LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Braddon. 26) Weder naar schoolgaan!" riep hij uit. ,,En dat, nadat gij weet wat vrijheid is, en geleerd hebt meteen boot onder de brug van Stratford door te schieten en uw leermeester op het biljard te overwinnen want die laatste carambole maakt de hon derd vol, Daphne! Terug naar school, hoe is 't mogelijk! Wat zijt gij toch een klein zottinnetje om daarover te spreken 1" „Ja," antwoordde Daphne kalm terwijl zij haar queu wegzette en be daard naar haar zuster ging„ik ben ook wel een beetje dwaas. Ik geloof dat ik van lijd tot tijd tracht mijzelf te bedotten. Dezen morgen drong ik mijzelf de overtuiging op, dat ik wer kelijk naar kennis dorstte; maar mijn vader slaagde er in, die dorst te les- schen met een groote voorraad koud water en dus zie ik voor het ver volg van alle pogingen om nog wat te leeren af." De pendule op de schoorsteen sloeg half elf. „Ik heb mijn wagentje om tien uur besteld," zeide Gerald. „Ik hoop dat wij niet gezondigd hebben, Lira, door zoo laat hier te blijven?" „Ik ga niet voor elf uur, tenzij Miss Lawfoi'd mij weg zendt," zeide Tur- chill. „Elf is hel geheimzinnige uur waarop Sir Vernon mij gewoonlijk vertelt, dat ik wel heen kan gaan. Ik ken de gewoonten en wetten van dit huis beter dan een arme zwerve ling zooals gij, wiens laatste begrip omtrent den tijd, afkomstig is van een of andere armoedige oude dorpsklok ergens op het vasteland." „Mij dunkt wij zouden beter doen nu naar den salon te gaan," zeide Madohne. „Ik houd het er voor dat mijn vader nu wel met zijne brieven gereed zal zijn." „Dan wensch ik u allen goeden nacht," zeide Daphne; „ik ga mij in den tuin een beetje afkoelen na den zwaren strijd, en dan naar bed." Zij liep de oranjerie door, terwijl Gerald de andere deur voor Madoline opende om binnendoor naar het salon te kunnen gaan. Daphne bleef op het door de maan beschenen terras staan om adem te halen. „Wat ben ik weêr bespottelijk aan 't babbelen geweest!" sprak zij lot zich zelf, de handen tegen haar gloeiend voorhoofd houdende. „Waarom kan ik mijn mond niet houden? Ik ben onuitstaanbaar voor mij zelf en voor anderen." „Daphne," zeide iemand dicht bij haar, op vriendelijken toon, „ik ben bang dat gij erg vermoeid zijt." Het was Edgar Turchill die haar door de oranjerie gevolgd was. „Vermoeid! In 'l geheel niet. Ik zou als het niet te laaf was, van avond nog een partij durven spelen en het winnen." „Maar ik ben er zeker van dat gij vermoeid zijt; er is iets gedwongens en onnatuurlijks in uw stem. Zijt gij heden bedroefd geweest? Mijn arme kleine Daphne," ging hij vriendelijk voort, hare handen in de zijnen ne mende „iets heeft u gehinderd, daar ben ik zeker van. Heeft uwe tante u beknord „Neen, maar vader was zoo on vriendelijk tegen mij van morgen, en ik ben dom genoeg om mij dat aan te trekken, wat ik niet had moeten doen, daar ik er zoo aan gewend ben." „En meendet gij het werkelijk om weder naar school te gaan „Ik was werkelijk en eerlijk over tuigd, dat ik een weetniet ben en dal ik dus verstandig zou doen te trachten nog iets te leeren, terwijl ik er nog jong genoeg voor ben." Daphneal had gij al het verstand, van alle meisjes te Girton te zamen, in dat goudlokkige kopje van u bijeen geschroefddan waart gij niet bemin nelijker dan gij nu zijl." „Misschien wel het tegendeel, maar in ieder geval zoude ik bruikbaarder zijn. Ik zoude in een armenschool onderwijs kunnen gevenzieken op passen of iets anders doen om mijn medemenschen te helpen. Maar roeien, biljardspelen en balspelen in hel park is het geen akelig, nutteloos beslaan „Indien er geen fraai gevederde vogelsgeen kapellenen andere schijnbaar nultelooze, schitterende zaken bestonden dan zoude de wereld niet half zoo schoon zijn als nu, Daphne." „Nu vervalt gij weder in het poë tische even als Mijnheer Wegg altijd doet, en ik ga naar bed," zeide zij een beetje ondeugend, maar toch ge moedelijk, opgemonterd als zij was door zijn vriendelijkheid. „Wel te rusten, Edgar. Gij zijt altijd goed voor mij, en ik zal altijd veel van u houden," sprak zij min of meer aangedaan. „Altijd van mij houden. Ik hoop het hartelijk, Daphne. En denkt gij er nog zoo over, dat gij liever mij, dan Gerald Goring als schoonbroeder zoudt gehad hebben?" „Tienduizend maal liever." „En toch is hij een door en door goede kerel, vriendelijk tegen iedereen, en edelmoedig in de hoogste mate." „Een man die millionair is, kan niet edelmoedig zijn," antwoordde Daphne; „hij kan nooit iets weggeven waaraan iiij zelf behoefte heelt. Edelmoedigheid beteekent zelfopoffering, niet waar? Het was edelmoedig van u om 's mor gens om zes uur van huis te gaan om mij te leeren roeien." „Ik zou veel meer voor u willen doen, oin u aangenaam te zijn, zonder het zelfopoffering te noemen," zeide Edgar ernstig. „Daarvan ben ik overtuigd," ant woordde Daphne openhartig. Zij was zoo vast overtuigd, dat hij nooit ophouden zou, Madoline te be minnen en steeds trouw aan zijn eerste liefde, ten grave zou dalen, dat geen woord of blik van hem, hoe veelbe- teekenend ook, haar kon doen denken aan eenig ander gevoel van zijn kant, dan dat van eerlijke, broederlijke ge negenheid ten opzichte van haar. „Yertel mij eens hoe gij over Goring denkt, nu gij den lijd hebt gehad om over hem te kunnen oordeelen." „Ik geloof dat hij veel van Lina houd en dat is alles wal ik omtrent hem verlang te weten," antwoordde Daphne op vasten toon. „En gelooft gij dat hij harer waar dig is?" „Dat is een vraag waarop veel Ie antwoorden is. Wal mij betreft, dan geloof ik niet, dal er ooit een man geleefd heeft, die ik bepaald waardig keuren zou om mijne zuster Lina te bezitten, behalve misschien Koning Arthur, maar aangezien die in de Abdy van Glastonbury begraven ligt, zoo geloof ik dal Mijnheer Goring al even goed is als een ander. Ik hoop, dat Lina hem den baas zal zijn, zoowel in zijn belang als in het hare." „Gelooft gij dan dat hij zwak van karakter is?" „Ik geloof dat hij zeer met zich zelf is ingenomen en diergelijke men- schen zijn altijd zwak van karakter, niet waar? Daar hebt gij Gladstone bijvoorbeeld, een man van buitenge wone werkzaamheden en kracht, van ongeëvenaarde vlijt, een man die aan zijn lessenaar, te midden van zijn bezigheden een stuk brood met koud vleesch en een glas water gebruikt. Mijnheer Lampton, hel nieuwe lid van het Parlement die hem bezocht heeft, gal ons een beschrijving van hem zooals hij hem in zijn studeerkamer gevonden had, burgerlijk levende, hard werkende, door en door huiselijk en eenvoudig." „Daphne, ik dacht dat gij een ver stokte Tory waart 1" „Dat ben ik ook; maar ik kan den persoon bewonderen en toch zijn politiek verfoeien. Zulk een man wenschte ik Lina toe, een man zonder een enkele zelfzuchtige gedachte, een man van ijzer en staal." „Maar zoudt gij dan niet denken, dat eene vrouw zich nu en dan, aan de ruwe kanten van het ijzer bezeeren zal Die onbaatzuchtige mannen heb ben de gewoonte vrij wat zelfopoffe ring van anderen te vergen." „En denkt gij dan dal Lina plan had, haar leven in een salon te slijten, te midden van broeikastplanten en bloemen. Ik geloof dat zij heel geluk kig op Goring Abdy zal zijn. Zij houd veel van een rustig huiselijk leven, en zich te bewegen onder menschen, die zij liefheeft. De zelfzucht van Mijnheer Goring zal haar niet deren, zij heeft zulk een goede school bij papa gehad." „Daphne, gelooft gij, dat gij zoo over uwen vader moogt spreken?" vroeg Edgar verwijtend. Hij was getroffen door haar lichl- zinnigen toon, gewond door elk nieuw bewijs van schuld in haar, van wie hij hoopte, dat zij zich in de toekomst tot eene volmaakte vrouw en huis moeder zou vormen. „Gij zoudt toch niet verlangen dat ik een,-huichelaarster werd?" „Natuurlijk niet, Daphne. Maar wanneer gij niet over Sir Vernon kunt spreken, zooals er over hem behoort gesproken te worden, gelooft gij dan ook niet, dat het maar beter zou zijn in 't geheel niet over hem te spreken „In 't vervolg zal ik zwijgen, uit eerbied voor Mijnheer Turchill en de bezittingen. Maar hel zou toch aangenamer voor mij geweest zijn, een vriend op de wereld te hebben, waarmede ik geheel en al vertrouwelijk kon zijn," antwoordde zij vleiend. „Wees dan vertrouwelijk met mij." „Dat kan ik niet, zoodra gij zede- preeken houdt. Ik heb een afschuw van menschen, die altijd in mijn be lang tot mij spreken. Dat is zoo de manier van tante Rhoda, die nooit ophoud om mij in mijn belang toe te spreken, en ik gevoel mij nooit zoo akelig als na een harer preeken. Maar nu moet ik u waarlijk goeden avond zeggen. Vergeet niet dat gij morgen op de pastorie moet dineeren." „Gaat gij en Lina er niet heen?" „Zeer zeker en ook Mijnheer Goring. Hel zal een echt familiepartijtje zijn. Papa is ook gevraagd maar ik heb een flauwe hoop dat hij er geen zin in zal hebben. O! neem inij niet kwalijk," riep Daphne uit, een sierlijke buiging voor hem makende. „Mijn zeer geëerde vader is uilge- noodigd en waar hij is daar moeten zijn kinderen zich wel gelukkig ge voelen. Zoo hebt gij hel gaarne, niet waar?" vroeg zij, naar de kleine glazen deur aan de andere zijde van het terras gaande. Edgaf liep haar na om de deur voor haar te openenmaar zij was zoo vlug als Atalante, en er was niemand om haar afteleiden door het werpen met gouden appels. Zij sloot de deur en schoof er de grendels^oor, juist toen Edgar er bij kwamen knikte hem glimlachend door het glas een goeden avond toe. Hij bleef een oogenblik staan om haar wille japon uit het portaal dat door een lamp verlicht was te zien verdwijnen, toen stak hij een cigarette aan en ging in zijn eentje een kleine wandeling op het terras maken, voor dat hij naar het salon ging om afscheid te nemen. Het was wel een plekje waar een man op zulk een avond, graag een beetje vertoefde. De kronkelende rivier die die hier en daar door het geboomte zichtbaar was, en glinsterde; de bos- schen in de verte; de flauwe lichtjes van de kleinerustige provinciestad, met den hoogen kerktoren ver boven de boomen uitstekende, vormden een landschap, liefelijker voor het eerlijke Engelsche hart van Edgar Turchill dan alle blauwe bergen en met wijn gaarden bedekte valleien van het zon nige zuiden. Hij was een echt vader lander, wiens wenschen en vooroor- deelen en genegenheid voortsproten uit het land waar hij geboren was. „Wat is zij lief, hoe beminnelijk is zijzeide hij bij zich zelf, mijme rende onder het rooken dier laatste sigarelte, „en hoe volkomen vertrouwt zij mijHaar ziel is zoo eerlijkzoo zuiver als het water van een berg stroom waardoor men elk steentje en elke korrel geel zand dat op den bodem ligt kan onderscheiden." HOOFDSTUK XIII. „En zij spoedden zich naar het feest." De plannen van baas Mac Closkie omtrent de nieuwe broeikassen op Goring Abdy waren zoo uitgebreid, dat er heel wat gepraat moest wor den met den architect en bouwmeester voor dat men begon met de nieuwe gebouwen of de oude bestaande te veranderen. De hoofdtuinier van South Hill had alles gedaan wal mogelijk was, om het geheele beheer en toezicht over het werk voor zich zelf te houden, of de mannen te mogen kiezen die het zouden uitvoeren. „Gij zult in 't geheel geen archi tect noodig hebben, Mijnheer Goring, als u het aan mij wilt overlaten alles aan den aannemer uit te leggen," zeide deze nederige Schot. „Architecten hebben heel veel ken nis van het Parthenon en den Tempel der Windenen al die soort van ouden klassieken onzinmaar er is er geenen, die weet hoe hij een goede bruikbare broeikas moet inrichten en evenmin er een haard in te bouwendie niet rookt als de wind van den verkeerden kant komt. Architecten zijn heel goed voor de gevels van sociëteiten en magazijnen van allerlei aard en meer andere gebouwen; maar als u den bouw uwer nieuwe broeikassen aan een architect toevertrouwt, dan wed ik, om alles wat ik bezit, dat als zij klaar zijner niet gedacht is aan een plaats waar ik mijn kolen kan ber gen. Indien u mij vrij spel zoudt willen geven „Gij zijt wel goed, Mijnheer Mac Closkie," antwoordde Gerald op uiterst vriendelijken toon, „maar mijn vader was een door en door practisch man, en ik houd het er voor, dat hij even veel van bouwkunde wist als iemand ter werelden toch gebruikte hij altijd een architect wanneer hij iets voor zich zeil wenschte gebouwd te hebben, al was hel maar een vuiinishok. Ik zal zijn voorbeeld volgen." „Zeer goed Mijnheer, u moet na tuurlijk handelen zoo als u verkiest. Maar een verwarmde broeikas is niet zoo gemakkelijk te bouwen. Al ziel het er van buiten even fraai uit als de Sl. Pieterskerk te Rome, uwe orchideën zullen daarin niet groeien, tenzij de inrichting van binnen ge schikt voor hen is, en daarvoor zult u een prakliesch man noodig hebben." „Ik zal een praktiesch man aan nemen Mijnheer Mac Closkiedaar kunt ge zeker van zijn," antwoordde Gerald met onverstoorbare kalmte, hoewel de Schot vuur en vlam werd. De voormiddag van den dag waar op het familiefeest bij Mevrouw Fer rers zou plaats hebben was aan den aichitecl gewijd, die expresselijk van Londen naar Goring Abdy gekomen was om inlichtingen te ontvangen en raad te geven. Hij werd lot deelneming aan het lunch uitgenoodigd; en Mado line kwam per rijtuig over, door hare tante vergezeld, terwijl Gerald's volbloedeen paard zoo fijn ge dresseerd dat het er weinig toe deed of zijn berijder, ruiter was of niet, naast den phaeton aan den kant van den fraaien landweg voorldraafde. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOS.IES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6