwijderde. Na dat oogenblik was er met de dames Benoil geen omgang meer mogelijk. Zij vroeg hen niet meer op Zondag en bedacht allerlei uitvluch ten, wanneer haar echtgenoot de opmerking maakte dat zij zoo weinig meer kwamen. Hij had hel veel te druk met zijne zaken om verder over dergelijke kleinigheden na te denken, hij dacht steeds aan plannen voor de toekomst en kende reeds lang de zorgen der groote verantwoordelijk heid die op hem rustte. Neen, de opera zou de helft van het genot verliezen wanneer zij daar heen ging, bespied door de scherpe blikken der dames Benoit. „Kunt gij niet alleen gaanen uwen echtgenoot wijsmaken dat gij onder de hoede van madame Mogue gaat? Wij zouden een relache in het Palais de Gristal kunnen voorwenden," zeide Hector overtuigd dat Pèque- rette gaarne zou willen gebruik maken van eene plaats in zijne loge. „En hem dus bedriegen riep Paquerette uit, blozende van schaamte bij de gedachte. „Wat zou het hinderen? Er is toch geen kwaad in, naar de opera te gaan met mij. Gij zoudt even veilig zijn als met Ishmael zelf. Maar ik weet er een middeltje op. Madame Mogue zingt maar eenmaal per avond haar bekend lied: „La Cuisinière d'en face," en dat is gewoonlijk omstreeks negen uur; dan heeft ze niets anders te doen dan zich te kleeden en zich bij u te voegen in de opera. Zij kan u dan naar huis begeleiden, en zoowel aan de eischen der étiquette, als aan die van Ishmael is voldaan." Paquerette aarzelde. „Ik zou dus alleen naar de opera moeten gaan?" zeide zij. „Wat zou dat hinderen? Kleed u eenvoudig; gij vertoont uw bewijs van toegang en begeeft u in de logewaar gij even veilig zit als bij de mis." Toch was Paquerette wel een beetje huiverig voor het plan. Zij was nimmer alleen naar het theather of de opera geweestnooit zonder de toe stemming van Ishmael. Hij had haar dan altijd afgehaald wachtende voor den uitgang op haar en hare vriendin. Zij was nog nooit naar een theater geweest met monsieur de Valnois. Het was voor het eerst dat hij zoo iets voorstelde en toch scheen het heel natuurlijk dat hij haar de gelegenheid wilde geven „Rigoletto" te hooren, nadat hij er haar zooveel van had verteld. Zij haastte zich naar de rue Franch- collineen kreeg met weinig moeite van Madame Mogue de belofte dat zij in de opera bij haar zou komen, nadat zij haar groot lied,, la Cuisinière" had gezongenhetgeen zij in costuum deed, met een wit boezelaar voor, bloote armen en een erg rood gezicht. Zij zou zich dadelijk verkleeden een zwart zijden japon aantrekken en een cachemiren shawl omdoenen dan naar de opera rijden. Zij zou er voor tien uur zijn juist tijdig genoeg voor het quartet. Madame gaf niets om het quartetdat zij zoo dikwijls in haar café-chantant had hooren aframmelen, maar zij dacht dat er veel kans was dat monsieur de Valnois hen bij Tortoni op ijs zou onthalen na afloop der voorstelling; misschien zou hij zelfs zoover gaan van hen een klein souper aantebieden in het Maison Dorée. De boulevard bij middernacht was voor Paquerette een waar paradijs. En Ishmael! hij zou na een vermoeienden dag wel slapen en men behoefde hem niet te zeggen of zijne vrouw vroeg of laat te huis kwam. Ishmael was dien avond later dan gewoonlijk en Paquerette had buiten gewone zorg aan het eten besteed. Om half zeven was de tafel gedekt en alles gereeden toen Ishmael zich nog liet wachten ging zij naar hare kamer om zich te kleeden. Zij had geen lust om alleen te eten en zou waarschijnlijk niets gebruikt hebben al had haar echtgenoot tegenover haar gezeten. Zij was koortsachtig van overspanning en onbestemden angst. Hare hand beefde toen zij haar mooie grijsrnerinos japon aantrok en het elegante hoedje opzette. Zij had een cachemiren shawl, een echte, die twee honderd francs had gekost, hel laatste cadeau van Ishmael. Aan hare handschoenen en laarsjes mankeerde niets, zoodat zij meende voor konin gen te kunnen verschijnen zonder zich over haar toilet te moeten schamen. Wordt vervolgd Gedrukt by DB ERVEN LOOSJES te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6