„Ik moet liet wel begrijpen moe deromdat gij het mij wel tweehon derd maal verteld hebt," riep haar zoon uitongeduldiger dah hij ge woonlijk was. „Nu, nu, Edgar, mijn beste jongen, als ons gesprek u verveelt „Neen mijn goed driftig oudje, volstrekt niet. Vertel nu maar verder moedertje. Ik meende maar alleen dat uw oordeel over de arme kleine Daphne wel wat hard was." „Moe kan ik haar nu hard beoor- deelen, terwijl ik haar in geen drie jaar gezien hebOch, och wat was Leamington een onbeduidend plaatsje in mijn tijd," vervolgde Mevrouw Turchillaan de dagen hat er jeugd denkende; maar liet was er niet zoo gemêleerd. Geen van die rijke lui uit Birmingham, noch uil Londen kwa men er jagenmaar een veel delti- ger soort van menschen zieken ouden van dagen, die er kwamen om het water te drinken en Dokter Jephson te raadplegen." „Het moet er toen wel levendig ge weest zijnmompelde Edgar, zonder eenige belangstelling in het verhaal. „Hel was er niet druk Edgar, maar hel was er deilig," verbetei de Mevrouw Turchill met waardigheid, terwijl zij een oogenblik ophield, om van ter zijde haar eigen werk te bewonderen. Zij was de vriendelijkste en beste moeder, maar bij deze bijzondere gelegenheid vond Edgar dal zij wel een beetje dom en ook wat bekrom pen was. Een zuiver landelijk leven heelt zijn schaduwzijdeen een leven dat voortdurend even kalm voortgaat, met weinig meer afwisseling, dan hel veranderen der jaargetijdengeelt allicht aanleiding, dat de scherpe kanten van liet fijnste vernull afslijten. Mevrouw Turchill hadnaar Edgar's meeningmeer belang in Daphne moeten stellen. „Zij zal geheel en al met haar in genomen zijrt, als zij haar ziet," zoo redeneerde hij bij zich zelf, om zich te troosten. „Wie kan hel helpen, dat men een meisje lief heelt, dal zoo door en door beminnelijk is?" Daarop nam hij zijn geweer en zijn poetslap op, en drentelde naar een ander gedeelte van het ruime oude huiszoo eenvoudig en echt ouder- welsch, niet voorzien van al die nage maakte oudheden uit den legenvvoor- digen lijd, maar wel van de ernstige, echte werkelijkheid eeuwen oud muren vier voel diek diepe inspt in - gende ramen massieve ruwe onge schaafde dwarsbalken, lage zolderin gen, smalle gangen, eikenhouten beschotten, gebreken en ongeriefelijk- heden overal, maar de eigenaardige bekoorlijkheid van het verledene het romantische van een huis, waarin veel geschiedkundige tooneelen plaats hadden, overschaduwde alles. Edgar zoude Hawksyard met zijn inkomen van drieduizend pond s'jaats niet hebben willen ruilen voor Goring Abdy met al zijn schallen. Hel huis en het land er omheen ten minste het land had sedert onheugelijke tijden aan zijn geslacht behoord, zoover terug als de geschiedenis reikte. De overlevering luidde, dat de eerste der Turchills een vrijboer geweest was, die een vierkante el grond bezat onder hel oude leenheerlijke bestuur, en dat een zijner verplichtingen was om valken te fokken voor des Konings valkeniers, en daardoor was de plaats in der tijd „Valkenstein" genoemd lang nadat de laatste valk weggevlo gen was, om zich bij andere roof vogels in de toppen der hoornen van het oude Arden te voegenterwijl de el grond was aangegroeid tot een groot landgoed. Edgar geloofde gaarne dal de stichter van zijn geslacht een vrijboer geweest was, die dertig bun ders land van den Koning pachtte, tegen één stuiver den bunder, arbei ders geleverd had voor den konink lijken oogst en met een zweep in de hand de velden op en neer reed om te zien of zijn arbeiders wel behoorlijk voortwerkten. Deze grappige jonge heer was even trolsch op Turchill den vrijboer, als op Turchill den opperrechter. Als hel een burgerlijke afkomst wasdan was die van zoo ouden datum dat men er nu trolsch op kon zijn. De Turchill van de dertig bunders land was iets als Adamof Paris, of David. In de eeuwen dat er Turchills leefden waarvan het ge beente in de gewelven onder de Kapel van Hawksyard begraven ligt zijn er velen van dat geslacht die zich onderscheiden hebben op het oorlogs veld, in de kerk en ook in de rechterlijke machtmannen die zoowel te water als te land gevochten hebben; man nen die lol rang en aanzien in den slaat geklommen waren, en daarvan een goed gebruik hadden gemaakt eerlijk zoowel voor den Koning als voor het volk. Maar de meesten der Turchills waren landheeren geweest, zooals Edgar en zijn vader; mannen die hun eigen land bebouwden en er op woonden, en die geen eerzucht hadden, of belang stelden in zaken die niet hun geboortegrond betroffen. Hawksyard was werkelijk een ver- slerkte schuur. Het huis vormde drie zijden van een vierhoekterwijl de vierde zijde bestond uit een zwaai' ge bouwden tuinmuur. Rondom het ge heel stioomde water, een breede diepe grachtwaarin veel visch van allerlei soort was. De viet kante binnenplaats was ook als tuin inge richt, maar geheel in den stijl der zeventiende eeuw alles, tot de bloem soorten toe even ouderwetsch. Dit was iels waarop de familie Turchill gesteld was. Alle nieuwigheden van de negenliende-eeuwsche tuinbouw mochten bloeien in den groolen tuin aan de andere zijde van de gracht maar dit kleine lapje grond tusschen grijzeoude muren was een heiligdom, gewijd aan de geesten van vroegere lijden. Hier vond men de oude palm- hoomen in den vorm van pauwen gesnoeid. Hier groeide rozemarijn lavendel, maagdepalm, wit, purper, en blauw; de mariaklokjes,pioenrozen, anemonen, hyacinten, en de zeld zame li itillaria of kievitsbloemdub bele witte viooltjes die eerst in April en dan weder omstreeks St. Bartho- iomeus, in Augustus bloeien; anje lieren, eglanlieren, en de muskus roos. Hier vond men den koperen zon newijzer op zijn verweerd slcenen voetstuk als een herinnering dal een mensch niet altijd verstandig is. Hier groeide hel zachte mos, dat, als met een tapijt van fluweel de grijze overblijf selen eener Abdy bedekte, die vei- woest was kort nadat de schuur gebouwd werd de sleenen dood kist van een gemijterden abt; de gekruiste beenen van een ridderlijken kruisvaarder, met een hond aan zijn voeten. Hier was de kleine ronde visehvijvcr, waarin, zooals men ver- lelde de laatste abt zich hals over kop zou geworpen hebben, en zich verdronken toen hij, te middernacht geheel alleen in heilige geestvervoe ring rondwandelde. Mevrouw Turchill hield bijna even veel van Hawksyard als Edgar; maar hare liefde voor de plaats was koeler dan de zijne. Zij was uil een fraaie moderne villa op een schuur gekomen, en hoewel zij trolsch was op hel deltige oude huiswaarvan haar echtgenoot haar meesteres gemaakt had, vond zij dal Hawksyard niet ge makkelijk was ingericht, en dat zij daar voor bij elke gelegenheid verschooning moest vragen. Haar giootste genot was haar huis in orde te houden; hare dienstboden waren in alle mogelijke huishoudelijke bezigheden lol een volkomenheid gedrild die onbegrijpe lijk was. Nergens was het koperwerk ol de gewreven eikenhouten vloeren, de meubelen, het familiezilver of het linnen eetservies zoo blinkend als bij Mevrouw Turchill. Nergens waren de ramen zoo helder, of het linnen zoo wit en zacht als satijn. Mevrouw Turchill vond in die zaken haar genot. Wanneer zij in Londen of op een badplaats was, voelde zij zich op een regenachtigen dag ongelukkig als zij er aan dacht dat Johanna of Mietje de ramen konden laten openslaan, zoodal het blanke ijzerwerk van den haard zoude roesten en bederven. Edgar bracht een vervelenden doel- loozen dag door, rondslenterende in den tuin aan de andere zijde der gracht, waarvan de boorden begroeid waren met wille lelies en roode mos rozen, geraniums en zonnebloemen, een vereeniging van heerlijke geuren en schitterende kleuren. Er was een uitgestrekt grasperk zonder een enkel bloembed er in niets dan gras en daar tegenover stond een lange rij oude moerbeziën- en notenboomen; vervolgens een licht ijzeren hekje en daarachter weiland. De gronden ron dom Hawksyard maakten geen aan- spaak op den naam van park. Er was zelfs geen struikgewasniets dan die eene rij oude boomen, die te midden van het gras stondenen daar achter een weg van kiezelzand, die naar hel hek leidde, waar Edgar dikwijls zijn koeien voederde en streelde of de schuwe volbloed merries met hunne veulens trachtte te lokken. Met twijfelachtigen blik overzag hij heden zijn domeinoverleggende of het wel goed genoeg voor Daphne zou zijndeze soort van moestuindie rechte laanal die ouderwetsche bloemen en palmboomen. Wat zag hel er eenvoudig uit, bij South llill ver geleken, met het sciiilderachtige hout gewas en het prachtige vergezicht het breede terras en oprijlaan, de groote verscheidenheid van struiken en slingerplanten! „Omdat ik zoo aan de plaats ge hecht ben is voor haar geen reden om er mede ingenomen te zijn," sprak hij moedeloos tol zich zeil. „Ik ben bang, dat er niets romantisch of grootsch is behalve de gracht. Ik ben blij dat zij zooveel van water houdt." Edgar rookte een paar cigarretlen onder de moerbeziënboomenkeek eens naar zijne koeien, maakte een praatje met verscheidene zijner arbei ders, en slaagde er op die wijze in den namiddag doortekomen, totdat de klok boven de inrijpoort vijf uur sloeg. „Moeder's theetijd. Ik ga een kopje bij haar drinken," zeide hij tot zich zelf. Uit eten gaan, was een zaak van buitengewoon belang voor Mevrouw Turchill. Zij nam bet ernstiger en plechtiger op dan een strikt moderne jonge dame zou doen indien zij ging trouwen. Zelfs in dit geval, nu het diner zeer familiaar zou zijneen echt vriendschappelijk partijtjehad zij het vreeselijk druk met allerlei toebereidselen. Voor het lunch had zij wel een uur in haar slaapkamer door gebracht met hare meid Deborah overleggende, welke japon zij wel of welke zij niet zou dragen bij deze gelegenheid. Dit gesprek bad ten gevol ge, dat alle japonnen voor den dag werden gehaald, alle mogelijke kantjes en lintjes en strikjes bekeken en ge past om te zien wat het beste bij elkander kwam. Een revue van dezen aard eindigde gewoonlijk met een besluit ten voordeele van zwart flu weel, zijde, satijn of andere stof gebrocheerd of nietal naar het uitkwam; Mevrouw Turchill was veel rijker in japonnen dan in gelegenheden om ze te gebruiken. „Ik zie mij zelf toch het lielst in hel zwartzeide zij met een blik in den spiegel op haar blozend gelaal. „Ja Mevaouw, u ziet er ook zoo echt deftig uit in het fluweel," ant woordde Deborah met heel veel om haal van woorden. Hierop ging de waardige oude dame heel kalm een kopje thee drin ken misschien veroorloofde zij zich de weelde wel vaneen middagdutje, voordal zij met de gewichtige bezig heden van haar toilet begon. Het rijtuig was besteld om kwartier voor zeven voor te zijn, hoewel het maar een ridje van een halt uur naar de pastorie te Arden was, en om zeven uur zat Mevrouw Turchill reeds in de witte kamer, in al de waardigheid van haar lluweeien japon en echte kanten muls, haar familiejuweelen, ameiislen, die in schoonheid slechts overtroffen werden door die, welke eens behoor den aan de deugdzame gemalin van George III, en haar scharlakenroode met goud doorweven Indische shawl. Zij was een knappeoude dame wier uiterlijk niets geleden had door zorg ol leed of door laat naar bed gaan en gaslicht: een echt gezonde dame uit de provincie, met helder blauwe oogen, prachtige witte tanden en een overvloed van kastanjebruin haar, waarin de enkele zilverkleurige bijna niet zichtbaar waren. Edgar stond voor het open raam, op dezelfde plaats waai' hij 's mor gens met zijn geweer gestaan had er over denkende hoe hij het kwartier nog zou doorkomendat verloopen moest voor dat de stipsle koetsier met zijn rijtuig zou voor komen. De Lon- densche couranten lagen onaange roerd op talelmaar Edgar had gedurende den laatsten tijd al heel weinig belang gesteld in het welzijn der volken zelfs niet eens in den laatsten verschrikkelijken moord in Whitechapel. „Ik hoop dal mijn muts goed zit," zeide Mevrouw Tui chili. „Hoe zou het anders kunnen, moe der, met behulp van Deborah en uw spiegel,terwijl u, zoovér ik weet, u nooit gehaast hebt met uw toilet?" „Ik doe nooit iets haastig, Edgar. Het is geheel en al in strijd met mijn karakter. Maar ik weel nooit zeker of mijn muts goed zit. Ik geloof niet, dat Deborah zoo heel precies kijkt en een spiegel is zoo bedriegelijk. Als bet u niet te veel moeite is Edgar, dan zult gij mij genoegen doen er eens naar te zien." Zij zeide dit min of meer verwijtend, terwijl haar zoon, in de vensterbank knielende, met de grootste bedaardheid naar beneden in de slotgracht keek, alsof hij zocht naar een ouden snoek, die hem misschien het vorige jaar ont snapt was. „Mijn goed moedertje," riep hij uit, zich omkeerende om haar te bekijken, „voor zoover ik zien kan, maar mis schien is mijn blik niet juister dan die van Deborah, schijnt die verzame ling kant, die u een mutsgeliefl te noe men, met wiskunstige juistheid op uw hoold te zitten, even precies als alles wat u doet. Daar is Dobson met het rij tuig. Kom, moeder." Hij geleidde haar naar buiten, zorg de dat zij gemakkelijk in haar eigen hoekje in de groote landauer zat, en zette zich toen, met een vroolijk gezicht tegenover haar op de voorbank. „Wal ziet gij er vroolijk uit, Edgar!" zeide Mevrouw Turchill, verwonderd over die buitengewone opgeruimdheid, „men zou denken, dat het iels nieuws voor u was om uit dineren te gaan. En tochmin of meer bestraffend, „mag ik gerust zeggen, dat gij niet dikwijls te huis eet." „Een diner op de pastorie is niet te verachien, moedertje." „Mevrouw Ferrers is eene volmaakte huishoudster en doet alles even goed; maar aangezien gij er weinig om geefi wat gij eet, kan dal u niet zoo op gewonden vroolijk maken. Het ver wondert mij wel dat gij Madoline en Mijnheer Goring zoo gaarne dikwijls ontmoet," vervolgde Mevrouw Tur chill, die het Lina nog maar niet vergeven kon dat zij haar zoon af gewezen had. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EBVEN LOOSJES, to Ilaarlom.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6