bekenden. Maar zells de vroolijkste melodieën van Offenbach hebben geen of weinig invloed op een ge moed dal door zorg wordt gekweld. Welke ellendige muziek is het! en hoe is het mogelijk dat er men- schen zijn, die er avond aan avond naar kunnen luisteren en kijken naar een groote, dikke vrouw, die veel dia manten, maar weinig kleeren draagt?" zeide Amelie, ongeduldig. Zij had met haar tooneelkijker de geheele zaal rondgekeken, in de hoop Ishmael te zullen zien. „Mama, u hadt ons hier niet moe ten brengen; onze goede naam lijdt er onder, dat wij hier worden gezien." „Wat zoudt gij wel gezegd heb ben, als ik u te huis had gelaten?" vroeg de moeder, die, dicht geregen in haar paarsch-zijden japon, een ros- signol van den laatsten uitverkoop van coupons in de Louvre, door een goedkoope modiste opgemaakt en ge garneerd met oude kant, afkomstig van de moeder van monsieur Jarzé, maar die herhaaldelijk zoodanig ge repareerd was dat er van het oor spronkelijke werk weinig meer was te zien. „Tegenwoordig brengt men zijne dochter overal en wanneer zij niet in deitige theaters verschenen, zou men gevaar loopen, dat zij in 't geheel niet werden gezien door de rijke mannen van Parijs.'' Amelie haalde ongeduldig zuchten de hare schouders op en keerde haar gelaat naar het tooneel. Die eene rijke man, dien zij wensch- te te hebben was er nieten zonder hem was er voor haar geen geluk. HOOFDSTUK XXXI. Dit zijn de mannen die kwaad in hun schild voeren. Ishmael keerde het keizerlijke bosch, met zijne villa's en tuinen, en breede lanen, den rug toe. De Are de Triomphe blonk in het licht der ondergaande zonevenals de boschjes met bloemen en fonteinen der Champs Eylsées. Er waren nog een menigte rijtuigen die op en neer reden, sommigen naar de stad, anderen naar de zijde van het Bois om gelukkige menschen naar de restauratie te brengen bij den waterval, die daar al fresco gingen dineeren. Het was er vol wandelaars spelende kinderen en orgeldraaiers in 't kort een recht vroolijk tooneel. Ishmael liep haastig door de menig te noch links noch rechts kijkende, nauwelijks iets bemerkende van de vroolijkheid rondom hem. Hij staarde recht vooruit, zonder echter iets te zien. Hij was zeer bleek, maar de uitdrukking van zijn gelaat was vast beraden. Ja, hij had gesproken. Hij had aan de liefste, de hooghartigste, de voor treffelijkste der vrouwen gezegd dat het hem niet paste naar hare hand te dingen. Hij had aan die vrouw, welke hij hartstochtelijk lief had, medegedeeld dat het onderscheid tus- schen hen te groot was; dat zelfs, in het geval dat zij van de hoogte waarop zij stond zou willen afdalen en hem met hare liefde vereeren, hij die zegening en die eer niet kon aanne men. Zijn lot was bepaald, een een zaam leven vol opoffering. „Wat had hij anders kunnen doen?" vroeg hij zich dien avond af, te midden dier menigteterwijl hij voort liep langs de symbolische voorstelling van Straatsburg, een marmeren meis jesbeeld met torens gekroond, om later door een opgewonden menigte te worden versierd, zwerende voor haar te zullen vechten en vallen, en nu omfloersd met zwart, als het beeld van schande en rouw. Hij passeerde de Tuilerien, de kastanjelanen waar de kinderen gekleurde ballons oplieten en die schitterend verlichte ramen jnet vergulde tralies, terwijl aan de andere zijde der rivier de gouden dom van het militair hospitaal, van waar het geluid van trommen en trompetten de retraite deden hooren. Ishmael liep in die hem zeer bekende wijk zonder iets te zien, terwijl hij zijn pas in de rue de Rivoliin de schaduw van de Louvre, nog verhaastte. Wat had hij anders kunnen doen dan te verklaren dat hij nooit zou trouwen? hij, wiens weggeloo- pen vrouw misschien nog in leven was en op zijn trouwdag te voorschijn kon komen om hem op te eischen, indien hij zwak genoeg was een nieuw huwelijk te willen aangaan, zonder zekerheid te hebben dat zij was over leden. En die zekerheid bezat hij niet, hoeveel moeite hij zich ook had gege ven, om die te bekomen. Nu Paquerette hem reeds sedert zeven jaar had ver laten, was zij hoogstswaarschijnlijk overleden. Leefde zij in armoededan zou zij toch wel bij hem, den millionair, hebben aangeklopt. Ging het haar goed dan zou hij gemakkelijker het spoor hebben kunnen vinden. Hij had evenveel moeite gedaan om den verleider te vinden, als het slacht offer, maar alles te vergeefs. Hoe zeer hij er ook over had nagedacht, alles bleef hem duister, zoodat hij meende, als man van eer geen nieuw huwelijk te mogen aangaan daar hij zich nog steeds moest beschouwen als echtgenoot van Paquerette. En om haar te trouwen, Constance Da- nelree, met zulk een dreigend gevaar, dat zijn nieuw huwelijk den eenen of anderen dag zou blijken onwettig te zijn, neen dat kon hij niet doen. Dan was het nog beter, zijn eenzaam leven tot het eind toe te dragen. Hij volgde de rue de Rivoli tol aan het Paleis Royal, ging daarop de rue St. Honoré in, waar alle winkels schitterend waren verlicht, om daarna het drukste gedeelte van Parijs, in de buurt der groote cen trale markten, in te gaan; die wijk van de oude, zeer oude, Pointe St. Eustache, geschiedkundige grond, waar het kerkhof der Innocents een maal zoo was opgehoopt met lijken, dat de giftige dampen verpesting onder de levenden te weeg brachten en zelfs de meer dan overvolle grond, den muur van een naastbijstaand huis, had doen instortenwaardoor de be woners verrast werden met een kelder vol overblijfselen van menschelijke geraamten. Op den hoek van de ruo Pirou ette ging Ishmael een laag, donker wijnhuis binnen, waar een half do zijn blouses in de schemering zaten te rooken en te drinken. Hij knikte even legen de vrouw achter den toonbank, liep den winkel door en ging eene wenteltrap opdie in een hoek van het vertrek was. Boven aan de trap gekomen, werd hij door een man staande gehouden, die hem vroeg: „Es tu solide?" „Jusqu'a la rue de Jerusalem," hernam Ishmael, doorgaande naar eene kamer op de eerste verdieping, van waar het geluid van een zware stem en de reuk van slechte tabak tot hem doordrong. Hij opende de deur en ging binnen. De kamer was gevuld met mannen van allerlei leeftijd en naar het uiter lijk te oordeelen, van allerlei stand mannen in blouses en mannen in zwarte rokken, gebronsde en ver weerde gezichten van menschen die van handenarbeid levenbleeke ma gere gelaatstrekken van kamergeleer den. De eerstgenoemden wonnen het in aantal, maar de bleekgezich- ten gaven toch den toon aan. Zij waren de sprekers, de droomers, enthusiaslen de utopiers, die meenden dat de Socielé van de Cercle du Prolo in 1831 onder een anderen naam opgericht, en nu op het punt om zich te verbinden met de Internationale eindelijk leiden zou tot het socialistische begrip van egalité, van volksregeering, waar aan de fransche werklieden reeds denken, wanneer zij als leerjongens beginnen. Dertien jaar vroeger was Ishmael een man van invloed geweest in zeker geheim genootschap genaamd La Logue, waaruit de tegenwoordige club de Prolo was voortgesproten. Hij had zich altijd aan de zijde der matigheidspartij geschaard, zoowel in het dagelijksch leven als in de po litiek. Hij was reeds zeer gezien, toen hij nog een eenvoudig metse laarsknecht was, gekleed in eene blouse, zooals de meesten van het gezelschap, hoewel gewoonlijk veel zindelijker. Toen kwam de tijd, dal hij eene jas droeg en men wist dat hij rijk was; van dat oogenblik ai werd hij minder populair. Zijne bedaardheid, zijne gehechtheid aan oude gewoonten schenen verdacht, en doordien hij in alle quaeslies het voor en tegen berekende, zag men in hem ook den bourgeoisdie zich vetmestte met het zweet van den werkman. Hij nam het woord en sprak met vuur en zonder zich te storen aan de afkeuringen zijner vroegere kame raden; hij viel den leeuw van het socialisme in zijn hol aan, hij wees er zijne vrienden op, waarin zij ver keerd handelden, in welke opzichten zij te veel eischten van den staat en van hunne werkgevers, maar hij werd beantwoord door gesis en gefluit, zijn succes werd hem toe gerekend als het gevolg van vleierij, onderkruiping, zelfs van oplichterij. Natuurlijk dat hij zijne beschuldigers uittartte, hem een enkele oneerlijke daad van zijnen kant te bewijzen en verder schudde hij hel stof der club van zijne voeten. En nu, na verloop van jaren, kwam hij weder op de oude plaats, daartoe uitgenoodigd om te beraadslagen over een voor gestelde verbinding der club, met de groote Internationale, die opgericht in 1862, door den keizer beschermd, reeds een gevreesde macht in ge heel het beschaafde Europa was. De vergadering van dezen avond was zeer onstuimig. Onder de Prolo's waren er velen die er geen genoegen mee wilden nemen, dat zij met hun kleine sociëteit zouden opgaan, in die nieuwe groote vereeniging en dus de daar genomen besluiten zouden moeten eerbiedigen. Sommigen had den uit ijdelheid, anderen uit prin cipe veel tegen de Karl Marx'sche theorie van het socialisme; tot deze laatsten behoorde Ishmael. Hijdie de drempel dier kamer in geen zeven jaar had overschreden, verscheen daar dezen avond om tegen de voorgestelde verandering te pro testeeren. Hij stond te midden der menigte bij de deur onbemerkt en onbekend, totdat de spreker had geëindigd en hij zich met zijn bree de schouders kalm een weg baande door de menigte, naar de tribune. Hij nam zijn hoed af en keek de vergadering rustig aan een indruk wekkende gestalte, een hoofd grooler dan de anderen. Gekleed in een zwarte jas volgens de nieuwste mode, een bloem in het knoopsgat, de houding en blik van den volbloed aristocraat, veroor zaakte zijne verschijning een algemeen gemompel. Dit was de kapitalist, de bourgeois, de gehate, de man in weelde levende, met andere woorden de bloedzuiger, die den armen werk man het zijne onthield. Een afkeurend gemompel als van een verwijderden donder ging door de zaal en daarop hoorde men hiel en daar een zacht gefluit. ,,Ik ben niet bevreesd, goede vrienden, voor uwe teekenen van af keuring, maar het spijt mijdat ik zoo weinig gezond versland bij u vind. Ik ben niet hier gekomen om te pleiten voor het kapitaal of voor de rechten van den werkgever tegenover den werkman. Dal is een oude quaesfie waarover wij vroeger reeds meermalen hebben gesproken, ik ben hier gekomen om te protes teeren tegen de vereeniging van deze eervolle kleine Sociëteit, met de schandelijkste en gevaarlijkste vereeniging welke ooit den vrede van Europa heeft bedreigd." De aanval was stoutmoedig, want in 1867 was de Internationale in den bloei harer jeugd. Er was een internationaal congres van werklieden te Genève geweest en in September zou er een plaats hebben te Lausan ne. De Internationale was voor al- gemeene vrede, spiegelde den werk man een land van belofte voor met gelijke rechten, verhooging van loo- nen, ontheffing van arbeid voor de vrouwen en meer dergelijke dingen nu, en in de toekomst onbereikbare utopieën. Tot dusverre had zij haar programma getrouw gevolgd, want terwijl zij de metaalwerkers gedurende hunne langdurige werkstaking onder steunde en in het zwarte boek den naam opteekende van elke firma die een lid der vereeniging ontsloeg had zij een afkeurend oordeel geveld over de handelingen der werklieden te Roubaix, die de machinerieën ver nielden en hunne werkplaatsen in brand staken. Tot dusverre scheen de Sociëteit slechts ten goede te hebben gewerkt maar Ishmael keek verder en zag achter al dat werken van velen den geest van één man, die, als in een marionettenspelde touwtjes in handen had en dus gevaarlijk was. Hij vond de schaduw van duitsch despotisme even gevaarlijk als die van hel Socia lisme, en het was hiertegendat hij wilde waarschuwen. Hij verwierp de stellingen van Karl Marxwees op de gevaren die er uit voortvloeiden, hij bestreed de onmogelijkheid er van in de praktijk. De meerderheid zijner hoorders wisten weinig of niets omtrent Karl Marx en zijn stelsel, maar zij waren bepaald sterk vooringenomen tegen een oud kameraad, die rijk was geworden. Ishmael was nu patron, burger, dus een vijand. Zijne rede lokte een storm uit van fluiten, sissen en schreeuwen. Maar de volle, zware, ernstige basstem verhief zich boven het gedruisch, evenals het geluid van den donder alle aardsche geluiden verdooft, zoodat elk woord weerklonk als een slag van den stoomhamer. Zonder eenige weifeling en onbe schroomd zeide hij al wat hij te zeggen hadgroette daarop vriendelijk maar ernstig de vergadering en verliet de zaal. Het was ruim negen uur toen hij het netwerk van oude straten in de buurt van de kerk van St. Eustache insloeg. Het weder was prachtig, een heerlijke zomeravond. Ishmael had een minuut of tien geloopen toen hij, dicht achter zich, de stem van een man hoordedie op verlrouwelijken toon vroeg „Heeft Monsieur Ishmael een oud lid der Gercle du Prolo vergeten van wiens diensten hij eens in een zeer delicate zaak gebruik maakte?" Ishmael keerde zich snel om en herkende een man, welke men hem dertien jaar geleden had aangewezen als een lid der geheime politie en dien hij toen had gebruikt om Paquerette uiltevinden. De man had toen half Frankrijk doorgereisd, veel geld verteerd, doch zonder echter eenig resultaat te leveren. Wel scheen hij meermalen op het spoor te zijn geweest, maar resultaat leverde hel niet op, zoodat Ishmael, na hem aanmerkelijke sommen te hebben uitbetaald, hem eindelijk ongeveer zeven jaar geleden, had ontslagen, overtuigd dat hij een indringer was. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERYEN LOOSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6