DOOR EIGEN KRACHT.
Naar het Engelsch door M. E. Braddon.
57)
„Bedoelt gij brandewijn stamelde
Paquerette. „Ja, daar zou ik wel een
klein slokje van willen hebben ik ge
voel mij in 't geheel niet wel."
De oude vrouw trok een gezicht
alsof het haar speet dat zij het had
aangeboden en liever gezien had
dat Paquerette had geweigerd. Zij
ging naar een hoop lompen en haalde
er eene flesch uit, welke zij daar
had verborgen en welke zij nu voor
het licht van de kaars hield.
„Er is nog maar een klein slokje
in," zeide zij „wij zullen samen
deelen."
Om zeker te zijn dat zij niet te
kort zou komennam zij eerst een
goede teug en gaf toen de flesch aan
hare kleindochter.
Paquerette gat de flesch terug zonder
er uit te hebben gedronken de ge
dachte aan die vuile lompen maakte
het haar onmogelijk iets te gebrui
ken dat uit zulk een bergplaats
kwam.
„Een klein beetje water, als 't
u blieft," stamelde zij.
Helaas I water was in dal hol nog
minder te vinden dan brandewijn.
Een paar hutten van haar af stond
een oude ton waarin het regenwater
van de verrotte daken werd opge
vangen en dit was de eenige bron
waaruit mère Lemoine ooit putte.
Hoewel met tegenzin nam de oude
vrouw een gebarsten kan van den
schoorsteenmantel en ging uit om een
weinig water te halen. Zij kwam terug
met een zwartachtig vocht, hetgeen
Paquerette gretig dronkden vuilen
smaak eerst bemerkende nadat zij hel
had gebruikt.
Zij viel neer op den ellendigen
hoop lompen, hare kracht was ge
broken haar einde was nabij. Hoe
ellendig het verblijf ook waszij be
zat de middelen niet een ander te
zoeken.
Dit was het begin van lange nachten
en dagen van pijn en berouw. Paque
rette had ook vroeger veel geleden
maar dat was niet te vergelijken met
hetgeen zij nu moest doorstaan, altijd
alleen en dus zonder troostwant
de spookachtige figuur harer groot
moeder, bezig zijnde de vodden en
andere vuiligheid te sorteeren kon
nauwelijks gezelschap worden ge
noemd. En als de vodden waren uit
gezocht in den vroegen ochtend, nam
het oude wijf een stevigen borrel en
ging dan op den hoop lompen liggen
slapen lol den avond.
En dan de lange nacht, als groot
moeder uit was om in de goten
allerlei lappen enz. te zoekenen de
stervende vrouw op haar ellendige
legerstede lag te staren naar de maan
ol de sterren, welke schitterden aan
den hemel waarvan zij zoo weinig
wist! Zoodra mère Lemoine uit was
zette Paquerette een raam open om
eenige frissche lucht binnen te laten
al was het weder ook stormachtig;
zij maakte dan een soort van tocht
scherm, als de oude vrouw te erg
klaagde over tocht, maar nauwelijks
had mère Lemoine de hielen gelicht
of alles ging weer open, hoe het
ook stormde en al sloeg de regen
naar binnen. Het was frissche lucht
die zij behoefde, nog meer dan voed
sel. Welke lange uren van berouw
en bittere herinneringenHoe droe
vig waren hare gedachten terwijl zij
in die stille zomernachten op haar
bed lag
Het was niet aan haar verleider,
dat zij het meeste dacht gedurende
die slapelooze urenniet aan hem voor
wien zij haar tehuis en goeden naam
had prijsgegeven. Haar geest was
voortdurend bezig met den beleedigden
echtgenoot, en hoe anders haar toe
stand zou zijn geweest als zij hare
huwelijkstrouw niet had geschonden.
Nu kende zij de waarde van den
man dien zij had verlaten; nu kon
zij eene vergelijking maken tusschen
hem en haar verleider. Zij wist dat
zij echt goud had weggeworpen om
nagemaakt goed in de plaatste nemen.
Zij was haren verleider trouw geble
ven in tegenstelling met de meeste
gevallen vrouwen. Zij had eenmaal
gezondigd, en zij droegde strafdaarvoor
geduldig. Gelukkig was zij niet ge
weest, want zij had alle nukken van
haren minnaar moeten verdragen, om
eindelijk nog van hem te hooren dat
zij hem ongelukkig had gemaakt
Dit laatste verwijl had haar het hart
gebroken. En nuin die lange een
zame dagen, zonder godsdienst, te mid
den van het uitvaagsel der maatschappij,
arm, met gebrek aan het hoogst noodi-
ge, dacht Paquerette aan haar huwelijks
leven, aan hel rustige, kalme tehuis
dat zij had opgeofferd, en aan den
echtgenoot, die steeds zoo goed en
toegevend voor haar was geweest
en wiens eenige fout alleen daarin
had bestaan dat hij te hard had ge
werkt voor de toekomst, waarvan zij
beiden de voordeelen zouden genoten
hebben. Hoe gelukkig scheen haar
nu haar leven toe op die tweede
verdieping in Ménilmontant, vergeleken
bij het hol in Gité du Soleil! In die
dagen kende zij geen zorg. Zij had
een goed gevulde beurs en een gemakke-
lijke woning. En nu, helaas! Zij dacht
aan de geschiedenis van den verloren
zoonwetende dat de hond van
ishmael beter voedsel kreeg, dan haar
werd voorgezet door de grootmoeder.
Voor haar bestond geen mogelijk
heid om terugtekeeren en hare zon
den te belijden. Hare zonde was van
dien aard dat er geen verzoening
mogelijk was. Misschien zou God haar
vergiffenis schenken. Haar schepper
en rechter zou haar langdurigen straf
tijd in zak en asch in aanmerking
nemen; maar Ishmael kon haar nooit
vergeven. Waarom had zij zich zoo
tegenover hem vergrepen'.' Om een
ijdelen droom nalejagen zonder eenig
recht aan hare zijde.
Herinnering bracht haar nog ver
der terug naar dien heerlijken
dag in de bosschen van Marly. Toen
had zij Ishmael lief, beschouwde hem
als een hooger wezen en had eerbied
voor hemhare gevoelens waren toen
even zuiver als die eener adellijke
dochter uit de Faubourg St. Germain,
die zoo pas uit een klooster komt.
De bloemknop ontwikkelt zich even
goed voor het venster van den arbei
der als in de broeikas eener hertogin.
Ja, PAquerette was in die dagen eer
lijk, en beminde Ishmael onverdeeld,
liet lot was haar gunstiger geweest
dan voor de meesten van haren stand;
zij had een braaf man als echtgenoot.
Daarop volgden dagen van weelde,
zonder zorg ofbezigheid en toen beging
zij de dwaasheid, die haar schande,
oneer en armoede aanbracht.
Zij had overvloedig tijd om over
het verleden te denken, zooals zij daar
dag aan dag op haar ellendige leger
stede lag, naar de blauwe lucht te
kijken terwijl haar hoest steeds toe
nam. Ach hoe pijnigden haar die
herinneringenSlechts de zondaar
die door eigen schuld alles heeft ver
loren kan er zich een denkbeeld van
maken.
Gedurende die lange dagen gewen
de zich Paquerette's scherp gehoor
aan allerlei geluiden in de Zonnestad
meestal waren die geluiden weinig
welluidendsnauwen en vloeken ge
voegd bij het geknor van varkens en
hel geschreeuw van kinderen, nauwe
lijks hooger dan de dieren waarmee
zij speelden; het gejank van honden
het hanengekraai en gekakel van de
kippen en het schrille geluid dat een
ol andere jongen op een blikken
fluitje maakte.
Naast mère Lemoine woonden een
paar Italiaansche orgeldraaierster
wijl de muren zoo dun en vervallen
waren dat Paquerette geregeld hunne
stemmen kon hooren en zelfs soms kon
verslaan hetgeen zij spraken, doordien
Paquerette op hare reizen in het
Zuiden, zich het Italiaansch en ook
hel Spaansch had eigen gemaakt, maar
buitendien spraken zij deze taal geheel
vermengd met woorden uit de nieuw
ste parijsche dieventaal.
Op zomeravonden, nadat mère
Lemoine met hare mand en lantaarn
was uitgegaanzaten de twee Italia
nen op eene bank voor hun hut,
met een pijp in den mondte praten
terwijl hun macaroni binnen te vuur
stond en de geur van kaas en knoflook
door de scheuren in de muren drong.
Zij hoorde dan elk woord dat zij
spraken. Hoewel ongezien, waren zij
haar eenig gezelschap. Zij begon
belang in hen te stellen, liet waren
ten minste menschelijke stemmen
welke zij in hare eenzaamheid hoorde.
Zij schenen vriendelijk tegenover
elkander en als broeders omtegaan.
Het was aangenamer hen te hooren
dan het gehuil van een half ver
hongerden hond of' het geknor der
varkens. Hun italiaansche stemmen
klonken welluidend en ernstig. Lang
zamerhand begon zij elk woord te
verstaan en kon dus hun gesprek
geheel volgen.
Zij spraken over politiek, over Frank
rijk en Italië, over geheime genoot
schappen en over een groote instel
ling welke de werklieden over de
geheele wereld zou verbinden tot
een geheel, eene broederschap waar
voor de gekroonde hoofden zouden
moeten bukkenen door wie de pa
leizen zouden worden herschapen in
arbeiderswoningen. Zij spraken over
de Carbonari, over Orsini en zijn
aanslag op het leven van den keizer;
hoe Napoleon hem in zijne cel had
bezocht in Mazas den avond voor
zijne terechtstelling en hem beloofde
Italië te zullen bevrijden van het juk
waaronder het gebukt ging.
„Het is gelukkig voor hem dat
hij zijne bolofte heeft gehouden,"
zeide de oudste broeder„want er
zijn veertig Carbonaridie gezworen
hebben hem te zullen dooden, indien
hij de beloften, in zijne jeugd door
hem gedaan, niet nakwam. Maar nu
behoord hij tot de onzenHijdie
weinig jaren geleden een handvol
studenten veroordeelde wegens het
houden eener politieke vergadering
ondersteunt nu de Internationale met
hart en ziel."
„Elk handelaar moet met zijn tijd
meegaan, de bakens naar omstan
digheden verzettenantwoordde de
andere op sarkastischen loon, „en
vooral hij, wiens handel beslaat in
tronen en scepters."
„En nu zal de keizer helpen aan
eene levensverzekering voor den
werkman, indien er, ingeval van
sterven niets overblijft voor vrouw
en kinderenen waarvan bij een on
geluk het gezin ondersteuning kan
genieten."
De andere lachte bij de gedachte
aan zulk een ideaal van voorzichtig
heid en spaarzaamheid.
„Hoeveel van die model-werklieden
zouden er wel zijn denkt gijdie
er zich om bekommeren wat er van
hunne kinderen wordt, wanneer zij
in het graf liggen Als zij eenig geld
hebben overgespaard dan gaat dit
naar de assommoir of de bastringue.
Wat wij noodig hebben is geheel
iels anders dan te worden geholpen
om ons eigen geld te bewaren. Wij
moeten de meesters terugbrengen op
gelijken voet met de werldiedenwij
verlangen een eerlijke verdeeling der
voordeelen, in plaats van ellendige
loonen. Wat wij verlangen is coö
peratie, waardoor de patroon vervalt;
coöperatie tusschen den staat en den
werkman, met uitsluiting van den
middenstand. Die bloedzuigers moeten
wegzooals de leveranciers van het
leger. Laat het gouvernement de
materialen uitgeven aan een syndi
caat van werkliedenwelke de voor
werpen dantegen de kosten van
het werkloon geheel gereed weder
inleveren. Geen tusschenpersohen tus
schen het rijk dat betaalt en den am
bachtsman die werkt. Maar, neen;
het gouvernement zou eerder den
slaven-handelaar aanmoedigen, den
man die de armen het vel over de
ooren haalt. Ik zeg dat geen mensch
recht heeft om rijk te worden dooi
den arbeid van anderenen de groote
kapitalist, die een duizendtal werklie
den in dienst heeft is even laag als de
patron waarmede wij te doen hebben
die rijk wordt door het bezit van een
vijftigtal draaiorgels en evenveel witte
slaven om ze te bespelen."
„Ik ken er zoo een," gromde de an
dere; „een man die zestien jaar geleden
in een ordinaris at voor zeven sous.
Ik heb menigmaal naast hem gezeten.
In dien tijd was hij werkmaneen
metselaarsknecht. Nu is hij een groot
manhij bouwt bruggenviaducten
spoorwegen en is een der millionairs
van Parijs. Deze monsieur, Ishmael
geheetenwas vroeger een der leiders
van de Rooden; hij was een groot
man onder ons, toen wij ons „Sociélé
de la Logue" noemden en in eene
achterkamer te Vilette vergaderden;
maar sedert hij rijk is, is hij geheel
van toon veranderd, zooals dat trou
wens in den regel gebeurt."
„Grace a Dieu! Ik heb mij nooit
met geldsparen bezig gehouden," zeide
de jongste broeder„als ik een paar
sous bezit dan koop ik er een glas
pélrole voor, dal verwarmt het bloed
en de hersens, in plaats van ze te
verkoelen zooals geld doet."
„Ik heb ondervonden dat geldge
brek de hersens van een mensch lot
kookhitte kan brengentot moord
zeide Gavot, de oudste.
„Het is waar," zeide de andere
geeuwende. „Maar zoolang ik een
handvol macaroni heb en een schuil
plaats voor den wind, dan gevoel ik
mij gelukkig."
„Mijn karakter is anders. Ik haat
armoede en ik haat rijke menschen.
Ishmael is reeds sedert drie jaar een
geteekend man. Laat hem voorzichtig
zijn. De Prolos schenken geen ver
giffenis aan renegaten."
Dit was de eerste maal dat Paque
rette den naam van haar echtgenoot
door de Napolilanen hoorde noemen.
Zij stelde dus van dal oogenblik af
nog levendiger belang in hetgeen zij
spraken. Meermalen hoorde zij zijn
naam noemen, en hoe alles hein mee
liep, hoe rijk hij was en dan kwam
wangunst bij haar boveniets wat
den mensch schijnt aangeboren te zijn.
Hector de Valnois, gentleman, dichter,
sybariel, haatte den man die zich
zelf had gevormd en de fortuin had
gedwongen hem gunstig te zijn en
nu hoorde Paquerette uit den mond
van den orgeldraaier denzelfden haat
en afkeer.
Op zekeren nacht hadden de twee
broeders hevigen twist. Paquerette
huiverde, nu zij bemerkte hoe ver
schrikkelijk de woede dier kinderen
van het zuiden ging. Het scheen dat
zij op het punt waren elkander te
vermoorden. Zij hoorde hen worstelen
en maakte uit de woorden die zij ver
nam op, dat er met messen werd
gevochten en dat er bloed stroomde.
Zij hield haar adem in, elk oogen
blik verwachtte ze den doodsnik te
zullen hooren. Maar het rumoer nam
langzaam af en eindelijk werd alles
stil. Den volgenden ochtend gingen de
beide mannen te zamen uit, lachten
en praatten, alsof er niets was gebeurd.
En nu zaten zij bij het licht der
ondergaande Augustus-zon voor hunne
deur een pijp rookende en over Ishmael
sprekende, maar zoo zacht, dal Pa
querette slechts van lijd tot tijd een
enkel woord kon opvangen.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LüOSJES, te Haarlem.