LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Braddon. 16) De kamer van Daphne was een der fraaiste van het huis, voorzien van een groot raam dat uitzicht gaf op de lande lijke vallei en de kronkelende rivier de „Avon", de meubelen waren keurig en ook het -behangsel, wil met goud, was vroolijk maar er heerschte eene schromelijke wanorde. Daphne's ja ponnen van gisteren en eergisteren lagen op de canapé. Op elke stoel of tafel vond men een harer hoeden als 't ware neergesmeten. Haar parasol lag dwars over haar toilettafel te midden van haarschuiers, reukflesch- jes, bloemvazen, speldekussens en meer prullen. Zij had geen kamenier voor zichzelve, maar de kamenier harer zuster, die ook belast was om haar te bedienen, had die taak als totaal onuitvoerbaar opgegeven. Geen goed opgevoede kamenier kon zich, tenzij bepaald gedwongen, afgeven met zulk eene slordige en ongemanierde jonge dame, die eerst order geeft dat haar kapsel moet worden opgemaakt en haar corset geregen omstreeks zeven uur, en dan zelf buiten adem en hijgend tegen kwart voor achten thuis komt; eene jonge dame wier- kraagjes en manchetten er altijd vree- selijk gekreukeld uitzagen en wier- linten- en strikkendoos er altijd uitzag alsof een aardbeving alles 't onderste boven gesmeten had. Toen Daphne daarover onderhouden werd en men zich bij haar beklaagde, antwoordde zij, dat zij oneindig liever zonder meid was, dan ieder oogenblik aanmerkin gen te moeten hooren. „Gij meent het zoo goed met mij, Lina, mijn lief zusje, maar een halve meid is geen meid. Ik zou het nog liever geheel en al zonder doen," zei- de zij Niettegenstaande de wanorde, was de kamer toch niet ongezellig. Alle zaken die hier en daar verspreid lagen waren fraai, voor helgrootste gedeelte van die soort van sieraden, die gewoonlijk door jonge dames met een ruim zakgeld en heel weinig ge zond verstand bedeeld, gekocht wor den. Bloemvazen van nagemaakt ge slepen kristal in allerlei vormen en kleuren, Japansche koppen en schotels, zoowel als waaiers en vuurschermen; overal bloemen, nagemaakt en echt, die de lucht met hunne geuren be zwangerden. Daphne bewoog zich in haar slaap, alsof zij bemerkte, dat er iemand an ders in de kamer gekomen was, geeuw de, keerde zich om op haar kussen en richtte zich eindelijk overeind, blozende en nog niet volkomen wak ker. Zij had haar blauwe japon nog aan, juist zooals zij van haar roei partijtje was te huis gekomen. „Hebt gij een lekker slaapje gedaan, mijn beste?" „Heerlijk. Ik was vreeselijk ver moeid. Wij zijn naar Stratford Dam geroeid." „En dus kunt gij nu goed roeien?" „Edgar zegt, dat ik het even goed kan als hij." „Dan geloof ik, dat gij beter zoudt doen het in het vervolg zonder Edgar te stellen, en niet verder te gaan, dan zoover als ons weiland reikt, zooals Papa u ook gezegd had dat hij ver langde." „Zoo, zoo 1" zeide Daphne. „Is dat een boodschap van mijn vader?" „Volstrekt niet. Maar ik geloof, dat het beter voor u zou zijn in dit opzicht aan zijn verlangen te voldoen. Hij is er erg op gesteld om gehoorzaamd te worden." „Nu, goed dan Line. Natuurlijk dal ikals gij het verlangtaan Ed gar zal zeggen, dat de lessen nu moeten ophouden. Het zal zonder hem wel een beetje vervelend zijn. Maar die ontbijlpartijtjes 's morgens waren wel een bezwaar voor mijhet was zoo lastig om een beetje verscheiden heid aantebrengen en Binks heeft vreemde begrippen. Begrijp eens dat hij in ernst voorstelde worst var kensworst in Juni! En ik kan hem maar niet aan het verstand brengen dat het bespottelijk was." „Dus blijft het afgesproken, dat gij in 't vervolg alleen gaat roeien. Ik weet dat vader het beter zal vin den." „Gij vindt het beter Line; en dat is voor mij voldoende," antwoordde Daphne op haar vleienden toon. „Maar mij dunkt dat ik Edgar een klein presentje geven moet voor al zijn goedheid. Een mutsje, of een sigaren koker of een antimacasser voor zijne moeder. Ik zou het netjes kunnen werken, dunkt u ook niet." „Gij maakt nooit iets geheel af, Daphne." „Omdat het begin altijd zooveel prettiger is. Maar als ik in dit nieuwe werkje steken blijf, dan zult gij hel wel afmaken voor mij, niet waar Line?" „Met heel veel genoegenmijn lie veling." Dien avond werd Edgar kennis ge geven dat zijn diensten als leermees- in het roeien niet langer vereischt werden. En hoewel deze zaak hem zoo zacht mogelijk werd meêgedeeld, maakte het toch op hem den indruk alsof al het genot uit zijn leven was weggenomen. HOOFDSTUK VIII. 't Is maar al te waar, dat aardsche vreugde verganklijk is." Geheel en al haar boot meester, genoot Daphne van het eenzaam ver blijf op de rivier. Dat zij het gezel schap van mijnheer Turchill moest missen, speet haar niet. Hij was zeer vriendelijk voor haar geweest, hij had alles voor haar gedaan, wat zij slechts wenschte, en die ontbijtpartijtjes in het schuitenhuis waren werkelijk een heel genot geweest. Maar langzamer hand zou de aardigheid er toch ook afgegaan zijn, terwijl het meer een tonige genot van kalm de rivier at tadrijven, geheel verdiept in hare eigene gedachten en droomen, nimmer ophield genot te zijn. Vooral voor haar, die zich zoo gaarne overgaf aan allerlei illusies, die zich beelden in de toekomst schiep die nooit verwezen lijkt zouden worden, doch die baar nu deden leven. Wat deed het er toe, dat het luchtkasteel dat zij voor zich gebouwd had, niet in werkelijk heid bestond, dat zij er nooit in zou kunnen wonen, of er ooit nader bij komen dan zij nu was? Voor haar bestond het, al was het dan ook maar alleen in hare verbeelding; het maakte een deel van haar leven uit en had voor haar meer waarde dan de da- gelijksche sleur van het leven zich aanldeeden, eten, uit rijden gaan en visites maken. Was haar leven meer afwisselend geweest, had zij zorgen gekend of zelfs had zij meer genot gehad, dan zou zij zich niet zoo aan droomen hebben kunnen overgeven. Maar zij had wei nig te doen en ook weinig genot. Madoline hield alle zorg en moeite van haar verwijderd op grond van haar jeugd, zij hield niet van huisbe zoek bij de armen te doen of aan andere liefdadige instellingen deel te nemen, dus verschoonde Madoline haar van die plichten, zoowel als van alle anderen. Zij zou met de jaren wel wat ernstiger wordendacht haar zuster. Nu scheen zij nog tot de bloe men en vlinders en andere vluchtige zaken te behooren. Daardoor genoot Daphne, door haar vader miskend, door haar zuster in alles toegegeven, meer vrijheid dan gewoonlijk aan een meisje van zeven tien jaar gelaten wordt. Tante Rhoda zag dit alles afkeurend aan, hopen de dat er geen kwaad van komen zou en zich verwonderende over de toe gevendheid van Lma, en Daphne's fraaie bootje, als een vlek op het landschap beschouwende, wanneer het de rivier af kwam drijven onder de ramen van de pastorie langs. Het prachtige land van de pastorie grensde aan de eigendommen van Sir Vernon Lawford, en Daphne wist op zijn best waar de landen van haar vader eindigden en die van de kerk be gonnen. Edgar Turchillontslagen als leer meester, wist toch altijd een voor wendsel te vinden om een groot gedeelte van den dag op South Hill doortebrengen. Indien hij er des na middags niet was om iri het park te raketten met de predikantsvrouw als vierde persoondan was hij er zeker des avonds om biljart te spelen. Hij deed allerlei boodschappen voor Ma doline, reed naar Warwick om een nieuw boek voor haar te halen, of naar Leamington om haar nog een strengetje wol, dat zij noodig had, te bezorgen. Geen boodschap was hem te min of te bespottelijk, indien hij er slechts door in de gelegenheid was om zijn tijd bij de zusters door te brengen. Daphne vond die genegenheid een slecht teeken, en begon te vreezen, dat zijn hart gekwetst was, en dat hij van liefde voor Madoline zou wegkwijnen zoodra de gelukkige Ge rald terug kwam om haar op te ei- schen. „Arme jongen," zeide zij eens, „wat zijt gij toch dwaas, waarom vliegt gij steeds rondom de vlam, die u vernietigen zal? Gij wordt met den dag erger." „Gy vergist u," zeide Edgar, „ik geloof, dat ik beter wordt en spoedig genezen zal zijn." Waarvan Daphne wel droomde ge durende die eentonige zomerochten den, terwijl haar schuitje in deschaduw der wilgenboomen stroomafwaarts dreef, en van tijd tot tijd slechts door een enkelen riemslag midden in het vaarwater gehouden werd. Hare gedachten waren omtrent het verlede- ne, hare illusies slechts in de toe komst. Hare gedachten golden voor namelijk den vreemdeling, waarvan zij zelfs den naam niet kende, die een reis over de Jura ging maken, pas een klein jaar geleden. Hare droo men waren, hem nog eens te ont moeten en toch waren de kansen voor die ontmoeting zoo goed als ondenkbaar. „De wereld is zoo akelig groot, dacht zij bij zich zelf, en ik heb hem zoo verschrikkelijk voorgejokt. Het zou juist mijn gerechte straf zijn als ik hem nooit terug zag. En toch, hoe zou ik kunnen leven zonder hem nog eens terug te zien! Zoover was het gekomen: het scheen haar iets noodigs lot het behoud ha rer ziel, dat zij elkander weder zouden ontmoeten, en dan beter kennis maken. De levendige, gevoelige natuui was bij de eerste ontmoeting reeds diep getroffen. Het was iets meer, dan liefde op 't eerste gezicht. Het was het ontwaken van een frisch jeugdig gemoed, zij was van kind vrouw geworden, toen zij den onbekende in het bosch ontmoet had. „Wie is hij Wat is hij Waar zal ik hem vinden?" vroeg zij zichzelf. „Hij is de eenige man die ik ooit kan liefhebben. Ja, met hem alleen zou ik willen trouwen. Alle andere mannen zijn lomp en ongemanierd bij hem vergeleken." De rivier was de vertrouwde van al hare droomen de liefelijke eenzame rivier, die zoo kalm tus- schen de groene weilanden door stroomde, waar het vee rustig graasde. Zij had geen ander, wien zij haar geheim kon influisteren. Zij was zoo dikwijls voornemens geweest het aan Madoline meêtedeelen, maar zij was er nooit toe gekomen. Lina was zoo teergevoelig, en zou zich zeker vree selijk over haar dwaasheid ergeren. Hoe kon zij het ook vertellen aan Lina wier engagement had plaats gehad geheel en al naar de regelen der welvoegelijkheid, met goedvinden en toestemming van een ieder; dat zij haar hart verslingerd had aan een vreemdeling, wiens naam zij zelfs niet kende, waarvan zij slechts één zaak wist, namelijk dat hij geëngageerd was Dus hield zij dit dwaze geheim zorgvuldig in haar eigen boezem ver borgen. De hartstocht was haar niet sterk genoeg om zich ongelukkig te doen gevoelen, of de werkelijke ge noegens van het leven voor haar te vergallen. Misschien was het ook meer een gril dan wel hartstocht, die in al haar droomen steeds nieuw voedsel ontving, maar haar leven was volstrekt niet ongelukkig, daar die liefde gebrek leed aan meer degelijk voedsel dan droomen. God had haar bedeeld met die innige bewondering der Natuur, die liefde voor de schoone aarde, waarvoor de mensch den Schep per danken rnoet. De velden, de beek jes, het bosch en de tuin waren on uitputtelijke bronnen van genot voor haar. Zij hield veel van allerlei dieren. De grijze Jersey koeien in de drassige weilanden, de huis-en wachthonden, en stalterriers zoogenaamd ver schrikkelijk fel op ralten, hoewel er geen merkbare vermindering in dat vraatzuchtige ras te zien is; de groole witte paarden op de boerderij, met hun zware staarten in een stevigen knoop opgebonden, en hun gevlochten manen en overdadig met koper ver sierde tuigen Madoline's span prach tige donkerbruine paarden, volbloed tot in het lipje hunner fijngevormde oorenhet zwaar gebouwde rijpaard van Sir Vernon; en dan Boiler en Crock, de twee oude koetspaarden voor die allen gevoelde Daphne ge negenheid. Dat waren allen levende wezens met zachte vriendelijke oogen, vriendelijker dan die der menschen gewoonlijk zijn, en die allen schenen haar lief te hebben. Zij voelde zich in hun midden beter t'huis dan in de flauw verlichte, met bloemengeur ver vulde salon, waar Sir Vernon haar altijd scheen aantezien alsof hij wenschte dat zij weg was, en waar hare tante haar voortdurend plaagde met allerlei aanmerkingen op haar gedrag. Met Lina voelde zij zich steeds gelukkig, die was altijd even vriende lijk en zachtmoedig. Gewoonlijk kwam Daphne, na des morgens langen tijd op de rivier rond gedreven te hebben, te huis, en ging aan de voeten harer zuster zitten terwijl die zat te werken, of op de sofa liggen als Lina haar iets voorlas, hetgeen die gaarne deed om daardoor misschien iets te kunnen toebrengen aan de opvoeding harer zuster; zij las dan iets belangwekkends uit een of ander maandschrift of eenige blad zijden goede poezie. Daphne hield veel van verzen zoolang zij die begrijpen kon. Haar smaak was niet beperkt; zij dweepte met Shakespeare, aanbad Byron en Shelley en Tennyson, Mrs. Bi owning en die minder verheven verzen van Robert Browning, ook had zij wel eens hooren spreken van een zekeren dichter Swinburngenoemd meer echter had zij niet mogen leeren van de voortbrengselen der lyrische muze. Het is noodeloos, te zeggen dat Byron en Tennyson hare uitver korenen waren. „De eene doet mij denken dat ik slecht, en de andere dat ik goed ben, maar ik bewonder ze beiden," zeide zij. {Wordt vervolgd.) Gedrukt bij DE ERVEN LOOS JES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6