zoodat men uit liet salon zoowel als uil de biljardkamer door groote glazen deuren een vrij uitzicht in de oranjerie had. Er waren voor Sir Vernon Law- lord aan de vleugels van zijn huis, die hij bijgebouwd haddroevige her inneringen verbonden. Hij had het laten bouwen tot genoegen van zijne eerste vrouw, een erfgename en de beminnelijkste der vrouwen: doch voor dat het gebouw voltooid was, lag de eerste Lady Lawford in haar graf, een zuigeling van een paar maanden oud nalatende. De weduwnaar treur de innigmaar hel bleek dal hij geen uilzondering op den gewonen regel maaktenamelijk hoe dieper de smart van de beroofden isdes te spoediger zoekt hij of zij troost in een nieuwe verbintenis. Sir Vernon hertrouwde binnen twee jaar na den dood zijner vrouw; en ditmaal, in plaats van aan den wensch van het geheele graaf schap gehoor te geven en een der deftigste en rijkste dames uit die streek te kiezenhad hij zijne vrouw ergens op het vasteland opgedaan iets wal hem in de opinie der bewoners uit de buurt alles behalve ten voordeele strekte en toen hij haar te huis bracht en aan zijn bekenden voorstel de, was hij buitengewoon terughou dend omtrent alles wat haar verleden betrof. De bewoners van het graafschap haalden de schouders op en betw ijfel den sterk, of dit huwelijk wel goed zou eindigen. Zij hadden eenige jaren later de droevige voldoening van te kunnen zeggen dat hunne voorspelling was uitgekomen. De tweede Lady Lawlord bracht haar man twee kinderen, een jongen en een meisje, en binnen een jaar na de geboorte der dochter, verdween zij op geheimzinnige wijze. Zij ging, zooals men vertelde, tot herstel harer longennaar het zuiden van Frankrijk; hoewel niemand haar anders had gekend dan als een jonge vrouw, bloeiende van gezondheid, kracht en schoonheid, meer of min eigenzinnig, zeer verkwistend, bui tengewoon verzot op genot, haar echtgenoot beheerschende met al de onbeschaamdheid van het bewustzijn „schoon" te zijn. Van die reis naar het Zuiden kwam zij nooit terug. Niemand hoorde ooit een duidelijk verhaal omtrent de oorzaak van haar doodna verloop ran twee of drie jaar geloofde men algemeen dal zij overleden was. Sir Vei non was veel op reisterwijl zijn ongehuwde zuster hel huishouden op South Hill bestuurde en toezicht hield op de opvoeding zijner kinde ren. Madoline, dochter en erfgename van de eerste Lady Lawlord, werd te huis opgevoed. Loflus, de zoon, ging bij een privaat-onderwijzer te Stratford cn van daar naar Hugby, waar iiij ziek werd en stierf. De kinder- en meisjesjaren van Daplme werden grootendeels op een kost school doorgebracht. Een week geleden was zij nog te Asnières, steeds met die oude afgezaagde prozaïsche boeken, de labelen van Lalontaine, uitgerekte verhalen opdreunende uit Athaiia en Iphigenia, steeds de arme, geduldige Toby plagende en heetschende over Martha Dibb. En nu hield men haat- opvoeding voor voltooid, en zij was vrij vrij om naar hartelust over de liefelijke gronden van South Hill rond Ie zwerven, en in de landen bij de rivier waar de narcissen zoo prachtig groeiden en bloeiden, en waar zij jaren geleden-toen zij nog een klein kind was, ziehzell een kroontje gemaakt had van die gele bloemenbijna niet schitterender van kleur dan haar eigen haar, bij welke gelegenheid een schilder, een vriend baars vaders, haar „Asphodel" ge noemd had. Hoe goed herinnerde zij zich nog die zonnige voormiddag in T begin van April en -toch scheen hel eeuwen geleden! Kindsche jaren schij nen op zeventienjarigen leeftijd zoo ver achteruit te liggen. Hoe duidelijk herinnerde zij zich den kunstenaar, wiens beschaafde en zachte manieren haar kinderhart geheel hadden inge nomen! Zij werd te South Hill zoo weinig geprezen, dat zij van genot beefde toen haars vaders vriend terwijl hij naar haar gekroond hoold keek, uitriep: „Welk een liefelijke verschijning! Kijk eens Lawford, als ik haar nu eens uilschilderde zooals zij er op 't oogenblik uitziet, haal baren fladderend in den wind, en dan die achtergrond van struiken en het blauwe water?" Maar Sir Vernon keerde zich om, iets binnensmonds mompelende, en de beide heeren wandelden verder, haar verlatende terwijl zij hunne cigarellen rookten. Zij herinnerde zich, hoe zij in een vreeselijke kinderlijke woede, nauwe lijks wetende waarom zij boos was, de narciskroon van haar hoofd rukte en dien vertrapte. Gedurende den geheelen duur van zijn bezoek noemde de schilder haar Asphodelen toen hij haat op zekeren moigen alleen in den tuin vond, nam hij haar mede naar de biljardkamer en maakte een schels van haar hoold met de prachtig krullende, loshangende haren een schels, die het volgende jaar op de tentoonstelling der Konink lijke Akademie kwam en waardoor elk kunstliefhebber in Londen als 't ware betooverd werd. En nu was hel weder in de eerste dagen van April, zij was nu op een leef tijd tusschen meisje en vrouw, vrij om te doen wat zij wilde. Zij begon lang zamerhand allerlei zaken te begrijpen, die niet geschikt waren om haren vrouwelijken hoogmoed te streelen. Vooreerst begreep zij zeer duidelijk, dat haai vader niet van haar hield en waarschijnlijk nooit eenige gene genheid voor haar zou koesteren dat hare tegenwoordigheid in zijn huis hem alles behalve aangenaam was; dat hij haar alleen duldde als een der lasten van het aardsche leven terwijl hij haar zuster onbeschrijfelijk lief had. 'I Was waar, dal zij van nature en door gewoonte zelfzuchtig en eigenzinnig was en dat hel eigen lijk niets waard was de liefde of genegenheid van zoo'n man te be zitten. Toch zou Daphne gelukkig ge weest zijn, indien haar vader haar, ook nog maar zoo'n klein beetje, bad lief gehad. Zijn onverschilligheid viel haar als ijs op 't hart. Zij was gewend genegenheid af te dwingenom geliefd en geprezen en in zekeren zin aange beden te worden door haar goed uiterlijk en lieve manieren om als 't ware een zekere heerschappij over haar schoolkameraadjes te voeren, ten eerste, omdat zij de dochter was van Sir Vei non Law ford, en ten tweede door hare lieve, fijne manieren en bevalligheden, die haar boven andere schoolmeisjes deden uitblinken. En toch was Daphne, hoewel Sir Vernon weinig genegenheid voor zijne jongste dochter betoonde, niet onbe mind op South llill. Hare zuster Madoline had haar hartelijk lief, had haar altijd innig lief gehad sedert die niet te vergeten zomerdagen, toen het ernstige, negenjarige meisje hand aan hand met het springende kindje van twee jaar door tuinen en boschjes ionddwaalde en het wel scheen, dat zij alleen over South llill heerschten, terwijl Sir Vernon en Lady Lawlord ergens op hel vaste land verblijf hielden, daar de ongehuwde tante een dame was, die in de beste gezel schappen zeer gezocht werd, en zooveel mogelijk genieten wilde van het leven, veelal hare plichten aan kindermeiden ol andere dienstboden overlatende. De genegenheid, die toen tusschen de zusters ontstaan was had door de afwezigheid niets geleden. Zij waren elkander toegenegen als in hunne prilste jeugdMadoline beminde Daphne met een zeker gevoel van bescherming, terwijl Daphne met diepen eerbied tegen Madoline opzag, in haar bepaald de volmaaktste dei- vrouwen ziende. ,1 k vrees, dat ik niet met praten zal kunnen ophouden," zeide Daphne op dezen Aprilmorgentoen zij van een lange wandeling langs de boorden van den Avon terugkwam, haar voor schoot gevuld met asters. „Ik heb u zoo schrikkelijk veel te vertellen." ,,Nu, doe je welsprekendheid geen geweld aanmijn lieveling. Gij zult mij niet vervelen," antwoordde Ma doline met haar zachte, aangenaam klinkende stem. Zij had een zeer zachte stem en sprak langzaam en bedaardde ware deftige wijze van spreken. Zij sprak als iemand, die nooit haast had gehad en nooit driftig geweest was. De beide zusters waren in Mado- line's zitkamer, ook wel het oude salon genaamd, omdat hel de voor naamste ontvangkamer van South Hili geweest was, voordat Sir Vernon de westelijke vleugel had laten bijbouwen. Het was een groote, luchtige kamer, wit geschilderd, met een lichtkleurig behangsel van de fijnste linten, de meubelen allen van lichte houtsoorten, prachtig bewerkt; maar het fraaiste in de kamer waren de prachtige bloemen, tulpen, gardenias, arums, hyacinten en zooveel andere soorten, met veel smaak op tafels, schoorsteen mantel en etagères geplaatst. Madoline Lawford had een bijzondere voorliefde voor bloemen en was rijk genoeg om aan dit genot naar hartelust te vol doen. Zij had een massa broeikassen in een der lagere tuinen doen bouwen en hield er een klein regiment van tuiniers en jongens op na. Zij kon dit alles betalen en toch Lady Wel doenster blijven in de geheele buurt rondom South llill; zoodat niemand dan ook eenige aanmerking maakte, dat zij zooveel geld voor hare bloemen- liefhebberij uitgaf. Zij was een mooie vrouw mooi, door die geregelde trekken waarom trent geen verschil van gevoelen kan beslaan. Sommigen zouden hare schoonheid misschien koud noemen, maar niemand kon haar schoonheid ontzeggen. Zij had een sterk gelee- kend profieleen hoog en breed voorhoofd, met eenigszins gebogen neus; de mond trolsch, kalm, en vastberaden, en toch uiterst liefelijk wanneer zij glimlachte; bijna zwarte oogen, met donkete wimpers, prach tige oogen en fijn geleekende wenk brauwen. Zij droeg het haar, zooals zij het had kunnen dragen indien zij in de dagen van Pericles en Aspesia geleefd had eenvoudig glad van hel voorhoofd weggestreken, en van achteren in een zwaren Griekschen knoop opgebonden; geen krulletjes of iets van dien aard waren noodig om aan haar gelaat een kunstmatige schoonheid te geven. Haar schoon behoorde tol die kalme type, welke niets te maken heeft met chique, trotsch, hoogheid of eenige andere hoedanigheid, die in den legenwoor- digen tijd te baat worden genomen om interessant te schijnen. Zij bad veel gevoel voor kunst en smaakmaar dit bleek meer in elk harer handelingen van hel dagelijksch leven, dan wel uil het werkelijk ge bruik van potlood of penseel. Zij werk te prachtig met wol en zijde, teekende haar eigen patronen naar levende bloemen, en maakte borduurwerken, die waardig waren om in een schil derijverzameling te worden opgehan gen. Zij bezat eene echt vrouwelijke liefde voor handwerken, en zat nooit zonder iels te doen in dit opzicht juist hel tegendeel van Daphne, die liever hier of daar rond liep, naai de lucht of het landschap kijkende, en altijd plan had om „straks eens hard aan 't werk te gaan." Daphne begon allerlei weikjes, doch maakte er nooit een af, terwijl elke taak die Madoline op zich namnaar behooren werd voleindigd. Zij was in werke lijkheid volmaakt streng hare plich ten vervullende, en met de meeste nauwgezetheid volbracht zij alles wat van haar geëischl kon worden. „Gij zult mij wel erg vervelend vinden, Lina," zeide Daphne op een voetenkussen zittendterwijl Madoline op haar gewone plaats zat inet een Japansch tafeltje naast zichwaarop haar wol en floszijde lag. „Gij kunt niet begrijpen wat een babbelaarster ik ben." „Als ik dal nog niet bemerkt had, dan moest ik wel erg dom zijn," zei de Madoline glimlachend. „Gij zijl reeds een week te huis." „Welnu; ja, gij hebt mij een klein beetje leeren kennenmaar gij zoudt dat babbelen misschien voor iets tij delijks hebben kunnen houden, en dal ik, als ik u alles verleid had van hetgeen gedurende onze tweejarige scheiding alzoo met mij gebeurd was, ach Linahoe verschrikkelijk ver velend was dal toch, al mijn vacantie- dagen te Asnières te moeten doorbren gen! betrekkelijk stil zou worden. Maar ik zal u altijd heel veel te vei lellen hebben. Het ligt zoo in mijn aard om alles wat mij voor den geest komt aan anderen meê te deelen. Daardoor kon ik het zoo goed met Dibb vinden." „Wie was Dibb, zusjeliefeen hondje?" „Een hondriep Daphne ondeu gend lachende uit. „NeenDibb was mijn schoolkameraad een dood goede meid dom, dik, van nature een beetje onbeschaafd, maar mij ge heel en al toegedaan. Een eenvoudig schepseltjemaar geheel en al de mijne; zooals Touchstone zegt. Wij waren zeer intiem." „Het zou mij spijten, lieve Daphne, dat gij een van nature onbeschaafd meisje tot uwe vriendin maakte," zeide Madoline ernstig; „en vind ge ook niet, dal het wel wat plat klinkt, uwe vriendin zoo maar kortweg „Dibb" te noemen?" „Hel was bij ons zoo de gewoon te," antwoordde Dapbne, schouder ophalend „zij noemden mij altijd Lawford. Het is gemakkelijk en klinkt vriendschappelijk. Gij spreekt wel over Disraeli en Gladstone dus waarom dan ook niet Dibb en Lawford?" „Ik geloof dat daar nog al verschil tusschen beslaat, Daphne. Indien gij op vriendschappelijken voel met die jonge juffrouw stond, waarom haar dan niet bij haar voornaam ge noemd P" „Welnu hel zij zoo, in het vervolg zal ik haar Martha noemen, om u genoegen te doen. Zij is werkelijk een goed onschadelijk schepseltje. Haar vader heeft een groolen windel in Ox- fordstraat, doch de familie woont in een soort van paleis op Claphatn Com mon, met tuinen en wijngaarden en eene ananaskweekerij en ik weet niet wat al meer. En dat ik haar een beetje burgerlijk of onbeschaafd noem, dal komt omdat zij en hare geheele familie allen zoo trolsch op hun geld zijn, en alles afmeten en beoordeelen naar den maatstaf van hel geld. Martha was altijd nieuwsgierig hoe het met mijn fortuin stond. Zij wenschte te weten of ik rijk of arm was en ik kon hel haar werkelijk niet zeggen. Wat ben ik, Lina?" Daphne keek haar zuster aan met een rnin ol meer nieuwsgierigen blik maar toch niet alsof zij veel belang in het antwoord stelde. Madoline kreeg een kleur, terwijl zij met hare zachte, donkere oogen Daphne leeder in het gelaat keek. „Mijn lief, goed zusje, waarom denkt ge aan geldzaken? llebjenog wel ooit gebrek aan geld gehad Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EItVEN LOOÖJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6