LIEFDE EN PLICHT. Naar bet Engelsch van M. E. Braudon. 45) „Dat kan wel zijn," zeide Daphne koeltjes; „maar gij zoudt er met dat al toch veel beter uitgezien hebben." Edgar had spijt. Hij had er wel over nagedacht of hij in het rood of in het zwart zou gaan, en de vrees voor Daphne's spotzucht had de schaal ten gunste van eenvoudig zwart doen doorslaan; en nu vertelde zij hem, dat hij er in het meer opzichtige cos- luum beter uitzag. Buitendien waren er verscheiden heeren, die op zijn best over een enkelen boomstam zou den kunnen springen, maar zoowel in kleeding als in hun gesprekken, als het air aannamen van echte Nim- rod's te zijn, waardoor zij heel wal indruk op de schoone sekse maakten. De kamer was werkelijk prachtig, groot en hoog, en door een porte brisée, van een voorkamer geschei den, die tot ontvangst der gasten diende. Boven den ingang was de galerij voor het orkest. De balzaal was verlicht door een groolen mid- denkroonen nog een paar kleinere kroonenaan het plafondterwijl de wanden ook overal verlicht werden, doer kleine kandelabres in werkelijk heid gas, maar in den vorm van het ouderwetsche waskaarsenlicht. Aan de muren hingen vier levensgroote portretten: De Hertog van Dorset, door Romney; een portret van Ko ningin Anna, even onbeduidend als genoemde dame gedurende haar leven geweest was. De andere beide por tretten waren uitsluitend van lokale beteekenis. Het eene was een door Garrich geschilderd portret van de Hertogin van Gainsboroughleunende tegen een buste van Shakespeare; het andere stelde den dichter voor, zooals hij gewoonlijk gekleed ging door Wilson. „Zoo ziet gij," zeide Gerald, die vlak achter Daphne liep," hier hebt gij den afgod van Warwickshire. Men kan hem niet ontgaan. Waarom heb ben deze boeren alleen eerbied voor hun landgenoot op letterkundig ge bied? Waarom hechten zij niet aan de herinnering van menschelijke spierkracht, in den persoon van Guy graaf van Warwick, een voorvech ter van het eerste water, een man die meisjes redde en met reuzen en geesten van allerlei aard vocht, sterk en dapper, getrouw, godsdienstig en zelfopofferend in alles wat hij in zijn leven deed Dat is ten minste een held, die waardig is in herinne ring gehouden te worden. En toch miskent gij hem allen, en buigt u voor het gouden kalf, een schrijver, die zijn vriend smeekte om hem twee stuivers te leenen, en zijn vrouw niets naliet dan een bedniet van het beste soort, in één woord een persoon niet te vergelijken bij Guy, den held-kluizenaar, levende op brood en water, en zich alleen op zijn sterfbed verklarende aan de vrouw, die hij aanbad." „Ik vind dat Guy een zeer belang rijk persoon was, mits men gelooft aan geesten, reuzen, en andere bo vennatuurlijke wezens," zeide Daphne. „Ik geloof onvoorwaardelijk in Colbrand den Reus," zeide Gerald, „maar ik erken dat ik het verhaal om trent de monsterkoe nooit heb kunnen slikken; en ik geloof er te minder aan omdat zijne beenderen te War wick te zien waren in den tijd van Shakespeare." „Het was braaf van hem om zijn da gen zoo kalm te eindigen in de kluize naarsgrot hij Guy's Klip vervolgde Daphne die bijzonder goed op de hoogte was van alle Warwickshire legenden voornamelijk door de mon delinge verhalen haar daarover door Edgar gedaan, „en eiken morgen een aalmoes van zijn eigen vrouw aan te- nemen als een der dertien bedelaars die zij gewoon was te ondersteunen hoewel ik nooit goed heb kunnen be grijpen waarom hij het deed. Maar niettegenstaande al die grootsche daden van Guv welen wij al heel weinig van den m3n zelf, terwijl Shakespeare bij iedereen bekend is als een broe der. Hij is diep in een ieders geest ingedrongen en heeft ons de schatten van zijn eigen genie gegeven." „Ik houd het er voor dat hij lie ver alles had willen geven behalve zijn geld," zeide Gerald. Zij waren nu doorgedrongen tot het hoekje waar Mevrouw Turchill zat. Die waardige matrone zat eenzaam en verlaten de weduwemet wie zij had zitten pralen over hare mei den en de winkeliers, had haar ver laten om toezicht te houden op een paar dochters, die wel wat al te dar tel waren, gekleed in licht blauwe zijden blouses met erg nauwe en korte roomkleurige, cashmiren rokjes, zoo dat zij er uitzagen of zij gekleed waren voor een of andere acrobati sche voorstelling. „Ik ben zoo blijde dat gij gekomen zijt," riep de arme Mevrouw Tur chill wier gelaal ophelderde, bij bet zien van Madoline. „De zaal is zoo opgepropt vol en er zijn zooveel vreemden." Dit laatste zeide zij op scherpen toon, aangezien volgens haar begrip geen vreemde het minste recht had tegenwoordig te zijn. „Het is mij alsof ik hier bijna niemand ken." „Hoe kan u dat zeggen moeder, en de Hilldrops dan, de familie Wes tern, en de Hilliers, en de Perkin ses," zeide Edgar, nog een heele serie namen opnoemende. „In ieder geval kan ik dit zeggen, dat, indien er kennissen van mij in de zaal zijn, niemand zich de moeite gegeven heeft om hen bij mij te bren gen," antwoordde Mevrouw Turchill. „Maar wat gezelligheid aangaat, had ik even goed naar zoo'n vervelende academische lezing kunnen gaan, zooals anderhalf jaar geleden toen gij u zoo veel moeite gegeven hebt om een kaartje te krijgenen ik in een hoek gestopt werd, gedrongen zittende tusschen allerlei ruwe, jonge vrouwen die mij op het lijf hingen." Nu naderden Sir Vernon en Me vrouw Ferrers, zoodat Mevrouw Tur chill haar gelegenheids lachje weder aannam ter eere van dit deftige twee tal. Tante Rhoda had op haar weg door de verschillende zalen, groeten gewisseld met de fine fleur van het gezelschap, en zag dat haar japon de algemeene bewondering wekte, en hel kleine vrouwtje in de Rue Vivienne haar vak verstond. Iedereen keek naar Daphne. Haar jeugdig, frisch uiterlijk, glimlachjes en natuurlijke kinderlijk heid, terwijl zij dan eens met Edgar en dan weder met Gerald sprak wekte ieders bewondering; hare ma nieren waren zoo ongekunsteld, zoo geheel en al natuur, zonder de minste koketterie de manieren van een gelukkig kind, dat zich aan de vreugde van het oogenblik overgeeft, veel meer dan die eener vrouw, die weet dat zij schoon is en bewonderd wordt. „Wie is dat meisje, in het wit sa tijnen kleed dat meisje zooals men ze op oude schilderijen ziet?" vroeg men elkander af, lot groote ongerust heid vaii schoonheden van rijper leef tijd, die gevoelden dat zij een mede dingster hadden gekregen, en wel eene die niet te minachten was, jong en frisch. Eene jonge dame, wier schoonheid al vrij wat geleden had, door zeven campagne jaren, bekeek Daphne door haar lorgnet, en betitelde haar kort weg, met zekere minachting als „het kleine Gainsborough meisje!" „Allerliefst, voor de eerste zes maan den," zeide een andere, „maar hare schoonheid hangt geheel van haar teint al. üver een jaar is al die frisch- heid verdwenen, en zal ze niets meer zijn dan een zeer alledaagsch per soontje." „En dan zal zij zich natuurlijk blanketten, zooals veel gebeurt," zeide haar cavalier, „maken haar lippen rood en meer van die kunstjes." De dame keek hem, van onder hare, zorgvuldig zwart gemaakte, oogleden, schuin en achterdochtig aan. „Laten wij hopen dal zij zoo diep niet zinken zal," zeide zij met waar digheid. Er bestond geen twijfel meer aan Daphne's triomf. Zij was nog geen uur in de zaal of zij was de erkende Reine du Bal. De dames en heeren konden haar niet genoeg bekijken. Zij wandelde eenmaal gearmd met haar vader, de zaal door, verscheen daardoor als 'l ware voor het eerst officieel in het publiek. De vrienden en bekenden haars vaders, kwamen allen naar hem toe, verlangend om aan de debutante te worden voor gesteld. Aristocratiesche oude dames wenschten kennis met haar te maken. Het deftigste publiek in de zalen was min of meer met Sir Vernon bekend en allen verlangden om het zeerst aan zijn jongste dochter te worden voor gesteld. Haar balkaarlje was geheel vol, voor dat zij wist wat zij deed. „Onze kleine Daphne viert een waren triomf!" zeide Gerald tol zijne aan staande, terwijl zij langzaam de zalen op en neer liepen. „Alle jongelui loopen haar na." „Ik ben zoo blij voor haar. Arm kindhet is zulk een genot voor mij, haar gelukkig te zien," antwoordde Madoline, zacht. „Ik hoop dat haar hoofd niet op hol raakt door deze vergoding. Zij is daarvoor wel een beetje vatbaar. Som tijds denk ik wel eens dat zij in plaats van hersens wat anders in haar hoofd heeft." „Neen, werkelijk mijn waardsle, zij gevoelt diep en ernstig," sprak Mado line, onaangenaam door zijn gezegde getroffen. „Maar zij is vreeselijk ge voelig. Zij moet zeer kalm behandeld worden." „Arm veldbloempje!" „Hoe bevalt u haar toilet?" „In één woord, prachtig. Uw smaak natuurlijk." „Ja, zij heeft de keuze er van ge heel aan mij overgelaten." „Daaraan heeft zij hel ook te dan ken dat zij er zoo allerliefst uitziet. Het is niet die kalme schoonheid eener prinses, zooals die mijner Lina; maar als model voor de schoonheid van een bedorven kindwispelturig, driftig en veranderlijk kon men nooit iets beters zien." „Een poosje later zat hij naast Daphne, toen die in een hoekje bij hare tante wat uitrustte, omringd door een half dozijn jongelui, waar onder ook Edgar, die haar waaier vasthield. „Ik vertrouw toch dat gij ten min ste een dans voor mij bewaard hebt, Keizerin," zeide hij, haar het bal hoekje uit de hand nemende. „Ik weet het niet, allerlei men- schen hebben hun naam er op ge schreven." „Allerlei menschenherhaalde Gerald het boekje inziende. „Gij zult wel wat beleefder over uwe cavaliers spreken, als gij eens een jaar of zeven ouder zijt. Onder al deze hiëroglyphen vind ik de meest aristocratiesche namen groote land eigenaars, jagers, oudste zonen van deftige families, officieren, geen en kele onder den rang van majoor of kolonel en niet een klein dansje voor mij bewaard! Ik leg beslag op u voor de eerste extra wals." „Ik ben bang dat ik reeds voor alle extra dansen geëngageerd ben." „Dat doet er niet toe. Gij hebt u plechtig verbonden voor één wals inet mij, toen er voor 't eerst sprake was van dit bal, op South Ilill. Gij herinnert het u misschien niet meer, maar ik wel. Ik sla op mijn goed recht en zal een echte Shylock zijn om te krijgen wat mij toekomt." „Indien gij beter inet de werken van Shakespeare bekend waart, dan zoudt gij weten dat Shylock niets kreeg," zeide Daphne hem glim lachend aanziende. „Hij was een oude gek. Denk er aan, de eerste extra wals. Wij zullen elkander te Philippi ontmoeten." Hij ging weg om de Lansiers quadrille met Lina te dansen. Sir Vernon was reeds lang geleden ver trokken. Mevrouw Ferrers hadals cavalier, een majoor der dragonders, in al den glans van zijn tenue, en was overtuigd dat zij en haar danser een goed figuur maakten. Edgar en Daphne zaten'gedurende dezen stij ven dans op den trap, het meisje uitgeput van het vele dansen, en hij overgelukkig, zich in de zevende hemel denkende, omdat hij haar ge zelschap mocht houden. „Mag ik u dan voor het soupet engageeren vroeg hij. „Dank u. Mijn laatste cavalier de man in den rooden rok „Glinton Chelwynd, eigenaar van de Harrowby windhonden viel Ed gar haar in de rede. „Vertelde mij dal het prettigste dansen pas aankwam, als het twee derde gedeelte van het gezelschap beneden zit te smullen. Als gij wil kunt gij mij een portie ijs brengen.'t Edgar gehoorzaamde; maar toen hij met het ijs terug kwam, was Daphne van het portaal verdwenen, en kwam hij in een gedrang van menschen, die naar beneden gingen om te souperen. De beneden zalen die sombere kamers, waarin op gewone tijden de misdadigers uit den omtrek zich voor hunne misdrijven hadden te ver antwoorden waren nu versierd met bloemen en schitterende van licht en pracht; de tafels waren rijk ver sierd met allerlei zilverwerk en heer lijke laarten en vruchten. Banken en stoelen der magistraten waren als door een tooverslag verdwenen. De kamer van den burgemeester en de gerechtszaal waren te zamen in een ruime eetzaal herschapen, waar zelfs de spreekwoordelijke gulzigheid van het fijne publiek diezelfde men schen, die op het paleis van Buc kingham elkander dringen en op de teenen trappen om maar het eerst bij de druiven en perziken te kunnen komen zonder moeite kon be vredigd worden. Maar hoewel er ruimte voor hem aan den feestdisch was, en er een massa knappe jonge dames boven wachlten, om naar he neden geleid te worden, verwierp Edgar elke gedachte aan een souper waaraan Daphne geen zin had. Om naast haar te zitten al was het ook in een hoekje, om met de grootste moeite een portie kreeflensalade voor haar te veroverenhaar japon te beschutten voor lompe personen, zoude hem een genot geweest zijn, maar zonder .haar, zoude het voor hem meer eene begrafenis dan een feestmaal zijn. Mijnheer Turchill vond een goed- hartigen vossenjager om zijne moeder naar beneden te geleiden, en nadat hij de zilvergrijze, satijnen japon, dier dame, welke langzaam aan den stevigen arm van den jachtliefhebber den breeden trap afgingom een hoek had zien verdwijnen, keerde hij naar de balzaal, die nu bijna ledig was, waar slechts vijftien of twintig paren rond dansten op de mu ziek der laatst uitgekomen Duilsche wals„G 1 a u b s t du nicht?" Hieronder behoorden Daphne en Gerald, Madoline zal meteenige vrien dinnen voor een der groote ramen, en hierbij voegde zich Edgar. „Gij zijl niet beneden geweest om iets te gebruikenzeide hij, om toch iets te zeggen. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN DOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6