LIEFDE EN PLICHT.
Naar het Engelsch van M. E. Braddon.
31)
„Zeker, jonge dame en voor zoover
ik oordeelen kan is hij een heer die er
zeer goed uitziet,"antwoordde juffrouw
Baker, vast overtuigd dat de groote
flinke man met zijn donkere oogen
met een der beide jonge dames ver
loofd was.
,,Ja, zoo op het oog ziet hij er nog al
goed uit," zeide Daphne ernstig, ,,maar
in werkelijkheid is hij stof en asch. Hij
moest eigenlijk onder een dubbele
banvloek staan, indien er maar iemand
in Warwickshire te vinden was om
hem behoorlijk in den ban te kunnen
doen. Hij woont in dit graafschap
nog geen twaalf mijlen van dit
huis af en hij heeft nog nooit
het hoekje van den haard gezien
waar Shakespeare zijn vrouw het
hof maakte. Ik houd het er voor,
dat het op zijn verhard gemoed niet
den minsten indruk zal maken, als
ik hem vertel dal gij in rechte lijn
van de Ilalhaways afstamt en dat
dit huis sedert de dagen van Shake
speare nooit uit het bezit der familie
Hathaway geweest is."
„Ik bewonder de dame om haar
eigen persoon, maar geef geen oortje
om haar afkomst," antwoordde Gerald
vriendelijk.
Zij volgden vrouw Baker in de huis
kamer waar het lekker koel was
vergeleken bij de hitte en den zon
neschijn buiten. Het was een groote
kamer, laag van verdieping met
ramen voor en achter; ramen met
groote, breede, eikenhouten venster
banken waarvan er een bekend was
als de bank der verliefdenwant
hier zittende, hadden William en
Anna menigen zonsondergang of ma
neschijn bewonderd. Hier was het,
dat zij in de schemering als verhelden
gefluisterd en geminnekoosd hadden.
De open schoorsteen was zeer ruim
met een bank aan beide zijden, waar
een half dozijn personen gemakkelijk
rondom het vuur konden zitten. Aan
de eene zijde van den haard was een
kast in den muurbekend als de
spekkast; aan den anderen kant de
hooggerugde aartsvaderlijke bank. Te
genover de stookplaats stond een
fraaie ouderwetsche kast gepolijst
eiken ol mahoniehout met
gedraaide pooten en rijk gebeeldhouwd,
zooals men zeide afkomstig uit het
tijdvak van Koningin Elisabeth, maar
die naar den vorm te oordeelen in
den tjjd der beide Kareis was ge
maakt. De donkere bruine paneelen
vormden een fraaien achtergrond voor
een prachtig porceleinen servies.
Daphne voerde Mijnheer Goring
door het geheele huiszooverre
vrouw Baker het hen wilde laten
zien. Zij bracht hem een halsbreken-
den trap op, wees hem op drempels
en deurstijlen, sloten en grendels,
deed hem het oude vierkante le
dikant bewonderen en ook de fijn
bewerkte beddensprij, die sedert eeu
wen aan de familie behoorde en alleen
bij geboorte ol sterfgevallen gebruikt
werd. Zij schonk hem niets, hij moest
alles zienen hij onderging zijn nood
lot met kalme berusting, en liet
zich in triomf door haar weder naar
de huiskamer brengen.
Madoline en Edgar Turchill zaten
in de vensterbank der verliefden te
praten, nadat zij het mandje hadden
uitgepakt en alles voor de thee hadden
gereed gezetdaarin door het dag
meisje van vrouw Baker geholpen.
„En nu, Mijnheer Goring," zeide
Daphne, toen zij en Gerald en de
oude vrouw zich weder bij de anderen
gevoegd hadden, „hoe gevoelt gij u,
omtrent die Jersey-koe?"
„0! ik heb er best vrede meê,"
antwoordde Gerald lachende.
,.Ik onderwerp mij aan de boete,
gij behandelt alles zoo uit de hoogte,
dat ik volstrekt niet verwonderd
zou zijn indien gij al mijn rundvee
en kudden schapen van mij ver
langde!."
„Juffrouw Bakerzeide Daphne,
„deze heer wenscht u eene koe aan-
tebieden."
„Ach, juffer, dat meent gij toch
niet 1" mompelde vrouw Baker geheel
in verwarring.
„Ja zekereen mooie muisvale
Alderney-koe. Gij kunt het gerust
aannemen. Het schikt hem nog beter
u een koe present te gevenals mij
om u een lintje te koopen. YVanneer
verlangt gij, dat het dier u te huis
bezorgd word? Morgen ochtend? Ja,
natuurlijk morgen vroeg. Gij hoort
het Mijnheer Goring, niet waar? En
nu is uw schuld u vergeven en zal
ik u het vreemdelingenboek met al
le belangwekkende handteekeningen
eens laten zien."
Zij gingen naar de tafel bij het
raam en keerden de bladen van hel
genoemde boek om. Helaas! hoe
menige hand, die hierin geschreven
had, was reeds lang tol stof vergaan.
Hier was de handleekeningvan Charles
Dickens, bijna dertig jaar oud en
geheel verbleekt. Maar de afstamme
linge der Ilalhaways herinnerde
zich den dag toen het geschreven
werd, als gisteren, en sprak er met
trots over.
„Hij nam hel boek meê in den tuin,
en ging op den steen over den re
genbak zitten om er zijn naam in te
schrijven," zeide zij. Ik herinner mij
nog zoo goed, hoe vroolijk hij en
Mijnheer Mark Lemon waren; hij
lachte terwijl hij schreef, en bekeek
alles, en had zooveel pret en was
zoo vriendelijk."
In een ouder boek stond de naam
van Sir Walter Scott. Beiden waren
even goed dood maar ook even
onsterfelijk als Shakespeare. En
bij deze beroemde namen vergeleken,
waren de overige handteekeningen in
het dikke boek zoogoed als nul.
Het was het vroolijkste theepartij
tje dat men zich denken kon. Mid
den in de kamer stond vrouw Baker's
mooiste tafel en daarop haar beste
theepot en kopjes en schoteltjes. Dom
vrouw Spicer was gezorgd voor een
goeden voorraad gebak en fijne vruch
ten. Daphne vroeg fluisterend aan
Madoline of die het goed vond dat
vrouw Baker met haar aanzat waar
toe Madoline glimlachend hare toe
stemming gal. Immers de afstamme
linge der Ilalhaways was dame zoowel
door geboorte als door beschaafde
manieren. Zij behoorde lot een sland
die den roem van een land uitmaakt
de eerlijke onafhankelijke boeren
stand, die het land bebouwen dat
door hunne voorouders ontgind werd.
Hel voorblad van den grooten fami
liebijbel, die boven in de groote ei
kenhouten kast lag, was zoo goed
als een adellijke stamboom. En toch
was er misschien geen enkele dezer
landbouwende Ilalhaways geweest
die een inkomen had als een bekwaam
werkman in een fabriekstad men-
schen die sterven zonder een penning
natelaten of eenig bewijs dal zij eerlijk
geweest zijn Maar de Ilalhaways
hadden de eer hunner familie opte-
houden en dat kent de fabrieksarbei
der niet.
Vrouw Baker werd aan het hoofd
der tafel voor het theeblad geplaatst
en vroeg aan allen op hare vriende
lijke ouderwetsche manier ol de thee
naar hun zin was. Daartoe uitgenoo-
digd vertelde zij allerlei bijzonderhe
den omtrent hare voorouders en hoe
het gekomen was, dat het oude huis
dat vroeger slechts één woning was
geweest, nu verdeeld was.
Daphne en zij hielden het gesprek in
gang. De beide heeren keken verge
noegd toe; Edgar bewonderde openlijk,
dat frissche levendige gelaat onder de
groote stroohoed. Lina verheugde zich
dat haar zusje zoo genoot.
„Hoe gelukkig ben ik heden," riep
Daphne plotseling uit, toen er een
oogenblik pauze in het algemeen dis
cours was, daarbij de handen boven
haar hoofd samenvouwende. „Kon dat
maar altijd duren!"
„Waarom zou dat niet altijd kun
nen duren?" vroeg Edgar op zijn
bedaarden, fleginalieken toon.
Gerald keek haar ernstig en onrus
tig aan. Ja, dit was het meisje dat
in den feilen zonneschijn bij het meer
van Fontainebleau gestaan had, en
in wier hand hij gelezen had dat zij
een droevig lot te gemoet ging.
„Dat God haar helpe!" dacht hij,
zij is zoo vatbaar voor den indruk
van het oogenblik. Hoe kan zoo'n
schepseltje veilig langs de doornige
paden van dit leven gaan? Gelukkig dat
er zich op haar levenspad nog al geen
doornen schijnen te bevinden. Hier
hebben wij onzen rechtschapen, ron
den, eerlijken, Turchill die voor haar
zoude sterven en juist de man om
een geschikt echtgenoot voor haar te
zijn, en daardoor die ongelukkige
waarzeggerij uit de lijnen harer hand,
tot schande te maken. En toch is er
eigenlijk niets bijzonder in de voor
spelling, even alledaagsch als de krui
denierswinkel in Oxfordstraat waarvan
zij vroeger sprak.
Zoo zat hij te peinzen, daarbij Daphne
meer met een kunstenaarsoog, dan wel
met dal van een vriend beschouwende,
liet scheen een lichtzinnig karakter te
zijn dat zich steeds in woorden of geba
ren moest lucht geven. Bij die be
wegelijkheid konde geen dieple van
gedachte beslaan gevoel misschien,
maar toch slechts voor een oogenblik.
Niemand had haast om het huisje
te verlaten. Een theepartijtje is een
der gezelligste zakenen frischt eigen
lijk meer den geest dan hel lichaam
op. Alles was even keurig in orde,
de prachtige amandeltaart, een mees
terstuk van Juffrouw Spicer, maakte
een schitterend effect tusschen de heer
lijke pruimen en blauwe druiven en
de olijfkleur rijpe vijgen.
„Wij worden hier zoo overvloedig
onthaald dat ik vrees dal geen onzer
eer aan het middagmaal mijner moe
der doen zal," zeide Edgar eindelijk,
„en dat zal haar geen pleizier doen."
„Kwart voor zeven," zeide Gerald
met een blik op een heel klein hor
loge. „Dunkt u ook niet dat het tijd
wordt, om uit deze hoogereShakespea-
riaansche gewesten weder lot lagere
sferen at'iedalen?"
Dit was het leeken tot een alge
meen opstaan. De zware, er goed
uitziende oude rijtuigpaarden hadden
in de schaduw behoorlijk uitgerust,
terwijl de dikke koetsier rustig op
den bok in slaap was gevallen en de
palfrenier de vliegen weg joeg. Zoo
reed de landauer dan vlug langs den
fraaien weg naar Hawksyardmet
een viertal zoo vroolijk als ooit naar
een partijtje was geweest.
Madoline was gelukkig hare zuster
zoo vroolijk te zienen op te mer
ken hoe vol attenties Edgar was. Zij
twijfelde er geen oogenblik aan of zijn
liefde zoude wederliefde vinden. Het
ligt in het vrouwelijk karakter, dank
baar te zijn voor eene zoo onbaat
zuchtige, eerlijke liefde en trouw.
De koperen wijzers van de oude
klok te Hawksyard wezen op kwart
voor achten, toen het rijtuig de brug
overreed, de gewellde poort door tot
in den vierkanten tuin met zijn smalle
door schelpen afgezette paadjes. Me
vrouw Turchill stond aan den ingang
een deftige figuur, gekleed in het
donker grijs met een kanten muls
gereed om hen welkom te heelen.
Madoline werd zoo hartelijk mogelijk
door haar ontvangen terwijl zij voor
den anderendie de kans voor haar
zoon had bedorvenkoud maar toch
beleefd was maar om vriendelijk le
gen Daphne te zijndaar kon zij niet
toe komendat was te veel van haar
gevergd. Zij maakte een buiging voor
het meisje zoo stijf als mogelijk was,
en meende zeker te zijn, dat alleen
om haar het vette kalf geslacht was,
en al de room uit den melkkelder
gebruikt was tot het maken van gebak,
zonder dat daarbij gedacht was aan
het karnen op aanstaanden Zaterdag,
En tochtoen Daphne min of meer
verlegen hare hand uitstak als groet,
zeer goed ziende dat de matrone
alles behalve vriendelijk tegen haar
was, kon de oude vrouw niet anders
zeggen dan dal het kind er goed uit
zag. De schitterendedoor donkere
wenkbrauwen overschaduwde, grijze
oogen, het prachtige blonde haar;
die lint van leliën en rozendie
prachtig gevormde mondin een
woordeen gelaal dat bij elke wis
seling van gedachte veranderde
ja dat was eene schoonheid dit kon
zelfs door Mevrouw Turchill niet ont
kend worden.
„Goed is, die goed handelt," dacht
de weduwe. „Maar God verhoede,
dal mijn jongen zijn levensgeluk zoude
ten offer brengen aan een vlinder zoo
als zij."
Hoewel met innerlijken tegenzin had
zij toch, als eene goede huishoudster,
voor alles gezorgd. De mooie kamer zag
er prachtig uit, overal vazen met fris
sche bloemen, terwijl de zilveren licht
kroon en de haardijzers blonken en
schitterden. De kleine, gekleurde rui
ten waren opengezet om den geur van
jasmijn, reseda en heliotrope, uit den
tuin aan de voorzijde van de slotgracht,
gelegenheid te geven binnen te komen.
Edgar stond er op, om Daphne nog
voor het middagmaal het huis te laten
zien.
„Gij zijt hier nog slechts éénmaal
geweest," zeide hij, en toen heeft
moeder u niels lat^n zien."
Nadat de beide meisjes hunne hoeden
hadden afgezet in de statie-slaapka
mer naast de salon een kamer
geheel behangen met borduursels uit
den tijd van Karei den Eerste
begonnen zij de ronde door het huis
te doeneen steile geheime trap be
klimmende die door het verschuiven
van een paneel in de eetzaal zichtbaar
werd; overal vonden zij merkwaar
dige oudhedendriehoekige buffetten,
kolossale vierkante ledikanten met
gebeeldhouwde hemels en groen saaien
gordijnenprachtige vuurhaarden
kunstig met koper bewerkt en ingelegd
met de echte, niet na te maken Hol-
landsche blauwe tegeltjes.
„Het moet een genot zijn in zulk
een aardig ouderwelsch huis te wo
nen," zeide Daphneterwijl zij te
zamenzeer voorzichtig, de gewreven
eikenhouten trap afkwamen, zoo glad
als ijs, van tijd tot tijd stilstaande,
om eene verzameling van allerlei oud
porselein te bewonderendie hier en
daar op vensterkozijnen stond.
„Indien gij het maar eens wilde
probeeren," fluisterde Edgar haar in
het oorblozende als een jonge
juffrouw.
Opnieuw vielen die veelbeteekenen-
de woorden geheel in 't water. Zij
stapte vlug de treden van den grooten
trap af, daarbij zeggendedat zij er
nooit aan zou kunnen wennen.
Hel diner liep vroolijk en prettig
af. Het was een echt ouderwetsch
Engelsch middagmaal, overvloedig en
toch eenvoudig. Er was niets te vin
den van al die nieuwigheden, die den
disch versierden waarover Mevrouw
Ferrers presideerde. Alles was even
degelijkte beginnen met een prach
tige tarbot en te eindigen met een
overvloedig dessert, dat op een buffet
gereed stond en pas op tafel kwam toen
het tafellaken afgenomen was, terwijl
de koetsier mede aan tafel bediende.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE EE VEIN LOOSJES, te Haarlem.