LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Braddon. 37) „Tot nu toe is mijn vader daar vrij wel in geslaagd," zeide Daphne somber en met neergeslagen oogen. Edgar en zijn moeder bleven tot in het laatst van September weg. Toen zij op Hawksyard terug kwa men was de vossenjacht in vollen gang en stond dus Mijnheer Turchill min stens drie dagen per week 's morgens om vijf uur op om naar de stallen zijner jachthonden te gaan. Hij hield er twee stel op na, en hoever het jachtveld ook weg wasdaarover bekommerde hij zich niet. Hij schafte zich een vijfde jachtpaard aan terwijl hij er reeds vier uitmuntende op stal had en dus sprak het van zeil "dat het laatste koopje al de an deven in krachten vlugheid moest over treffen. Zijn moeder begon te vreezen dat haar zoon zich door zijn lief hebberij voor jachtpaarden zonde ruïneeren. „Toen uw vader en ik huwden, werd een inkomen van drie duizend pond sterling 's jaars voor nog al beduidend gehouden; maar tegenwoordig is het voor een landheer zooals gij maar een kleinigheid. Wij moeten voorzichtig zijn Edgar." „Wie zegt dan dat wij niet voorzich tig zullen zijn moedertje? Ik ben over tuigd dat je het puikje der huisvrouwen bent!" „Ik heb gehoord dat je weer een nieuwe stalknecht gehuurd hebt Edgar zeker om op dat pas gekochte paard te passen, veronderstel ik." „Slechtseen jongen, vooreen gulden of tien in de week, moeder, wij kwa men handen te kort." „Handen te kort, met vier man?" Edgar kon niet langer blijven, om het onderwerp verder te bespreken, hij gebruikte een haastig ontbijt en besteeg toen zijn geliefkoosd jachtpaard om naar Snitterfield te rijden waar het jachtgezelschap bijeen zou komen. Het was de eerste bijeenkomst van het jacht seizoen en dus waren de liefhebbers vol ambitie. Het was aangenaam die vete ranen weder bijeen te zien, een enkele nieuweling er tusschen, ook eenige jon ge paarden die nog gedresseerd moes ten worden, Edgar zoude voor het eerst, zijn nieuwkoopje rijden, een zoo goed als volbloed zwarte merrie, en verheug de zich reeds in de algemeene bewon dering die er over zoude opgaan. Hij zag er in zijn, van veel dienst getui gende, roode jachtrok, en stevels op zijn voordeeligst uit. „Ik hoop dal gij voorzichtig zult zijn Edgar," zeide zijn moeder steeds om hem heen loopende, „en dat gij u niet aan gevaarlijke sprongen met dat nieuwe paard zult wagen. Zijn achterbeenen zien er alles behalve prettig uit, en toen ik gisteren even in de stal kwam om wat aan Baker, de stalknecht, te zeggen had zij da delijk de ooren in den nek."e „Dat bewijst nog niets, mo dertje. Dat kan een paard doen zonder eenige kwade bedoelingen. De Zwarte Paarl is zoo mak als een lam. Goeden morgen." „Om acht uur eten zeker," zuchtte Mevrouw Turchill, die liever vroeger at. „Ja, als u er ten minste niet op tegen hebt. Dan kan ik eerst nog een bad nemen Adio! Adiol" Hij zat al heel spoedig in 't zaal, op de oude, donker buine merrie en draafde lustig over de ophaalbrug voordat zijn moeder gedaan had met zuchten. De rijknecht was op „de Zwarte Paarl," vooruit gegaan. Alleen bij gelegenheid van een jachtpartij, vergat Mijnheer Turchill zijn teleur stelling. Het heerlijke genot van fris- sche lucht, een flinke ridprettig ge zelschap, bekende stemmen, deden alle sombere gedachten verdwijnen. Voor het oogenblik leefde hij sleehtsom over de velden te vliegen,waarhij het geheele landschap hem voorkwam er geheel anders uittezien dan bij zijn dagelijk- sche ridjes en wandelingen, alles scheen hem anders toe dan gewoonlijk, hel was hem alsof hij in een andere wereld was. Hij dacht aan niets anders dan aan genotaan vrijheid als een vogel in de lucht. Vervolgens na een vermoeienden dag, stapvoets met een of anderen vriend naar huis rijdende, en over paardenhonden en buren pratende. Daarop een middagmaal dal zelfs door een afgewezen minnaar, niet versmaad werdgevolgd door een aangenaam gevoel van vermoeidheid; een sigaar; een klein dutje en eindelijk een nacht van ongestoorde rust zon der droomen. Zonder twijlel was het de afleiding van hel jachtseisoen, die maakte, dat Mijnheer Turchill gespaard bleef voor de ongelukkige uitwerking van teleurgestelde liefde. Noch ingevallen oogen, bleeke wangen, slordige baard en onaangenaam humeur vertoonde Edgar toen hij weder op South Hill kwam. Hij scheen zoo tevreden te zijnen had zooveel te vertellen van die eerste bijeenkomst te Snitterfield en de overheerlijke rit, die daarop volgde, dat Daphne nog meer over tuigd werd in haar gelool dal Mijnheer Turchill, in liefdezaken, veel van een weêrhaan had. „Gij kunt u nu duidelijk begrijpen hoe gemakkelijk hij over mijn weige ring is gekomennadat gij hem vroe ger bedankt hebt," zeide zij tot haar zuster. En toch was zij erg blij dat Edgar terug was; dat zij hem weder kon kommandeerenhet van hem kon winnen op het biljard, of's middags voor het diner een dansje in de groote zaal met hem kon doen als Lina in de kamer daarnaast piano speelde. In het dansen was Daphne volleerd en een strenge leermeesteres. „Als gij er op rekent dat ik op het groote bal in Januari aanstaande met u zal dansen, dan moet gij nog heel wat aanleeren voor dien tijd, en anders bedank ik hartelijk," zeide zij. HOOFDSTUK XVII. „Angst en twijfel sloeg mij om 't harte." Niemand zal tegensprekendat het voor een man die hartstochtelijk ver liefd is op een meisje die hem afge wezen heelt een Tantalusterging is in de schemering met haar te moeten dansen. En toch kwam Edgariederen dag dal hij niet op de jacht was naar South Ilill om in alles naar Daphne's pijpen te dansen, tlij was haar eerste cavalier, sedert de kleine gebochelde" fransche dansmeester te Asnières, steeds op zijn viool fiedelende, van lijd tot tijd eens een rondje met haar deed om aan de andere leerlingen te toonen wat men eigenlijk onder dansen ver stond. Hij verklaarde dat Daphne de eenige was die van die edele kunst eenig begrip had. „Elle esl née syIphide. Zij danst ten minste op de maat, zij heeft gevoel voor muziek," zeide hij, terwijl hij een ouderwetsche wals op zijn viool kraste, uit den tijd toen onze grootmoeders in de edele danskunst onderwijs kregen. Het groote bal, gedurende de jacht tijd, had slechts om de twee jaar in het stadhuis te Stratford plaats, en zou nu in Januari gehouden worden. Sir Vernon had goedgevonden dal Daphne er, onder toezicht harer tante en vergezeld van hare oudere zuster, heenging. Het was een feest waarop uitsluitend inwoners der omliggende gemeente kwamenzoodat Mevrouw Ferrers het als 't ware een plicht vond daar ook te verschijnen; zelfs verklaarde zij dat het noodzakelijk was om tegenwoordig le zijn, al was het maar alleen om de domme gemeente te bewijzen^ dat de vrouw van een predi kant daarom der wereld niet afgestor ven was. „Een predikantsvrouw rnoelbelang stelling in alle mogelijke onschuldige vermaken toonen," meende zij. „Als er kans bestond om allerlei twijfelachtig volk te ontmoeten, dan brak ik liever mijn beenen voordat ik de drempel overschreed; maar op een plaats waar alleen de fijne lui komen „Er zullen bepaald een massa mooie meisjes zijn," zeide dominé, „en ik ge loof ook dat er een flinke speelzaal is. Ik heb veel lust om ineê te gaan." „Als het zomerdag was, mannetje, dan zoude ik het u zelfs als plicht aan rekenen; maar met dit gure weêr, geloof ik dat een verandering van lucht, uit een goed verwarmde kamer „Mij weder zoude döen hoesten. Ei genlijk hebt gij gelijk, Rhoda. Buiten dien is de Champagne bij dergelijke ge legenheden van zeer twijfelachtige kwa liteit, en een souper na een bal, bepaald het meest geschikte middel om alle aardsche illusien te doen verdwijnen. Maar toch had ik Daphne wel eens op haar eerste bal willen zien, ik mag die kleine tneid zoo graag lijden." „Het spreekt yan zelf, dal het mij altijd aangenaam is te hooren, dat gij met mijne familie ingenomen zijt," hernam Mevrouw Ferrers, erg zuur kij kende, „maar toch xnoet ik zeggen, dat van alle jonge meisjes die ik ooit ont moet heb Daphne mij het minste bevalt." „Hoe dat zoo vroeg Mijnheer Fer rers, haar slaperig aanziende. Het was theetijd, en man en vrouw zaten le zamen voor de heldere bran dende haard in het gezellige studeer vertrek van den predikant, waarvan de wanden geheel bekleed waren met zware, donkere, eikenhouten kasten, gevuld met prachtige mooie boeken waarop hij zoo trotsch was, maar die hij slechts zeldzaam inzag. Het uiterlijker van, gebonden in donkerbuin of rood marokijn met vergulde titels en goud op sneê, trok dikwijls zijn oog, als hij in zijn leuningstoel zat, en de glans van het vuur op al die schatten van wijsheid en vernuft weerkaatste. „In welk opzicht is Daphne lastig vrouwtje?" herhaalde de predikant. „Ik stel veel belang in het kleine ding. Ik heb haar den catechismus geleerd." „Ik had wel liever gezien dat gij haar meer den geest dan de lettel er van had leeren kennenhernam Me vrouw Ferrers uitdagend. „Het meisje is een halve wilde. Na allerlei dwaas heid met Edgar Turchill uitgehaald le hebben, zelfs zoodanig-datijjdien zij tot een mindere stand behoorde haar goede naam er door zoude lijden, is zij zoo dwaas hem le weigeren." „Wat gij dwaasheid noemt, kan zij misschien wel als heel verstandig beschouwen," antwoordde de dominé. „Zij kan wel een betere partij doen dan Edgar Turchilleenbeslejongen van goede familie, maar met allerlei bijhang en vooral zijn moedereen akelig oud wijf met malle pretensies, diegeloof ik, gedurende haar leven het grootste gedeelte der inkomsten van het landgoed trekt, zoodat hij zich niet vrij kan bewegen voordat zij onder de graszoden gestopt is. Een meisje als Daphne kan wel een hetere partij doen, dan Edgar Turchill. Zij heelt groot gelijk dat zij haar kans afwacht." „Maar Marmaduke, hoe materia listisch spreekt gij nuen dat nog wel voor een evangeliedienaar." „Beste, goede vrouw, Hij, die in alle opzichten als een voorbeeld voor evangeliedienaars kan dienen, stelde er prijs op, allereerst m e n s c h te zijn. Als ik over wereldlijke zaken spreek, dan denk ik ook als sterve ling en dus zeg ik dat Daphne een schitterend huwelijk moet doen. Zij heeft mooier oogen dan ik ooit gezien heb wel te verstaan," voegde hij er bij, „behalve die schitterende ster retjes die hier mijn eigen haard zoo gezellig maken," daarbij zijn vrouw glimlachend aanziende. „Maak nu maar geen complimen tjes" antwoordde zij snibbig. „Ik heb nooit aanspraak op schoonheid ge maakt hoewel mijne gelaatstrekken heel wat geregelder zijn dan die van Daphne. Ik ben een echte Lawford, en de Lawfords hebben sedert on heugelijke tijden altijd een rechten neus gehad. Daphne heeft meer den gebogen neus harer ongelukkige moeder." „Arme vrouw!" zuchtte de predi kant. „Zij was een lief, jong schep seltje toen Lawford haar te huis bracht." „Daphne gelijkt ongelukkigerwijze, maar al te veel op haar," zeide tante Rhoda. „Een droevige geschiedenis," zeide hij, „jawaarlijk wel een droevige zaak!" „Ik geloof dal wij beter zouden doen, die heele geschiedenis maar te verge ten," zeide zijn vrouw. „Wijfjeliel, gij zijt immers begon nen met over die arme Lady Lawford te spreken." „Marmaduke, de toon waarop gij over haar spreekt kan ik met uitstaan. Arme Lady Lawford, is 't waar 1 Ik beschouw haar als eene der verach- telijkste vrouwen die ooit geleefd hebben." „Zij was mooimen vertelde haar dat, en zij geloofde de mannen die dat zeiden. Zij werd in verleiding gebracht en zij was zwak. Verachtelijk, is een hard woord Rhoda. Zij heeft u toch nimmer beleedigd." „Zij heeft hel levensgeluk van mijn broeder verwoest. Meent gij, dat ik dat maar zoo spoedig kan vergelen? Gij mannenzijt altijd geneigd ver ontschuldigingen te zoeken zoodra het een mooie vrouw geldt. Zoo hoorde ik een poos geleden over Kolonel Kirkbank spreken. Lady Helheridge ontmoette hem le Baden oud en afgeleefd. Men zegt dat hij verschrik kelijk rijk is.Hij schijnt nooit getrouwd geweest le zijn." „Dat pleit ten minste voor hem, dat hijhoewel overigens zoo nauw gezet nietalthans geen ander onge lukkig gemaakt heeft." „Gij zijt van avond erg sentimen teel, Marmaduke," snauwde Rhoda. „Men zou haast zeggen dat gij ver liefd geweest zijl op mijns broeders tweede vrouw." „Zij is reeds zoo lang dood en be graven, dat ik geloof dat hel nooit aan leiding tot twist tusschen ons beiden kan geven, wanneer ik erken dal ik haar bewonderde. Daphne heeftnu zij volwassen, is iels in haar gezicht dat met weemoed aan hare moeder doet denken. Ik hoop dat Todd die faisant niet zoo zal laten uitdrogen als de laatste maal, Rhoda, toen leek het wel hout. Zij begint een beetje slor dig te worden." In Schotland had prachtig herfst weder de plaats ingenomen van een guren en onaangenamen zomer. In dat barre noorden, aan die onher bergzame kust, waren de dagen te genwoordig veel helderder en langer dan in Warwickshire; uitgelokt dooi de pracht van hemel en zee, buiten dien gesteund door de dringende begeerte van zijn ongetrouwden vriend, bleef de eigenaar van het prachtig, als schoener getuigd, vaartuig Kel pie, Mijnheer Gerald Goring veel langer weg dan hij eerst plan gemaakt had; om die langdurige afwezigheid zooveel mogelijk goed te maken, schreef hij bijna dagelijks lange brie ven en zond geregeld elke week eenige schetsen in sepia, die getrouw een voorstelling gaven van zee en rotsen, heuvels en dalen. Gerald kon daarvan met zijn penseel een even duidelijke voorstelling gevenals een ander met de pen. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6