LIEFDE EN PLICHT.
Naar het Engelsch van M. E Braddon.
58)
„Het gelijkt veel op Jersey," zeide
Edgar, ik ben daar een jaar of vijf
geleden eens een poosje met mijne
moeder geweest. Het is er een heer
lijke plaats om te zeilen en zoo rond
te dwalenen andere eilanden te
bezoekenmaar ifioeder vond het er
in 't geheel niet prettig. De menschen
die er woonden waren niet beschaafd
genoeg voor haar, en de toiletten
voldeden haar ook niet."
Zij waren nu te Ferney aangeko
men, een landelijk dorpje met een
paar eenvoudige herbergen. Hier zag
Daphne een wagen met hooi, door
ossen getrokken prachtige dieren
hierdoor kreeg het landschap iets
vreemds en verminderde dus haar
afkeur.
Een schaduwrijke laan leidde naar het
huis waar Voltaire zoo lang en zoo
kalm geleefd had, en dat nu in het
bezit is vaneen heer, die beleefd ge
noeg is het te laten zien, maar u zijn
knecht meêgeeft in plaats van u zelf rond
te leiden. Zoo lichtzinnig als Daphne
over Voltaire gesproken had was zij
toch erg nieuwsgierig om de plaats te
zien waar de beroemde man gewoond
had. Twee rustige kamers zit- en
slaapkamer met het uitzicht op
een korte laan, en verder, op eene
hoogte een koepel van waar men een
prachtig vergezicht had op de vrucht
bare vallei en het gebergte. Alles wat
er in die beide kamers stond was
precies zooals de beroemde man het
gebruikt hadalleen de kleuren waren
min of meer verbleekt en hadden die
zachte tint gekregen die den kunst
kenner zoo boeit. Hier zag men nu
het smalle bed waarop Voltaire sliep,
stoelen en geborduurde fauteuils, de
muren met satijn damast behangen
dat door ouderdom verbleekt was,
aan de eene zijde een portret van Le-
kain en aan den anderen kant een van
Madame du Chatelet, waarop de blikken
van den groolen satyrisl bij zijn ont
waken dikwijls gerust hadden.
Zij hadden voor dit alles de grootste
aandacht en waren onder den invloed
van de gedachte, zich te bevinden
te midden der overblijfselen van doo-
denzaken die behoord hadden aan
hem, die nu zijn eeuwige slaap in
zijn graftombe van het Pantheon
sliep; een plaats die door veel toe
risten bezocht werd, maar waarvan
de meesten eerst moesten vragen wie
of wat Voltaire was.
Zij bleven een oogenblik in den
tuinleekenden hunne namen in
het bezoekersboekgingen toen het
dorp in en gebruikten een eenvoudig
lunch, bestaande uit koffie, brood
en boter, zure wijn en gruyère kaas
in een der nederige herbergen, ter
wijl de paarden kalm voor de deur
stonden en de koetsier zich, voor
rekening van wie hel aanging, aan
een stevig maal te goed deed.
Zij reden naar het hotel terug
langs een aardig dorpje en het meer,
van waar men een prachtig gezicht
had op het hooggebergte, zoodat
Daphne verklaarde zeer tevreden te
zijn met hetgeen zij op haar eersten
dag in Zwitserland gezien had.
HOOFDSTUK XXV.
„Werk liefde tegen, en zij wordt
tienmaal sterker."
Sir Vernon was den volgenden mor
gen aan het ontbijt buitengewoon
vriendelijk jegens zijn jongste dochter
en haar minnaar, toen het plan van
den dag besproken werd. Wat hem
persoonlijk betrof, hij had het liefst
regelrecht naar Montreux doorgereisd,
waar een prachtige villa, aan den oever
van het meer, met een grooten tuin
voor hem was ingericht; rnaar hij
vergat niet dat Daphne niets, en Edgar
slechts zeer weinig van Zwitserland
gezien had, en om hun genoegen te
doen, was hij tot groote opoffering
bereid.
„Ik ben een ongelukkig reiziger,
en ik heb het land om al die merk
waardigheden te gaan zien, maar daar
om wensch ik een anders genot niet
te bederven. Laten wij eerst een toertje
maken, voordat wij naar onze villa
aan het meer gaan. Bijvoorbeeld naar
Freiburg om het orgel te hooren, en
dan een dag naar Bern en daarop
naar Interlaken. Daar kan ik dan
rustig in mijne kamers uitrusten, ter
wijl gij, jongelui, rijtoertjes maakt
naar Lauterbrunnen en Grindelwald,
en hier en daar eens een berg beklimt
voorzooverre dat met de veiligheid
van uw nek of beenen overeen te
brengen isdaarop gaan wij dan re
gelrecht naar Montreux, Hoe denkt
gij er over, Madoline?"
„Ik vind het heerlijk," vaderlief.
Het zal een genot voor mij zijn al
die plaatsen eens weder te bezoeken
in gezelschap van Daphne."
„En gij, Goring
„Ik ben Lina's slaaf haar scha
duw, die haar overal moet volgen."
„Papa," zeide Daphnehaar stoel
dichter bij den zijnen schuivende,
en hem aanziende met een blik, die
alleen een vader kon weerstaan, „hoe
goed zijt gij toch, ons zulk een pret
tig reisje voortestellen, en ik zal onein
dig genieten; maar zou het niet moge
lijk zijn, nu wij toch zoo in de buurt
zijn, om naar Chamounix te gaan en
den Mont Blanc te beklimmen, of al
thans gedeeltelijk?"
„Nean, kindlief, daar is nu geen
sprake van."
„Het is toch maar een klein ridje
naar Chamounix en er rijdt eiken mor
gen een diligence op."
Edgar kan u daar het volgende jaar
brengen, wanneer gij getrouwd zijt.
Ik ben te oud om veertien uur achter
een in een rijtuig te zitten."
Daphne keek bedroeld, de Monl Blanc
was werkelijk het middelpunt van haar
droomen geweest. Het hinderde haar
om zoo nabij den wereldberoeraden
berg te zijn zonder dien te kun
nen bereiken. Zij keek Edgar van ter
zijde aan. Neen, zij konde zich niet ver
eenigen met de gedachte om het vol
gende jaar alleen met hem deze streken
weder te bezoeken, nog veel minder
dal zij beiden één zouden zijn, door een
heiligen band vereenigd, gedoemd om
altijd te zamen te zijn. Zoodra er maar
in het minste op die toekomst gezin
speeld werd, kromp haar hart ineen,
evenalsbij de herinneringen aan een
bangen droom.
,,lk geloof niet, dat ik Zwitserland
ooit terug zal zien," zeide zij ontevre
den, toen het ontbijt was afgeloopen
en haar vader naar zijn eigen kamer
gegaan was om brieven te schrijven.
Madoline zat voor een open raam
met een borduurwerk. De tafeltjes la
gen vol boeken en albums en de kamer
zag er, vol bloemen, bijna even huise
lijk uit als op South-Ilill; maar voor
dat het avond was, zouden Mowser en
Jinman al die zaken ingepakt hebben
en het grootste gedeelte naar Montreux
hebben afgezonden, terwijl de familie
naar Freiburg afreisde met zoogoed
als geen bagage, hetgeen in dit geval
gelijk stond met ongeveer drie port
manteaux per hoofd. Er moesten
natuurlijk een heele voorraad boeken
en ook teekengereedschap worden
meegenomen, en dan handwerken,
en veldstoelen om in romantische
streken te kunnen gaan zitten, een
paar schrijfnecessaires en nog zooveel
andere zaken, hetgeen alles te zamen
een respectabele massa uitmaakte toen
Sir Yernon en familie aan het spoor
weg-station kwamen.
„Gij zult mij toch niet willen
wijsmaken dat wij dien heelen prul
lenboel voor een week of een dag
of tien zullen noodig hebben?" zeide
hij, grommende tegen den geduldi-
gen Jinman, die bij deze piramide
van vrij grooten omvang, samenge
steld uit koffers, reistasschen, para-
pluies en parasolsen allerlei andere
zaken zat.
„Ik geloof niet, Sir Yernon, dal
wij iets hadden kunnen missen,"
antwoordde Jinman. „De boeken en
zware kisten zijn naar Montreux voor
uit gezonden."
„Goede hemel! wie zou ooit trou
wen als hij dit vooruit wist?" riep
Sir Vernon uit, verachtelijk zijn
schouders ophalende, en toch had
Jinman hem, zonder de waarheid
te kort te doenkunnen antwoorden
dat zijn eigen bagage het grootste
deel van den voorraad uitmaakteof
aan die zijner dochters minstens
gelijkstond.
Kort daarop zaten zij gezamenlijk in
een coupé van een Duitschen spoor
weg, Sir Vernon in zijn hoekje en
geheel in een Engelsche courant ver
diept, waardoor hem alle uitzicht
naar buiten onmogelijk werdEdgar
ging buiten staan zijn sigaar rooken-
de, terwijl Daphne bij de open deur
slondyhet landschap beschouwende: in
de diepte het vriendelijke meer, in
de verte de bergen, hier en daar
een dorpje waarvan de kerktoren
vriendelijk boven de omliggende bos-
schen uitstakoveral wijngaarden te
gen de hellingen van de heuvels,
en in de verte, aan de andere zijde
van het meer, het sombere forteres
van Chillondie zij met een uitroep
van vreugde begroette, bekend als
hij haar was door afbeeldingen uit
de werken van Shakespeare.
Het speet haar, toen een draai
van den weg haar het gezicht op
het blauwe meer en de omringende
heuvels ontnam.
„Ik kan er niet buitenzeide zij
„maar gelukkig zijn wij er spoedig
weer bij."
„Gij zijt dus met Zwitserland ver
zoend, niettegenstaande uw tegenzin
zeide Gerald.
„Verzoend! Ik zou hier gaarne
willen wonen en sterven."
„Wat zegt gij daar! het land van
Shakespeare verlaten
„Ik heb van het land van Shake
speare meer dan genoeg."
„Daphne," zeide Edgar treurig,
„dat is een droevig vooruitzicht voor
het arme oude Hawksyard."
„Ik houd veel van Hawksyard, maar
nu ik hier in Zwitserland ben, wensch
ik er niet aan herinnerd te worden
evenmin als aan iets anders in War
wickshire. Ik wensch mij zoo mogelijk
in hooger sfeeren te bewegen. Ik ben
in het land Byron. Daar heeft hij ge
woond," zeide zij, wijzende naar Lau
sanne en Ouchy. „Daar heeft hij ver
scheiden zijner prachtigste gedichten
geschreven, zijn geest leeft voor eeu
wig in deze gewesten. Droevige, on
voldane geest!"
Bij de gedachte aan dat leven vol
teleurstelling en van onvoldane wen-
schen, kwamen haar de tranen in
de oogen.
„Als gij nu heel goed zijt," zeide
Gerald ernstig, „dan zal ik u dade
lijk iets wijzen, wat gij gaarne zien
wilt."
»Wat is dat dan?"
„De Mont Blanc. Houd uwe binocle
gereed."
„En wij hebben hem achter ons ge
laten aan de andere zijde van het meer,
geheel in wolken gehuld."
„Van deze zijde zal hij zich voordee-
liger vertoonen. Binnen vijf minuten
zult gij hem zien, als gij uwen kijker
goed schoonmaakt en niet babbelt."
Daphne sprak geen woord, maar
stond onbewegelijk, met haar kijker in
de hand, alsof zij in afwachting was
eener goddelijke openbaring.
Ja, ginds verrees het wit en schitte
rend aan het einde van den blauwen
zomerhemel, dat groote gebergte
waarvan de Mont Blanc, slechts een
deel uitmaakt die groote onbereik
bare bergrug, de eene top al hooger
dan de ander, eeuwige sneeuw, nooit
betreden paden, waar niets groeit,
doodsch als de poolzee, een wereld ge
heel verschillend van andere werelden;
een gezicht om het ongevoeligste hart
en de meest onverschillige mensch van
bewondering opgetogen te doen zijn;
in 't kort het schoonste wat de natuur
te zien geelt.
„Zulke bergen als dit, moeten het
geweest zijn die door de Titans beklom
men werden, toen zij met den Zon
negod in oorlog waren," riep Daphne
vol bewondering, naar die laatste
schittering van de sneeuw in het zon
licht starende.
„Gevoelt gij u iets beter?" vroeg
Gerald met zijn spotachtigen glimlach.
„Mij komt het voor, alsof ik het Pa
radijs heb gezien, die wereld waar wij
na onzen dood zullen herleven," ant
woordde Daphne.
„En wat zoudt gij dan wel zeggen
als ik u vertel dat die bergen slechts
nieuwe scheppingen zijn, dat er een tijd
is geweest det Zwitserland een onaf
gebroken ijsveld was, ja, wanneer wij
Lyell kunnen gelooven dan bestond
Londen reeds toen de golven van den
oceaan rolden over de hoogste nu be
slaande bergtoppen."
„Speel nu als 't u belieft niet voor
schoolmeester," riep Daphne uit. „Ik
verlang er verder niets van te weten,
behalve dat zij er zijn en ik ze prachtig
vind."
Te Freiburg reden zij door de nauwe
straat naar het Zahringer Hol, helhötel
bij de hangende brug, van waar zij een
fraai gezicht op de rivier hadden, aan
de eene zijde, en aan den anderen kant
op de oude stad. Het was bijna tijd om
te dineeren toen zij aankwamen, don
kere wolken voorspelden regen, en
slechts hier en daar verlichtte een en
kele zonnestraal de grijze oude wacht
torens op den top des heuvels aan de
overzijde van de rivier.
„Ik ben bang dat wij weder zwaar
on weder krijgen," zeide Gerald voor
een venster staande, en zoo onver
schillig kijkende alsof Freiburg met
zijn nieuwerwelsche hangende brug
gen en middeneeuwsche wachttorens
de onbelangrijkste plaats ter wereld
was.
Hij zag er vermoeid en slaperig
uit, alsol hij den geheelen dag met
lichaam en geest gewerkt had, in
plaats van, zooals hel geval was, zoo
gemakkelijk mogelijk in een coupé
eerste klasse gezeten te hebben. Zelfs
Sir Vernon die zoo gaarne het air
van invalide aannam, zag er niet
meer lijdende uit.
„Laat het komen," zeide Daphne;
„maar hoe het weder ook zijn moge
ga ik na het eten het orgel hooren.
Daar hoor ik de klok voor de ves
per luiden. Hoe prettig om eens in
een Roomsche stad te zijnwaar de
vesperklokken luiden, en oude eer
waardige priesters en nonnen van
verschillende orden in schilderachtige
kleederdracht door de straten wan
delen!"
Zij gebruikten het middagmaal in
hun eigen aparlementen, daar Sir Ver
non een echten Engelschen tegenzin
hadom met andere niet geïntrodu
ceerde menschen in aanraking te
komen. Om met Jan, Piet en Paul
aan tafel te zitten was hem letterlijk
onmogelijk.
Wij krijgen op onze eigen kamers
misschien een minder goed diner,
maar wij behoeven ten minste niet
bang te zijn naast allerlei slag van
volk te zitten.
„Zijn die dan zooveel erger dan
het volk dat vroeger gewoon was
te reizen
„Toen ik jong was? Ja, Daphne,
geheel anders,'' zeide Sir Vernon,
ernstig. „Gerald heeft gelijk gehad,
wij krijgen opnieuw een donderbui."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE EKVEN LOOSJES, te Haarlem.