LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Braddon. 64) Terwijl zij daar zoo rustig zaten, voordat zij de wandeling naar bene den aanvaardden, haalde Edgar een briet van zijn moeder te voorschijn, dien hij des morgens ontvangen had; een van die brieven met veel gepraat en weinig zin, die, vooral wanneer men door een grootsche natuur om ringd is, in 't geheel niets beteekenen. Maar Edgar zag er niets anders in, dan de liefde zijner moeder, en zou het gelezen hebben al had hij op den hoogsten top van den Caucasus gestaan, ja zelfs op dien, nooit door menschelijken voet betreden, met eeuwige sneeuw bedekten berg, dien de Perzen „den Heiligen Berg" noe men, zonder te bemerken, dat er on derscheid was tusschen het verhevene der natuur en het prozaïsche van den brief. „De brief mijner moeder, is vol over u, Daphne," zeide hij„zou het u en Mijnheer Goring erg vervelen, Lina, als ik er eens iets uit voorlas Mijnheer Goring verklaarde geeu wende, dat het hem zeer aangenaam zou zijn. „Niets gaat boven een brief van huis," zeide hij. Edgar opende het met kleine letters en over dwars geschreven epistel, want veel papier gebruiken en dub bel port betalen, was iets dat Mevrouw Turchill aan het hart ging en zij dus zooveel mogelijk vermeed, iedere stui ver was er een, en verkwisting lag niet in haar aard; de briefport was toch al duur genoeg. „Het doet mij genoegen te hooren dat Daphne zich zoo goed amuseert en zoo ingenomen is met het natuur schoon. Ik herinner mij, toen ik op school bij de dames Tompion teeke nen leerde, eens een fraaie schets ge maakt te hebben van Chamounix, met den Mont Blanc op den achtergrond, wit en zwart krijt op gekleurd papier. Als ik mij 'goed herinner was een gedeelte der sneeuw er met een pen- nemes in gekrabd door Signor Pas ticcio, maar al het andere was mijn werk en papa stuurde mij een aar dig cadeautje in geld, toen de lee- kening naar huis gezonden was. Het heeft altijd in uws vaders kamer ge hangen, totdat op zekeren dag een der werkmeiden met den stok van den ragebol of langen stoffer het glas brak, en ik geen zin had de onkosten te doen van er een nieuw glas voor te laten maken. Gilbert is voor al die soort van zaken zoo duur. Ik heb altijd gehoord, dat de Jungfrau verre voor den Mont Blanc onderdoet; maar daar gij zegt, dat hij door Byron bewonderd werd, zoo twijfel ik niet, of hij moet toch ook indrukwekkend zijn. In elk aardrijkskundig boek kunt gij lezen dat de Mont Blanc de hoogste is! Ik hoop dat gij goed oppast, geen natte voeten te krijgen hum hum hum mompelde Edgar, lachende over de bezorgdheid zijner moeder omtrent zijne gezondheid, en zoekende naar dat gedeelte van den brief, waarin over Daphne werd ge schreven. „Wacht, hier ben ik er. „Doe mijn vriendelijke, hartelijke groete aan Daphne en zeg haar, dat ik druk be zig ben het linnengoed na te zien en overal waar iets aan mankeert te re- pareeren" die goede moeder van mij, komt altijd in kleinigheden, en be schouwd hel als een noodzakelijkheid om veel linnengoed in huis te hebben „Ik weet wel dat de nieuwerwet- sche mode medebrengt dat de'bruid voor het huishoudgoed zorgen moet, en dat vind ik ook heel goed, als de bruidegom een jongmensch is, die zich een weg door het leven moet banen, maar voor mijn jongen niet, die zijn eigen huis heeft, een prettig gezellig oud huis, waarin zijne voor vaderen van geslacht lot geslacht ge woond hebben. Ik hoop dat Daphne evenveel van het antieke glas en aar dewerk op Hawksyard, dat zooals zij weet meer dan honderd jaar oud is zal houden als van het gebergte; maar dikwijls bekruipt mij de vrees, dat een meisje, dat zooveel van de vrije natuur houdt zich nooit in het stille huiselijke leven zal kunnen schikken." „Gij neemt haar toch, hoop ik, niet kwalijk dat zij dat gezegd heeft," zeide Edgar vriendelijk, haastig zijn brief dichtvouwende, voelende dat hij te ver gelezen had. „Gij weet wel, dat zij het goed meent." „Ja, ik weet en erken dat zij veel meer toegevend voor mij geweest is dan ik ooit verdiend heb," antwoordde Daphne vroolijk. „Ik heb mij voor genomen eene zeer gehoorzame schoon dochter te zijn, en alles gaarne te leeren wat uwe moeder mij zal onderwijzen, omtrent de huishouding, van de behandeling der wasch, tot het in orde maken van gehakt, vleesch en alles wat de keuken betreft. Vindt gij ook niet, Edgar! dat men gehakt zélf in orde moet maken en niet aan de meiden overlaten." „Dal hangt van den smaak af. Wat mij betreft, zou ik liever wenschen, dat gij de bereiding van puddingen en pasteien aan de keukenmeiden overliet. Ik zou veel liever hebben dat gij met mij te paard over de vlakte reedt, dan dat gij u met al die keuken-bezigheden zoudt ophouden." „Ik denk er even zoo over." „Voelt gij wel dat er in die kalme woorden uwer moeder omtrent Daph ne's liefhebberij voor bergen een die pe spotternij ligt," zeide Gerald on deugend glimlachenden vroolijk zooals hij geweest was, toen hij, „Nero" en zij zich „Poppaea" genoemd had. „Die liefhebberij voor besneeuwde bergtoppen is nu in de mode, even als ouderwetsche meubelen. Vroeger dacht men er niet aan. Zelfs Shake speare de man van uitgebreide ken nis, had geen hartstocht voor berg land." „Omdat hij nooit iets hoogers ge zien had, dan de Wrekin, die arme man," zeide Daphne ernstig en me delijdend alsof zij van een Londen- schen straatjongen sprak, die nog nooit een veldbloem had zien groeien. „Men zegt, dat het bepaald een ge luk is dat William Shakespeare niet veel verder geweest is dan zijn geboor tegrond. Daardoor hebben zijne gedich ten een eigenaardigen toon, die daar aan de grootste waarde geeft, de geschiedenis van het land waar hij woonde is de bron waaruit hij putte." „Dat is alles zeer geleerd," zeide Daphne„maar er is toch iets in, da t mij hindert, en mijn bloed doet koken. Met welk recht schrijven de menschen over de bijzonderheden van het leven van Shakespeare, alsof zij er nog veel meer van wisten dan hij zelf? Het is schandelijk zooals de groote man door den tegenwoordigen criticus behan deld word!" Toen het begon te schemeren vingen zij den terugtocht aan, de ondergaande zon maakte een prachtig effect op de bergen en hunne met sneeuw bedek te toppenzij schenen allen vroolijk, ten minste zij spraken druk, terwijl Daphne dikwijls achterbleef om bloe men die langs den kant groeiden te plukken. Gerald moest herhaaldelijk aanraden wat spoediger voorltegaan, opdat de nacht hen niet zou over vallen op dit steile bergpad. „Als gij nog langer zoo langzaam gaat, dan zal ik u bij de herberg hall- weg in een houten slede zetten en u zoo naar beneden brengen," dreigde hij. Het landschap was onbeschrijfelijk schoon, donkere bosschen, groene weiden en in de verte de eeuwige sneeuw, alles gekleurd door de on dergaande zon, met eene schakeering van verschillende kleuren, die prachtig en niet te beschrijven was, en het werd bijna donker toen zij bij de Stau- bach kwamen. Zij hadden werkelijk niet langer moeten blijven om veilig beneden te komen. In de herberg waren de lichten opgestoken, en hun koetsier wachtte hen met ongeduld. Zij reden naar huis terwijl het volslagen donker werd en slechts hier en daar in de verte een flauw lichtje scheen, door de ramen van eene boerenwoning, die van de overige wereld afgescheiden was, en waar men niets anders kende dan een leven van onafgebroken eentonigen arbeid. „Wel Daphne, hebt gij u van daag geamuseerd?" vroeg Lina, toen zij in het rijtuig zalen en de rivier langs den weg klaterend en bruischend voortstroomde. „Of ik genoten heb? Ik kan het met geen woorden uitspreken hoe heerlijk het was! Ik kan dezen dag nooit vergelenhet is eene periode in mijn leven," antwoordde Daphne, hare zuster een arm gevende. „Wat moet men toch een gelukki ge natuur hebben om zoo gemakke lijk gelukkig te zijn!" zeide Gerald, nog al scherp. Het is in den aard van den mensch om somtijds zijn masker te laten val len, vooral op een donkeren weg te midden van bergen en wouden, na een langdurig zwijgen, vergetende dat, hoewel gelaatstrekken door het duister niet zichtbaar zijn, en men dus het beven der lippen en het rimpelen van het voorhoofd niet zien kan, de stem toch juist uitdrukt wat men meent. Gerald Goring had op de wande ling zoowel als op de tehuis reis, ernstig nagedacht, diep getroffen door Madoline's liefde, en trachtte eerlijk zich zelf te overtuigen, dat hij met haar eene gelukkige toekomst te gemoet ging. Maar kon hij ooit, zooals vroeger, de werkelijke minnaar van Madoline zijn Dit was eene vraag, die hij zichzelf stelde terwijl zij den berg afgingen. Hij eerde en achtte haar even hoog, als voordat die noodlottige hartstocht hem aangreep, die een geheele veran dering in zijn levenslot bracht. Hij wist dat van alle vrouwen, die hij ooit ontmoet had, zij de edelste en de braafste was; dat men met haar een leven zou hebben verre verheven bo ven het alledaagsche; dat als haar echt genoot, hij bepaald een naam zou maken, die in toekomende geslachten met eere zou genoemd worden. Hij stelde haar zich voor, op rijperen leef tijd, als moeder zijner kinderen, de jongens inprentende vooral hun best te doen om in de wereld hooger op te komen, en de meisjes een opvoe ding gevende om hen tot bekwame huishoudsters te vormen. Hij stelde zich haar voor aan het hoofd zijner huishouding; hij trachtte zich zelf te overtuigen dat hii een dwaas was indien hij met zulk een vrouw niet gelukkig kon zijn. En dan dacht hij weer met wanhoop aan die andere, en vroeg wat zijn leven zijn zou met dien vlinder, die zijn hart gestolen had en daarover keizerin was. Even goed als hij wist hoe vol maakt Lina was, kende hij de gebreken van Daphne. Zij was ijdel, zelfzuchtig, dom, veranderlijk en opvliegend. Dat was alles waar, maar toch beminde hij haar. Zij dacht niet verder dan aan haar eigen geluk en meende dat de geheele wereld daarvoor geschapen was, zoowel als haar medeschepselen, terwijl zij de toekomst, na dit leven als iets beschouwde, waarover zij lie ver niet nadacht. Het was zoo, maar hij beminde haar en al hare gebreken verminderden zijn liefde niet. Hij ver langde haar aan zijn hart te mogen drukken, hoeveel er ook aan haar scheelde.Hij wenschte de overige dagen zijns levens met haar te slijten, en het kwam hem voor, dat het leven zonder haar niets waard was. Mis schien zou zij een grillige vrouw, een zorgelooze moeder zijn. Goed, maar hij beminde haar. Voor hem was zij de volmaaktste vrouw, de eenige waai- mede hij gelukkig kon zijn. „A n i m ae dimidium me ae." Ja, dat is zij, zeide hij tot zich zelf, terwijl hij daar in het donker zat, de oogen naar de heuvels gewend, waar boomen, misschien duizend jaar oud, hunne breede takken uitspreidden, die scherp tegen de sneeuw op d e berg toppen afstaken. Hoe eenzaam en ver laten zag alles er uitslechts een enkele ster, ver van het uitspansel, en de maan, nog niet boven de sneeuwtoppen ver rezen. Het was over negen uur toen zij den tuin van de Jungfraublich inreden. Na de duisternis waarin zij gereden hadden, scheen hun het hotel schitte rend verlicht toe. Daphne had wel dadelijk naar de biljartkamer willen gaan en haar minnaar tot een partij uitdagen, maar aangezien het nu een maal niet fatsoenlijk heette dat een dame in 't publiek biljart speelde, zoo ging zij naar boven, en trad de kamer in waar Sir Vernon hen wachtte, en een tafel gereed stond met thee, koude kip, brood en honig. Lina zat bij haar vader en vertelde hem alles wat zij dien dag alzoo gezien hadden, luiste rende naar hetgeen hij te zeggen had over ontvangen brieven, enz. Edgar was buitengewoon opgewekt, en maak te allerlei grappige toespelingen op het kleine dorpje aan de grens der eeuwige sneeuwDaphne was spraak zaam Sir Vernon was vriendelijk. Al leen Gerald Goring nam geen deel aan hel discours. Hij zag er vermoeid en afgetobt uit van den tocht, en toch beteekende het niets voor een Alpen klimmer. Een gewone wandeling juist genoeg om de beenen lenig te houden. Toen zij iets gebruikt hadden, ging hij op het balcon zitten, cigarettes rookende en naar de maan ziende, die langzaam boven het gebergte te voorschijn kwam; terwijl de anderen de couranten en tijdschriften, die zoo pas aangekomen waren, eens inzagen, en het plan bespraken, om morgen GrindeUvald en de ijsvelden te be zoeken. Hel was een prachtige morgen, zoo helder en frisch als er ooit een in het Alpenland verrezen was, maar Gerald, die na een slapelooze nacht de dageraad zag aanbreken, begroette die niet met vriendelijken blik. In zijne gemoedstemming, ware het nim mer weder dag geworden, en had de aarde kunnen vergaan en alles in duisternis en chaos terugkeeren als een uitgebrande toorts. Hij stond op zoodra de zon verrees, die zon wier loop altijd dezelfde blijft, welke zor gen de menschen ook mogen kwel len, en was reeds hoog boven de bosschen, voordat beschaafde men schen er aan dachten op te staan. Alles was beter dan om slapeloos te bed te liggen. Hier te midden der donkere pijnboomen, op die smalle bergpaden bij elke wonding van den weg een nieuw vergezicht, was hel leven minder ondragelijk. Hij kon beter nadenken zijn gedachten waren helderder hij was minder opgewonden. „Wat moest hij doen?" vroeg hij zich zelf. Wat zeide Wijsheid? Wat eischte Eergevoel? Omtrent die laat ste vraag kon wel geen twijfel bestaan. Eergevoel dwong hem om trouw aan Madoline te blijven met opoffering zijner eigen gevoelens. Wat plicht was, was hier duidelijk genoeg. Hij had zich aan haar verbonden, door een belofte die ieder eerlijk man onschendbaar acht; hij moest dus woord houden. „Maar als wij nu daardoor beiden, voor ons leven ongelukkig worden?" vroeg hij zichzelf af. „Kan zij zich 'gelukkig gevoelen wanneer zij ziet, dat ik wanhopig en ongelukkig ben En welke waarde heeft het leven voor mij zonder Daphne?" Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE EBYEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6