LIEFDE EN PLICHT.
Naar het Engelsch van M. E. Braddon.
35)
„Maar hoe kunt gij dal denken,
zoude ik mij zoo op mijn gemak ge
voelen met een man, al had ik hem liel,
tenzij dal wij elkander zoolang ken
den, als gij en Mijnheer Goring?"
„Waarom noemt gij hem toch al
tijd Mijnheer Goring?"
„Omdat hij zoo'n groole Mijnheer
iseigenaar eener Abdybroei
kassen meer dan een halve mijl lang,
en zooveel andere gebouwendat
ik er maar niet toe komen kan, om
hem bij zijn voornaam te npemen."
„Alsof dat landgoed en die broei
kassen iets ter zake dedenMaar
lieveling ik zal u niet langer lastig
vallen over Edgar. Gij moogt natuur
lijk uw eigen weg zoeken om ge
lukkig te worden. Voor alle schatten
der wereld, zoude ik niet willen dal
gij irouwdel met een man waarvoor
gij geen liefde gevoeltmaar ik zoude
zoo gelukkig geweest zijn, indien gij
Edgar had kunnen liefhebben. En ik
geloof ook, dat gij hem onwillekeu
rig, geheel onschuldig zelfs, aanlei
ding gegeven hebt om te denken
dat gij van hem hieldt."
„En dat doe ik ook, meer dan van
iemand ter wereld, behalve mijn naaste
bloedverwanten."
„Jawel zusje, maar hij had op
meer gehoopt. Ik vrees dat hij zich
deze teleurstelling sterk zal aan
trekken."
„Onzin, Lina. Nog geen zes maan
den geleden, was hij nog lijdende
aan de gevolgen van het blauwtje
dat gij hem gegeven hebt, en zoudt
gij nu denken dat hij de tering zal
krijgen omdat ik hem niet hebben
wil. Iemand die zoo spoedig van
liefde veranderen kan, sterft zoo gauw
niek door teleurstelling. Een mannen
hart is zoo gemakkelijk leverplaatsen,
spoedig zal hij een ander meisje
gevonden hebben."
Zij kuste haar zuster en liep de deur
uit, Madoline bedroeft en terneder
geslagen achterlatende, doch evenwel
vast besloten om bij hare meerder
jarigheid aan Daphne de helft van
haar vermogen te schenken.
„Nooit kan het de bedoeling van
de Voorzienigheid geweest zijn om
twee zusters zoo ongelijk te bedeelen,"
dacht zij bij zich zeil. „Goedschiks
of kwaadschiks zal Daphne aannemen
hetgeen ik voor haar bestemd heb.
De notarissen zullen er wel weg op
welen."
HOOFDSTUK XVI.
„Niemand gaat het steeds voor
den wind."
Edgar Turchill begaf zich niet naar
het andere einde der aarde om zijn
leed en spijt te verbergen bij deze
herhaalde vernietiging zijner innigste
hoop. llij bleef ongeveer een maand
lang van South Hill weg, maar wist
het toch zoo aanteleggen dat die
afwezigheid niet kon worden toege
schreven aan trotsch of boosheid.
Dat Mevrouw Turchill elk jaar gedu
rende eenige weken naar de zeekust
ging was een even vaste instelling
als de opening van het Parlement
of de Derby-wedrennen, en bij die
uitstapjes rekende zij er vast op dat
haar zoon haar vergezelde. Zij hield
veel van een deltige badplaats waar
een goed gekleede menigte zich langs
het strand en de havenhoolden bewoog;
ook was zij er erg op gesteld dat er
een goed muziekkorps was om baar
in haar ledigen tijd watoptevroolijken,
en zij zoude, wat logies betreft,
niets minder accepteeren dan een
fraai gemeubeleerde salon met een
uitgebouwd raam en vrij uitzicht
op zee.
„Als ik hel op een badplaats niet
geheel en al naar mijn zin kan hebben,
dan blijf ik liever te huis," zeide zij
tot hare getrouwe Rebeccaeen
waarheid die voor Rebecca even waar
was, alsof het in de Heilige Schrift
stond.
„Dat spreekt van zelf, Mevrouw.
Waarom zoudt gij Hawksyard verlaten
om elders min of meer gebrek te
lijden en u te vervelen. U kunt hier
immers alles krijgen, wat u begeert."
Diergelijke gesprekken hadden plaats
nadat Edgar, die meer dan genoeg
had van Brighton en Eastbourne, Scar
borough en Torquay, aan zijn moeder
had voorgesteld om eens een meer
romantische, minder beschaafde kust
te bezoeken; waar alles eenvoudiger
was ingericht, waar noch parade,
noch zeebrekers om op te wandelen
waren, om met fijne toiletten te
pronken en de morgen-, middag- en
avond-conceilen bijtewonen. Voor
schilderachtige natuurtooneelen was
Mevrouw Turchill geheel onverschillig.
Van ruwe rotsachtige kusten hield
zij volstrekt niet, als zijnde gevaarlijk
voor lijf en leden, en moesten daarom
vermeden worden; buitendien hield
zij volstrekt niet van een badplaats
waar geen prachtige winkels met
groote spiegelruiten waren. Zij werd
gaarne in verleiding gebracht door
nagemaakt oud porcelein, en hield
er ook veel van om aan haar smaak
voor kleuren te voldoen door de
nieuwste uitvindingen op het gebied
van dames hoeden en parasols voor
de modewinkels te be vonderen. Verder
was zij er op gesteld dat haar zoon
goed gekleed, met een deftige zwarte
hoed op, haar des middagsin een huur
wagen vergezelde, langs een of anderen
gladden weg, zonder bepaald doel,
dan om te zien en gezien te worden;
ook bezocht zij gaarne de concerten,
of ging de lezingen der beroemde
spreekster Miss Snevillici bijwonen
wanneer die fragmenten voordroeg
uit Shakespeare's Koopman van Ve-
nelie, gevolgd door de Meikoningen
van Tennyson.
Voor den armen Edgar waren deze
badplaats-bezoeken altijd een voor
smaak van bitter lijden. Het was veel
erger dan de drukste veertien dagen
in Londen, want daar was altijd
wat nieuws te zien; terwijl op die
sterotype badplaatsen alles even ver
velend en eentonig was.
Dit jaar echter scheen Edgar plot
seling bijzonder veel haast te hebben
om met de jaarlijksche expeditie te
beginnen.
„Ik houd het er voor moeder, dat
het mooie weêr niet heel lang meer
zal aanhouden," zeide hij op eens,
zijn best doende een vroolijk gezicht
te zetten, terwijl hij s'middags aan
tafel zat, den dag na Daphne's weigering.
„Wat zoudt gij er van denken om
morgen reeds naar een badplaats te
gaan?"
„Morgen mijn beste jongen, maar
dal is immers onmogelijk, ik heb
minstens een week noodig om mijn
goed te pakken."
„Een week! Maar Rebecca kan
toch dunkt mijuwe zaken even
goed in een uur of zes als in zes
dagen in een koffer pakken."
„Daar hebt gij hoegenaamd geen
verstand van. Dameskleeding is zoo ge
heel iels andeis dan die der mannen.
Al mijn japonnen moeien nauwkeurig
nagezien worden, voordat ik ze kan
inpakken. En dan rnoet ik juffrouw
Piper, de modiste uit Warwick, ook
een paar dagen hier hebben om 't
een en ander te veranderen. De modes
veranderen tegenwoordig zoo dikwijls.
Sommige mijner kanten moeten ge-
wasschen worden. En misschien moet
ik ook nog wel naar Leamington om
een nieuwe hoed te koopen. Ik zou,
als gij er bij zijt, niet graag willen
dat de menschen mij uitlachten of
den spot dreven met mijn ouden
hoed."
Edgar zuchtte. Hij had zoo verlangd,
naar eene of andere kleine plaats
aan de barre kusten van Schotland
of Wallis te gaan, ver van alle druk
bezochte plaatsen of naar een zeedorp
in het zuiden van Ierland Dunrnore
of Framore, of Rilkee; een kalm,
vergelen plekje als een nestje in de
rotsen, waar nog nimmer muziekan
ten of modepoppen waren verschenen;
een plaats waar de menschen kwamen
uit liefde voor zuivere lucht en
prachtige natuurlafereelen, en niet
om met hunne nieuwmodische kleeding
en hun rijkdom te pronken. Maar
hij wist dat als hij zijn moeder naar
dusdanige plaats bracht, dat zij zich
diep ongelukkig moest gevoelen,
dus zweeg hij.
„Waar wil u dit jaar heen, moe
dertje?" zeide hij na een oogenblik.
„Ik heb daar ai eens over gedacht,
Edgar. Laat eens zien. Verleden jaar
waren wij in Brighton
„Ja," zuchtte Edgar, er aan den
kende, hoe hij dat eeuwige op en
•neêr wandelen in de groole laan als
een soort van dwangarbeid in den
tredmolen beschouwd had; hoe ver
velend die geregelde bezoeken van
liet aquarium, hoe eentonig al die
winkels in de Koningstraat, en de
vermakelijkheden in het paviljoen
waren.
„En het jaar te voren bezochten
wij Scarborough."
„Ja," nog dieper zuchtende.
„En nog een jaar vroeger East
bourne en het jaar daarvoor Torquay.
Vindt gij ook niet, dat wij van 't
jaar wel eens weder naar Torquay
konden gaan? Ik heb gehoord dat
het er veel verbeterd is."
„Gij bedoelt zeker dat er veel bij
gebouwd is, moeder. Meer rook uit
de schoorsteenenmeer hotels, meer
kerken, langere straten. Ik houd
het er voor, dat, oordeelende naar
hetgeen het reeds was toen wij er
de laatste maal waren, het er nu
vrij wei op Bayswaler zal gelijken.
Evenwel, indien gij Torquay gaarne
kiest
„Het is een van de weinige plaatsen
waar ik graag hen."
„Dan moet het ook in ieder geval
Torquay zijn. Ik zal u zeggen wat
ik dan doen zal moeder. Ik ga er
morgen dadelijk heen om mooie ka
mers voor u te zoeken ik ben
nu genoeg op de hoogte om precies
te weten wat u in dat opzicht ver
langt en zal die dan voor u hu
ren legen welken dag u wilt."
„Dat is heel vriendelijk van u Edgar.
Maar zorg vooral dat gij goede infor
maties neemt omtrent de huisjuf
frouw, zoodat wij zeker zijn dat er
in het laatste jaar geen koortsen in
hel huis hebben geheerscht. En ik
zoude ook behoorlijk laten onder
zoeken door een architect van de
plaats, of de afwatering wel goed is.
Dal is dubbel en dwars een gulden
of wat waard."
„Heel goed moeder ik zal alles
doen wat u verlangt. Ik verlang naar
een beetje zeelucht."
„Maar het duurt minstens een
week voordal ik komen kan. Wat
zult gij al dien tijd alleen uitvoeren?"
„0 ik zal mij op de eene of andere
wijze wel amuseeren. Misschien ga
ik door naar Dartmoulh, huur daar
een boot en ga de Dart eens op,
daar had ik toch al lang plan op
gehad. Zeg mij maar alleen welken
dag ik u te Torquay kan verwachten."
„Moet ik alleen reizen, Edgar?"
„Rebecca is immers bij u, en die
reis is niet moeilijk. Gij neemt den
sneltrein te Swindonweet u niet
„Als gij denkt dat ik de zorg
voor de bagage aan Rebecca kan
overlaten," zeide Mevrouw Turchill
twijfelend. „Zij is zeer bedaard."
„Bedaard! mij dunkt dat zij dal
op haar leeftijd ook wel zijn mag.
Gij hebt maar alleen te zorgen dat
uwe bagage behoorlijk van adressen
is voorzienbegrijpt u moeder
„Daar vertrouw ik nooit op," ant
woordde de oude dame plechtig.
„Rebecca moet aan elk station waar de
trein stilstaat uit den wagen, en met
haar eigen oogen zich overtuigen
dat mijn bagage nog in den goede
renwagen is. Het spoorwegpersoneel
is zoo dom."
Edgar benijdde Rebecca niet. Na
dat hij er zoo goed in geslaagd was om
dadelijk weg te komen, reisde hij den
volgenden morgenkort na het aan
breken van den dag, af, en kwam
te Torquay juist in tijd voor het
diner, aan. Den geheelen avond zocht
hij de eenzaamste plaatsen op, over
zijn teleurstelling nadenkende, en zich
verdiepende in hetgeen Gerald Goring
gezegd hadomtrent de'mogelijkheid,
om Daphne toch nog te krijgen. Hij
logeerde in „De Keizer" en besteedde
den volgenden voormiddag aan hel
zoeken naar een goed verblijf,totdat hij,
in den vollen zin van het woord,
er genoeg van kreegen de meiden
hem verveelden, die gewoonlijk de
meest algemeene vragen niel kunnen
beantwoordenzooals hoeveel slaap
kamers er zijn, of zij moeten het
eerst aan de juffrouw gaan vragen
die dan op haar beurt niet zeggen
kan hoe hoog de huur is, voordat
zij eerst geïnformeerd heeft uit hoe
veel personen het gezin bestaal en
of men laat verlangt te dineeren.
Voor zonsondergang echter was hij,
na het op- en afklimmen van ontel
bare trappen, er in geslaagd, eenige
apartemenlen te vinden die, naar hij
meende, zijne moeder en Rebecca wel
zouden bevallen, en na die voor den
tijd van drie weken gehuurd te heb
ben ging hij het strand langsnaar
een plaats waar de meeste verhuur
ders van vaartuigen zich ophielden,
en huurde daar een oude wrakke
sloep, juist groot genoeg om met
mooi weer op zee te kunnen varen.
Met dit kleine scheepje zou hijver
gezeld van een man en een jongen
den volgenden morgen om zes uur
gaan zeilen.
„Wat zou Daphne hier een genot
hebben om in zoo'n klein scheepje
langs de kust te zwalkendacht hij.
„Als zij mijn vrouw was, dan kocht
ik een jacht voor haar, zoo mooi als
er maar een isen zij en ik zouden
de halve wereld rond zeilen. De Avon
moet haar nu wel vervelenarm
kind."
Daphne had werkelijk meer dan
genoeg van de Avon. Nooit waren
haar de dagen langer gevallen en ver
velender voorgekomen dan nu, sedert
haar trouwe slaaf Edgar niel meer
bij de hand was om aan al haar
luimen te voldoen. Een zonderlinge
stilte scheen er op South IIill te heer-
schcn. Sir Vernon was aan zijn ka
mer gebonden door rhumaliek, die
door Daphne gehouden werd voor
niets dan een andere naam, voor
slecht gehumeurd, zooveel geleken
beide kwalen op elkander. Op zulke
tijden was de tegenwoordigheid van
Madoline dringend noodzakelijk voor
zijn welzijn. Zij zat bij hem in zijn
eigen kamer, las hem voor, en schreef
zijn brieven, was om kort te gaan
zijn rechterhand. De zuiverste en meest
volmaakte kinderliefde verzachtten
een positie, die door de meeste doch
ters hard en akelig zoude beschouwd
worden. Toch, in die ernstig gemeu
bileerde kamer, met zijn groote
boekenkasten en allerlei geleerde wer
ken allen boeken door de bekwaam
ste studenten gelezen dacht zij
aan de heldere zomerdagen die voor
bij waren aan die oradolingen door
weiden en bosschen, de ridjes naar
Goring Abdyde gezellige avondjes
daar gesletende gelukkige lijd die
voorbij was.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.