georneeid met pieken, lansen en an dere ouderwetsche wapenen er op en er naast, alsof zij zoo pas door geharnaste middeleeuwsche krijgslie den daar waren neergezet. De wanklanken in deze middel eeuwsche omgeving waren de maho- nyhouten tafels en eene piano vlak voor de toonbank; laastgenoerad instrument werd echter geduld ter wille der gezelligheid, die er's avonds heerschtewanneer letterkundigen van den tweeden en derden rang hier bijeenkwamen, om het werk hunner bekwamer of althans gelukkiger me dedingers te kritiseeren. Op deze plaats kwamen de mannen bijeen met versleten jassen en gedeukte hoeden, het schamele regiment van oefening en geestde Ratés men- schen die het op deze wereld waar schijnlijk beter zouden hebben gehad, indien zij zichzelf niet voor genieën hadden gehouden. In deze wonderlijke omgeving, keek Amelie verwonderd rond; er was slechts één raam van gekleurd glas. Zij had verwacht slordigheidzelfs smerig heid te vinden en ziedaarzij be vond zich in eene kamer die had kunnen dienen als eetzaai voor een van de oude prinsen van Frankrijk te Blois of te Plessy les Tours. Be halve in de Louvre en het Hotel de Gluny had zij nooit zulk een pracht gezien van decoratie, koper en ijzer werk of vreemdsoortig porcelein. Het trof gelukkig dal het juist een uur van den dag was, dat de meeste studenten op hunne colleges waren of in de hospitalen en er nog weinig- van de Rates bij de hand waren zoodat Kératry en zijne gezellin de geheele middeleeuwsche herberg voor zich hadden. Hij nam plaats in een der uitgebouwde geschilderde ramen en zette Amelie met den rug naar de zaal, zoodat, indien er gezelschap kwam, haar lieve kleine frimousse chilïonneé niet naar de zijde van het publiek was gekeerd, behalve wanneer zij vertrok. Armand bestelde eene flesch Cham pagne bij het fijne dejeuner, dal hen vlug en netjes werd voorgediend, en dat, volgens Amelie, zelfs beter was dan zij het ooit in het Maison Dorée of het Café Riche had genoten, wanneer zij daar gedejeuneerd had op invitatie van rijke vrienden haars vaders, die zelfs tot twee Napoleons per couvert betaalden. Zij begon met te weigeren wijn te drinkenzeggende dat zij niets wilde gebruiken dan koffie of chocolade, maar veranderde van raeening toen zij de lichtgekleurde wijn in het fijn geslepen glas zag tintelen, dat geheel besloeg door de champagne frappé. „Gij moet mij helpen de flesch leeg te maken," zeide Armand, „of ik zou, alles moeten opdrinken, in welk geval ik bepaald onder de tafel zou geraken en gij de rekening zoudt moeten betalen." „Daarvan zou in geen geval sprake kunnen zijn, zeide Amelie, wier beurs altijd leeg was. „Ik zou dan zelf hier moeten blijven als pand." „Gij kent nu het gevaar dat gij loopt, dus raad ik u aan uw plicht te doen." Amelie deed haar plicht door ook een paar glazen wijn te drinken. Hel was een warme ochtend tegen het einde van Juni, en dus smaakte de door het ijs verkoelde Champagne niet. slecht. Kératry ledigde de flesch zonder veel omslag. Zij bleven onder het gebruik van koffie met aardbeien en room nog een beetje zitten totdat monsieur de rekening betaalde, welke door de dame als zeer matig werd beschouwd, waarna zij dePantagruel verlieten. liet rijtuig hadden zij bij het uitstappen afgedankt. „Welk een prettig, rustig oud locaal is dit Pantagruel," zeide Amelie. „Gij hebt gelijkmaar weet gij wel dat ditzelfde Pantagruel in '32 het hoofdkwartier was van het Socialisme? De émeute werd daar grootendeels uitgebroed." Amelie kende zeer weinig van de geschiedenis. Zij had wel gehoord van eene revolutie in 1793 en van de vele toen onthoofde personen; dit had zij in romans gelezen en in komediestukken zien vertoonen. Zij wist dat er oproer geweest was, ge naamd coup d'état, toen zij nog heel jong was maar verder ging haar ken nis niet. Zij gingen een lange nauwe straat in achter hel Luxembourgeene straat met slinkende goten en armoedige huisjes, allen van elkander verschil lend juist hel tegenovergestelde van het door Ilaussman gemoderniseerde Parijs, dat zij zoo goed kende, een straat vol wijnhuizen, gargotes en burgerlijke crêmeries. In deze onaan genaam riekende buurt woonde de teinturier. Kératry hield voor een smalle ver- velooze deur stil, en ging haar voor in een donkere gang, waar de geur van gekookte kool, uien, de reuk van een eeuwigdurende pot-au-feu en van een soepketel die steeds te vuur stond en van vader op zoon overging zonder ooit buiten dienst te zijn, evenmin als een West-Indische peper pot die in dezelfde familie geslachten lang dienst doet. „Welk een akelig gat!" riep Amelie uit, een geparfumeerde zakdoek voor den neus brengende. De trappen waren nog erger dan de gang en schenen geen einde te nemen. Jean Nimporle leelde onder de dakpannen, maar aan Amelie kwam het voor, alsof die vijfde verdieping de twintigste was, en zij bezig waren den toren van Babel te beklimmen; te meer daar zij uit elke deur, welke zij voorbijging, stemmen hoorde in een verschillend patois of vreemde taal. „Wat is dit voor een verschrikkelijk hol?" vroeg zij, ademloos, toen zij op de vijfde verdieping was aange komen, waar het portaal zwart berookt was en de van beneden opstijgende dampen alles in een voortdurende schemering hielden. „Un garniantwoordde hij koeltjes. „Ik geloof gaarne, dat het voor u iels nieuws is, dat gij tot op heden geen begrip hadt van een goedkoop Parijsch kosthuis." „Ik had mij nooit zoo iets vreeselijks voorgesteld," zeide Amelie met volle overtuiging. „Gij zoudt nog verscheiden gangen moeten afdalen eer gij den bodem van den put had bereiktDit is een bour geois caravanserai de woning dei- werkenden, van hen die zijn achteruit gegaan, van de fatsoenlijke armoede. Schort uw oordeel op, tot gij wer kelijke smerigheid, waarachtige ellende zult hebben gezien. De genietingen van het leven ontbreken hier, maar toch worden de vormen der bescha ving nog in acht genomenalthans min of meer." „Niet wat de geur aangaat," zeide Amelie, steeds haar zakdoek voorden neus houdende, „de lucht hier op de trap is bepaald verpestend." „Het is natuurlijk dat zoowel on aangename als aangename geuren steeds naar boven stijgen." „En dus komt gij hier dikwijls om dezen persoon te zien?" zeide Amelie verwonderdterwijl zij bij de deur van Jean Nimporte stonden te wachten. „Zoo dikwijls als ik hem noodig heb. Hij is zoo trolsch als Lucifer en wil niet bij mij komen." Een stem riep „Binnen," waarop Kératry de deurknop omdraaide en binnentradAmelie weifelde of zij zou volgen. „Goeden morgen vriend, ik breng u hier een nichtje om u te bezoeken. Ik vertrouw, dat gij er niet tegen zult hebben?" zeide Kératry op vroo- lijken toon. „Indien de dame niets tegen het hol heeft waarin ik leef, dan heb ik tegen haar bezoek niets," zeide de broodschrijver. Zijn stem was schor, zooals die van een man die zwaar rookt en drinkt; maar de wijze waarop hij sprak die van een gentlemanhij stond op met zijn meerschuimen pijp in de hand, om zijne bezoekers te ontvangen. Hij was erg bleek en mager, had sluik blond haar, vermengd met grijs, een zeer dunnen baard,enoogen welke door zorg en kommer diep in het hoofd lagenomringd door zware rimpels en loodkleurige wallen. Vroe ger was hij een knap man geweest, maar nu ging hij eenigszins gebukt, zooals hij daar stond in zijn verschoten, ouden chambercloak. Hij had prach tige handenmaar de doorschijnende kleur teekende te duidelijk ziekte en dood. Amelie, die niemand kende welke het minder had dan zijzelve, huiverde op het gezicht van dit men- schelijk wrak. „Ik kom u mijn laatste actes bren gen, zeide Kératry. „Gij behoeft u voor mademoiselle volstrekt niet te geneeren. Zij weet dat ik van uwe goede medewerking gebruik maak, hoewel ik dat niet aan hel publiek zeg." „Waarom zoudt gij dat ook doen zeide de man die zich Jean Nimporle noemde. „Al zoudt gij voor een uwer stukken een lauwerkrans krijgen dan nog zou ik om geen enkel blaadje er van vragen. Ik wensch niets meer dan te kunnen leven. In mijn hoofd is in de laatste zeven jaar geen enkel nieuw denkbeeld opgekomenmaar ik kan daarom het werk van anderen wel verbeteren en zorgen dat het goed op pooten staat, en hoewel ik voor mijzelf vergeten heb, wal een glimlach is, weet ik toch nog wel een zin zoo te zetten dal het publiek er om schatert. Wilt gij een glaasje puree de pois?" Hij wees op een flesch half gevuld met een groenachtig vocht, en toen de Kératry bedankte deed hij er een weinig van in een glas dat hij daarop met water vulde. „Is het nog niet wat vroeg voor absinthe?" vroeg zijn bezoeker. „Het is niet te vroeg öm televen, en zonder dezen drank leef ik niet," antwoordde Jean Nimporte. Hij nam het handschrift voor zich en na zijn pen in de inkt te hebben gedoopt, begon hij te lezen. Zijn vlugheid van begrip was merkwaar dighoewel zijne hand beefde als een espenblad. Hij schrapte door, schreef hier en daar wat bijsoms een woord dan weder een geheelen volzinen voegde er grappen inmet evenveel gemak als een ander een komma of eene punt zou zetten. Amelie stond met open mond, verbaasd te kijken, min of meer verontwaardigd dat het werk van haar vriendzoo ruw werd behandeld, maar was toch onder den indruk van dit genie met zijn bevende hand en ongekamden baard. Bijna een uur werkte monsieur Nimporte aan die laatste scènes van de nieuwe vaudeville, zonder dat de rimpels van zijn voorhoofd verdwe nen, van tijd tot tijd een slokje absinthe nemende en steeds voortwerkende of eene pijp stoppende met zijn be vende handen. Dikwijls maakte hij geheele veranderingen plaatste een echtgenoot in een hangkast om eene verklaring van een minnaar zijner vrouw aan te hooren bracht op een kritiek oogenblik eene soubrette van achter een gordijn te voorschijn, wist gebruik te maken van een min nebrief om een slotscène te vormen toonde in 't kort gezegd een volleerd dramaschrijver te zijn. „Ik geloof werkeljjk dat hel wel gaan zal," zeide hij, toen hij het bijna geheel had gelezen. „Ik moet haast makenwant ik heb een af spraak tegen twee uur met iemand die een stuk heeft geschreven waarin ik de rol van Voltaire zal spelen." „Een dichter wiens verzen meer malen door u worden omgezetzeide Kératry. „Daarin hebt gij gelijk, ik doe dat uit liefde voor de muzen. Hij betaalt mij beter dan gijen het werk was veel zwaarder. Ik ben zelf dichter geweest en in dien tijd brandde de goddelijke vlam levendig genoeg, maar tegenwoordig is het een vervelend werk te trachten nog een vonkje van het oude vuur te doen ontvlammen. En buitendien, ik heb nooit op kommando kunnen werkenmonsieur de Kératry. Ik zou een rijk man zijn geweestin dien ik mijn Pegasus aan hel tuig had kunnen gewennen." Zoo sprekende blies hij groote wolken tabaksrook uit zijn oude brüle-gueule en bleef ongeveer een minuut met starende oogen bewe gingloos zitten, de hand op zijn ge- schritt rustende. Hij was het volkomen toonbeeld van den mandie zijn leven heeft verwoest, dat schitterend had kunnen zijn, en nu terug ziet op een loopbaan die, hoewel somtijds met rozentoch maar al te veel bestrooid was geweest met doornen en netels. „Wat zegt gij daar, gij verwacht een bezoeker tegen twee uur?" zeide Amelie verschrikt. „Waarom hebt gij dat niet vroeger gezegd? Laat ons dadelijk gaan, voegde zij er tot de Kératry bij, terwijl zij opstond. „Wij mochten eens iemand op die akelige trap ontmoeten, iemand, die wij kennen." „Wees toch niet bangkindlief. Niemand in het Quarlier Latin zal u kennenzeide Armand geruststel lend. „En indien een of ander bekende u zou ontmoeten, mademoiselle, wat zou het dan nog vroeg Jean Nim porte, haar spotachtig aanziende. „Is het dan een misdaad om den letter kundigen kluizenaar in zijne cel te bezoeken, in gezelschap van uwen neef?" „Kom iaat ons gaanzeide Amelie, die nu veel kalmer gestemd was, dan een uur vroeger. Het was dan ook vervelend geweest daar te zitten zonder eenige afleiding, te midden der armoedige omgeving van den dichter, zonder andere bezigheid dan haar parasol om en om te keeren. De roode steenen vloer, de smerige oude sofa, indertijd be stemd om op te rusten, maar nu volgeladen met vlugschriften, papieren, boeken en kleedingstukkenin 't kort met een rommel van allerlei; het uitzicht was op daken en schoorstee- nen zonder ergens bloem of blad te ontdekken; op den muur was hier en daar met houtskool het een en ander geteekend in den stijl van Gavarni; de spinnewebben in de hoeken van het plafondvoltooiden hel geheel zeker niet schitterend voor eene jonge dame, gewend aan vergulde behang sels en damasten gordijnen met een prachtig gezicht op heesters en fon teinen. De eerste opwelling, de nieuw heid was verdwenen even snel als de parels in de Champagne in het Pantagruel, en zij begon na te denken over hare dwaasheid en wat madame Jarzé wel zou zeggen, indien zij, door een of ander toevalkennis kreeg van deze jeugdige uitspatting. In werkelijkheid stak er geen kwaad in, maar hel was toch iets onge woons, eene aanmatiging van vrouwe lijke vrijheid die misschien le New- York zou worden geduldmaar waarmede men te Parijs in de Champs Elysées, nog volstrekt niet was ingenomen. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6