Nieuwsberichten.
onvergelijkelijke voordracht bracht hij ten
gehoore drie Romancen van Brahms, be-
nevenB Anf dem Rhein van Schumann,
Das Erkennen van Löwe en Dithyrambe
van Schubert. Ware het niet beter geweest
eerst het lied van Löwe en dan dat van
Schumann te zingen Zooals de rangorde
nu was, deed 't ons denken aan het
spreekwoord van den boer en den edelman.
Ten slotte een compliment aan Mej.
T. Bastiaans voor de exacte en modeste
begeleiding.
Het Alg. Nederl. Werkliedenverbond,
afdeeling Haarlem, hield Zondag 6 Maart eene
openbare vergadering in Weten en Werken".
Een groot publiek was opgekomen, aangezien de
Heer B. II. Heldt, Voorzitter van het Verbond,
Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
als Spreker zou optreden. Uit den aard der zaak
volgt, dat ook het Sociaal-demokratisch element
goed vertegenwoordigd was, en dit te meer, daar
gelegenheid tot discussie bestond.
De Voorzitter van het Afdeelings-bestuur, de
heer R. Luyten, opende met een kort woord de
vergadering en gaf toen het woord aan den heer
Heldt. Spreker noemde het eene moeielijkheid,
steeds te moeten putten uit den ouden zak der
ervaringen op het gebied van vereenigingsleven,
doch wilde er op wijzen dat in de eerste plaats
de drang der behoefte de werklieden moet aan
sporen tot vereeniging. Wel noemde Spreker de
toestanden in de laatste jaren verbeterd, en waren
de werklieden in 't algemeen in beter conditie
gekomen, doch daar tegenover stonden ook de
hoogere eischen die de maatschappij den werkman
stelt, zooals in hoogere ontwikkeling, in meer
beschaafd uiterlijk enz maar meende toch dat
de werklieden van den toenemendeu rijkdom niet
hun evenredig aandeel ontvangen en dat dus aan
sluiting der werklieden noodig was om in de be
staande toestanden verbetering te brengen, doch
zonder gevaar van omwenteling, dus zóó, dat de
beweging orde tot wachtwoord-had. Dank zij de
groote Industrieën en de ruimere toepassing der
werktuigkunde zijn de werklieden meer en meer
afhankelijk geworden en de voorwaarden van hun
bestaan minder gunstig, waardoor in sommige
groote fabrieken, waar liet geheele gezin werkt,
door man, vrouw en kinderen niet eens zooveel
kan verdiend worden "als vroeger de man alléén
genoot, terwijl verder door het fabriekswezen het
leerlingstelsel werd onmogelijk gemaakt en dus
de knapen geen ambacht leereu, waartoe ook het
„geldverdienen" op jeugdigen leeftijd aanleiding
geeft, terwijl Spreker ook nog de demoraliseerende
werking der fabriek op den arbeidersstand aan
stipte. Door dit alles, zeide Spreker, is in den
tegenwoordigen tijd voor de ambachtsnijverheid
geen plaats meer.
Spreker was evenwel doordrongen van de moeie
lijkheid om beperking van krachten bij fabrieks
arbeid daar te stellen. "NVel zou bij verbod van
vrouwelijke krachten in de fabrieken het loon der
mannen stijgen, doch door het onttrekken dezer
krachten zou anderdeels weer een niet gemakkelijk
te herstellen gaping ontstaan. Het eerst noodige
om in de bestaande verhoudingen verbetering te
brengen en dus eigen positie te verbeteren was,
merkte Spreker aan, gelegen in beter ontwikkeling.
Vervolgens trad Spreker in eene beschouwing
van Kapitaal en Arbeid, en het bezit van zéér
groot kapitaal in ééne hand schadelijk achtende,
noemde hij Vereeniging noodig om tp groote over
macht van Kapitaal tegen te gaan, terwijl op deze
wijze geregeld, de arbeidskwestie een bevredigend
verloop kon hebben. Verder werd gewezen op de
wenschelijkheid van eene arbeidswetgeving, zullende
door deze verdere wan verhoudingen tusschen patroon i
en arbeider kunnen worden voorkomen, terwijl
beider belang medebrengt dat zij niet elkanders
vijanden zijn. Opdat evenwel de maatschappij
deze belangen zal kunnen begrijpen, moet de
Vereeniging van arbeiders^//"de koe bij de horens
vatten en de verschillende vraagstukken in eigen
kring bespreken; maatschappijen, die zich met de'
arbeidskwestie inlaten,zullen die, omdat de werkman
uit den aard der zaak daarvan geen lid kan zijn,
niet oplossen. De brandende vraagpunten wil
Spreker vooral in eigen kring besproken hebben,
maar hiertoe moet men beginnen met zich te
vereenigen. Dit denkbeeld noemde Spreker ook j
niet nieuwin vroeger tijden stonden reeds tegen
over de gilden de vereenigingen der gezellen.
Het welzijn der maatschappij gaat samen met
dat van den werkman en het streven moet dus
zijn om ook de keuze der vertegenwoordiging bij
de regeering te doen plaats hebben door het volk
en niet door enkelen voor het volk, opdat ook
de werkman in bescheidenheid zijne eischcn kunne
stellen. Het bleek evenwel dat Spreker niet in-
genomen was met algemeen stemrecht.'
Nog wees Spreker erop dat de Kerk ook de ar
beidskwestie niet kan oplossen, aangezien die in
beperkten kring, d. w. z. uitsluitend onder geloofs-
genooten werkzaam i9. Het Nederlandsch Werklie
denverbond nu, wil eene vereeniging tot stand
brengen tusschen de verschillende stroomingen,
die op het gebied der Arbeidersvereeniging ont
staan zijn. Het streeft naar zelfstandig optreden,
doch zonder de belangen van anderen voorbij te
zien. Het houdt hiertoe jaarlijks congressen, waar
de vraagstukken onderling besproken worden,
terwijl zij tevens niet de maatschappelijketoestanden
wil regelen voor de toekomst, maar dit langs den
ordelijken en vredelievenden weg wil overlaten j
aan den loop der omstandigheden.
Na het uitspreken van deze rede, die met I
veel belangstelling werd gevolgd, werd de discussie,
waartoe zich vijf personen hadden aangemeld, J
geopend.
lo. De heer van Halm: Deze besprak in wel-
gemeende bewoordingen de diensten, die de heer i
Heldt, als volksvertegenwoordiger de zaak van j
den werkman reed3 bewezen had. Een flink
applaus bewees de instemming met deze woorden.
2o, De heer Fortuijn uit Amsterdam Hebben wij
gehoord wat het Verbond wil," vroeg deze. Welke
is zijne richting. Beide punten had, volgens
hemde Spreker onbeantwoord gelaten. Volgens
hem had de werkman het recht alles te eischen
cn was alles, wat minder dan dit bedoelde,
dom en verachtelijk. Slechts kracht en wapen- j
geweld leidde volgens hem tot dooding van het
Kapitalisme.'Het Bezit noemde hij teugelloos en J
dus niet gerechtigd zich in de kwestie te mengen.
In verband met de volksbeweging der laatste i
dagen werd de heer Heldt door hem geen volks- i
vertegenwoordiger, maar een volksverrader ge-
noemd, welke liefelijkheid door de tegenwoordig
zijnden van zijne richting uitbundig werd toe
gejuicht.
3e. Een spreker die zijn naam niet wilde
genoemd hebben doch wiens richting blijkbaar
den meer bezadigden vorm van het Socialisme ver
tegenwoordigde, vermelden wij niet.
4o. De heer Schram: Hij bedankt den heer
Heldt voor de heldere uiteenzetting der feiten,
doch meent, dat er bij het bespreken ervan niet
gewezen is op de toeneming, der bevolking,
almede een der oorzaken van grooter aanbod en
minder vraag.
5o. De heer Postma uit HarlingenDeze wijst er
op, dat het Verbond eene gematigde strooming
voorstaat, dat het zich wil aansluiten aan de
maatschappelijke toestandennaardien hieruit
alleen onderling vertrouwen kan gewekt worden.
De heer Heldt beantwoordde vervolgens de
verschillende Sprekersvoornamelijk de heer
Fortuijn. Hij bleef van meening dat de werkman
een bescheiden aanspraak of recht heeft op de
waarde, die een voorwerp door zijn arbeid heeft
verkregen en dus niet het recht om alles te
eischen. Verder regeert nu eenmaal de Wet van
vraag en aanbod en die Wet behoort dus ook
tot die maatschappelijke toestandenwaarmede
het Verbond heeft te rekenen. Vervolgens het
Loonstelsel besprekende, wees hij er opdat
hij dit nooit, zelfs door geen sociaal-democraat j
heeft zien opheffen om daarvoor wat beters j
b. v. b. associatie, in de plaats te stellen. Vervol- j
gens werden nog de voordeelen besproken van
het deelhebbers-stelsel, of dat waarin de arbeider
deel heeft in de winst, in tegenstelling met het
gevoelen van den ongenoemden Spreker, die
meende, dat dit zou afstuiten op wantrouwen
tusschen patroon en arbeider.
Wij erkennen het bestaande, zeide de heer
Heldt, en het zal pas tot eene botsing komen,
als alle middelen om tot goeden toestand te ge
raken beproefd zijn. Door vereeniging der werk
lieden zal voorts exploitatie van den werkman
onmogelijk worden, terwijl ook zijn oude dag
door een pensioenfonds zal gewaarborgd kunnen
worden. Na nog met een kort woord gewezen te
hebben op het door den heer Schram geopperde
bezwaar, betuigde Spreker, dat de aantijging en
het schelden van de partij van den heer Fortuijn
hem volkomen koud liet en koud zou laten.
Met een kort woord van dank aan den heer
Heldt, voor de wijze waarop hij in het belang
van het Verbond gesproken had, sloot de Voorzitter
deze belangwekkende vergadering.
„Weten en Werken."
De laatste der Maandagavond-bijeen
komsten in „Weten en Werken" behoorde
niet tot de minst leerrijke; als Spreker
trad op de heer W. M. Logeman, de man
die door zijn veeljarige studie en door
het onderwijzen der natuurkundige weten
schappen zoo juist weet op welke wijze
hij zijn onderwerp heeft aan te .vatten
om begrepen te worden. Als men nu van
meening is dat te half negen dadelijk met
de voordracht een begin werd gemaakt,
vergist men zioh, want eerst had eene
officieels plechtigheid plaats.
Menke, de bode en congierge van
„Weten en Werken" vierde zijn jubileum.
Gedurende vijf-en-twintig jaren was hij
alB zoodanig in functie en daarom had
het Bestuur gemeend, hem een blijvend
aandenken te mogen aanbieden, als een
bewijs hoezeer zijne diensten werden op prijs
gesteld. Het bestond in een paar schoone,
met zilver gemonteerde drinkkannen onder
stolp met toepasselijke inscriptie, welke
bem door den heer Logeman met een
hartelijke toespraak werden ter hand ge
steld. Leve Menke! Hog lang blijve hij
tot nut der vereeniging werkzaam. En
nu de voordracht. De geachte Spreker
bracht in herinnering hoe hij vier jaren
geleden in W. en W. had gehandeld over
electriseh gloeilicht, hoe hij toen het
electrisch licht het licht der toekomst
had genoemd, dat wel sedert dien tijd
versohillende verbeteringen eraan waren
toegebracht, doch dat deze tot heden dit
licht nog niet verder hadden kunnen
brengen, dan tot luxe-licht. Eenige kleine
verbeteringen nog, en dandoch hoe
lang die zouden uitblijven, wie kan 't
zeggen? De vraag of dan het liohtgas
overbodig zou worden, beantwoorde Spre
ker ontkennend. Het lichtgas zou slechts
van doel veranderen. De aanwending der
electr. verlichting heeft echter de gasfa-
brikanten doen omzien naar middelen om
met minder gas, meer licht te verschaffen,
d. w. z. de lichtkracht te vergrooten en
als hierin bijzonder geslaagd, noemde
Spreker den heer Siemens.
Dezen was het gelukt om door het
aanbrengen van lucht van verhoogde
temperatuur een volkomen verbranding
van het gas gemakkelijker te maken. Een
eenvoudige gaslamp volgens dit stelsel voor
huiselijk gebruik was aanwezig en, zóó
duidelijk dat ieder 't begrijpen kon, ont
vouwde de heer Logeman den grondslag
waarop de werking van deze lamp berust.
Het lichtgevend vermogen was 27
kaarsen, (ook deze uitdrukking werd
met een kleinen photometer duidelijk
gemaakt)en gaf 24°/0 besparing, waar
tegenover evenwel stond de groote warmte
door deze lamp ontwikkeld. Zóó kwam
Spreker tot de bespreking van de Wen-
ham-lamp, als op hetzelfde beginsel
berustend en waarvan er heden avond twee
in de gehoorzaal van W. en W. waren ont
stoken. Vervolgens werd de Bunsen
brander besproken. Dit is eigelijk een
ga8-gloeiliehthet gewone lichtgas ver
mengd met dampkringslucht brengt een
pit of kous van asbest in den toestand
van gloeiing en geeft dan een wit licht
dat niet flikkert en 10°/o besparing
geeft. Hierna kwam de gasbereiding uit
water ter sprake. Hiertoe moet het water
ontleed worden in waterstof en zuurstof.
Hoe dit geschieden kan door eleetriciteit en
door kalium (potassium) werd door een
tweetal flink geslaagde proeven aange
toond en tevens verklaard, hoe dit in
de waterstof-fabrieken plaats heeft. Nog
merkte Spreker aandat voor Europa
de kosten om waterstof lichtgevend te
maken te hoog zouden blijven wegens
den hoogen prijs der hiertoe benoodigde
petroleum-ether, of liever door dehooge
transportkosten van dit artikel. Tot
verwarming noemde Spreker het zoo ge
schikt, dat hij het watergas bestempelen
mocht met 'den naam van „brandstof der
toekomst". Geen rook, geen asch, geen
roet heeft men dan meer te vreezeno,
zalig verschietWij zullen slechts onze
watergas-kraan te openen hebben en met
één vlammetje is men gereed. Hoe lang
't noch duren zal, wie kan 't zeggenAan
het einde der voordracht maakte Spreker
nog bekend dat de houders van kaarten
voor de Maandagavond-lezingen aanstaan
den Zondag over veertien dagen, dat is
dus den 27 Maart worden uitgenoodigd op
een muziekavondalsdan te geven in de
muziekzaal van de Sociëteit „Vereeniging"
door welwillende medewerking van de fa
milie Appy, een bericht, dat met den
meesten bijval ontvangen werd.
De lezingen werden over 't algemeen
goed bezocht. Een geest van orde en
welwillendheid vervulde elk der bezoekers,
terwijl de aandacht en belangstelling zoowel
pleiten voor de degelijkheid van hen, als
voor de goede zorgen van het Bestuur, dat
geene opofferingen ontzag om het den
mannen in „Weten en Werken" aange
naam en tevens nuttig te doen zijn.
In de zitting van Donderdag verdedigde
in de Tweede Kamer de heer Farncombe
Sanders uitvoerig zijn amendement op
art. 12 der Grondwet, strekkende ter
verduidelijking van het stelsel der Grond
wet (volgens zijn opvatting), dat alleen
wtttelijke goedkeuring noodig is voor een
huwlijk van den Koning en zijn descen
denten maar niet voor de dochters van
deze laatsten, als zij in een vreemd Huis
huwen. Daarom bestreed hij het stelsel
der Regeering die aanneemtdat de
Grondwet ook voor die huwlijken, wette
lijke goedkeuring eischt. De heer de
Savornin Lobman stelde een sub-amende
ment voor om uittesluiten van erfopvol
ging Prinsessen, die door aanhuwlijking
in een derde Vorstenhuis treden. Het
sub-amendement werd bestreden door de
heeren -HartoghBrouwers cn Corver
Hooft, die vóór het amendement van den
heer Farncombe Sanders waren. De
Min. van Binnenl. Zaken achtte het amen
dement vicieus en ontried ernstig de aanne
ming. Hij nam echter in plaats van
8lett. C. over de redaktie der Staats-
Kommissie in art. 18met eene wijziging
en stelde voor aldus te lezen: „van de
erfopvolging, zoowel voor zich zeiven als
voor hunne nakomelingenzijn uitgesloten
alle Prinsen en Princessen geboren uit
een huwlijk, aangegaan door een Koning of
eene Koningin buiten gemeen overleg met
de Staten-Generaal en door een Prins of
Prinses van het regeerende Stamhuis
buiten de bij de wet verleende toestemming.
Zoodanig huwlijk aangaande doet eene
Koningin afstand van en verliest eene
Prinses haar recht op de kroon." De
heer v. Houten bestreed het sub-amende-
ment-Lohman en bracht eene wijziging
in het amendement-Sanders om te gemoet
te bomen aan het vorm-bezwaar der Re
geering. De Min. van Buitenlandsche
Zaken opperde nog eenige bezwaren tegen
het amendement, en verdedigde de door
de Reg. voorgestelde redaktie. De Min.
van Binnenl. Zaken ontried nogmaals
de aanneming van het amendement, die
schorsing van het debat over dit hoofdstuk
tengevolge zou hebben. Met 65 tegen
13 stemmen werd nu op voorstel van den
heer Gleichman besloten de beraadslaging
te verdagen tot den volgenden dag.
Bij het Vrijdag voortgezet debat
bleef de Reg. haar nieuw artiekel over
de huwlijkenovereenkomende met dat
der Staats-Kommissie, verdedigen. De
heer Farncombe Sanders trok daarop zijn
amendement in. Hij konstateerde dat er
nn overeenstemming bestond met de Reg.
omtrent de opvolgingdie aldus zijn zal
Prinses Wilhelminatenzij haar een
broeder geboren worde: Prinses Sophie
en hare lijnen (zoon en dochters)drie
lijnen uit wijlSn Prinses Marianne (liju
Prins Albert van Pruisen wijlen Prin
ses Charlotte en van Prinses Alexandrine);
twee lijnen uit dochters van wijlen Prins
Frederik (lijnen van Prinses Louise van
Zweden en van Prinses Maria von Wied).
Het sub-amendement-Lohman verviel
nu. De stemming over het Regeerings-
artiekel werd aangehouden tot na de behan
deling van de voorafgaande Pa
ragraaf 2 (vervanging van de artt. 12
13 en 14 der Grondwet door één artie
kel) werdna bestrijding door de heeren
v. Houtende Savornin LohmanCor
ver Hooft en anderen goedgekeurd met
43 tegen 38 stemmen. Par. 37 werden
onveranderd goedgekeurd. Na onveran
derde goedkeuring der overige artiekelen
is het bekende art. C van 8 (de huwlijks-
kwestie) aangenomen met 65 tegen 11
stemmen. Vervolgens kwam in behan
deling het nienw art. 23bepalende
dat voorstellen tot verandering der erf
opvolging door den Koning kunnen gedaan
wordenen dat de Staten-Generaal daar
over in eene vereenigde vergadering zul
len kunnen besluiten. Na uitvoerig
debat en bestrijding nam de Reg. over
het amendement van den heer Verniers
van der Loeff, voorschrijvende, dat de
Staten-Generaal, daartoe in dubbelen
getale bijeengeroependaarover in eene
vereenigde vergadering zullen besluiten.
Het aldus gewijzigd artiekel werd goed
gekeurd.
Dit Rome wordt van 3 dezer ge
meld, dat hoewel het zeven dagen gele
den was dat de aardbevingen plaats had
den, er te Diano Marina van onder de
puinhoopen van een huis een persoon
levend te voorschijn is gehaald, en te
Taggia was dit het geval met eene geheele
familie, die gevlucht was in een kelder.
Eenige kinderen te Parijs, spelende
in het Park Monceauvonden er in eene
geul het lijk van een knaap oogenschijn-
lijk 12 a 13 jaar oud, gewikkeld in een
groot dagblad. Het lijk was ontdaan van
het hoofd, zeker met het doel om het
onkenbaar te maken. Het werd dadelijk
naar de Morgue gebrachtwaar eene groote
menigte heenstroomde om het te gaan
zien. Vooral vele jonge lanterfanters gin-
het bekijken.
Ter gelegenheid van de feesten
welke in Frankrijk zullen gevierd worden
ter 50jarige herinnering aan de opening
der eerste spoorweglijnheeft het ge
meentebestuur van St. Quentin besloten,
eene straat te noemen naar wijlen Cbarles
Rogierdie in die stad geboren is en die,
als Belgsch minister ,het initiatief genomen
heeft tot den eersten spoorweg op het
Enropcesche vasteland.
In de dorpen in oostelijk Drente
neemt het kiezen van een beroep bij dat
van boerenarbeiderzeer toe. Vroeger
plachten arbeiders het geheele jaar door
werk van de groote landbouwers te be
komen, doch door het toenemend getal
arbeiders is dit voor allen niet meer
mogelijk, terwijl ook de boer zelf zooveel
hij kan zijn eigen landbouw drijft om
kosten te sparen. Nu werden de arbeiders
tevens ambachtslieden.
Het klompenmaken is een veel gezocht
bedrijf, want dit geeft altyd werk ter
wijl massa's klompen naar de in bevol
king toenemende veenkoloniën worden
vervoerdwaar geen klomphout isen
ook geen klompenmakers wonen. Verder
leggen de jeugdige daglooners zich op
andere ambachten toe waaronder vooral
het stroo- en rietdekken op de boerenhui-
zen hoogere verdiensten levert dan het
landbouwbedrijf als gravenmesten
ploegen enz. Ook zijn reeds velen uit
de Drentsche dorpen geslaagd in hunne
pogingen om eene landsbetrekking te
bekleeden, waartoe goed onderwijs den
eersten grondslag had gelegd. In dit met
elk jaar toenemend streven naar een
verbeterd e wijze van bestaan ziet men
zoowel een bewijs van toenemende kennis
van onze lagere standenals van den
drang des tijds die noodzaakt tot breken
met den ouden sleurgang.