den hunne kolossale armen uit over
het gras van den bodem, dat kort en
fluweelglad werd gehouden door het
wilde en tamme gedierte, 't welk er
gedurig op graasde, en dat een schuil
plaats vond in de dichte boschjens
varen en kreupelhout, die den achter
grond vormden.
Er waren er niet weinige onder
die eiken, wier ontzaggelijke stammen
zoo groot een omtrek hadden, dat
twee mannen dien niet konden om
vademen, en die tot op een hoogte
van meet" dan zestig voet omhoog
rezen, alvorens een horizontalen lak
uit te spreiden, en deze takken, bijna
zeiven groote boomen, breidden zicb
acht en veertig voet aan weêrszijde
van den stam uit, waarboven zich
een berg van het rijkste groen verhief,
die een heerlijke, verkwikkelijke scha
duw op den grond wierp. Under het
lommer van een dezer prachtige boo
men speelde, eenige jaren na de aan
komst der ongelukkige Maria Stuart,
een troepjen kindei en komedie, tol
groot vermaak van een gehoor welks
aanwezigheid hun ten eenen male on
bekend was, en wel van een paar le
den van een gezelschap, dat op de
herten-jacht geweest was; eene dame
en een heer, die van de vorigen al-
geraakt waren, stonden te luisteren
in het dichte kreupelhout, dat daar
bijna zoo hoog was als zij zeiven,
terwijl zij verder door een lotsblok
aan het gezicht der kinderen onttrok
ken waren.
„Bravo, Gis, dal hebt ge knap ge
daan! Vertoon nu eens, hoe zij haar
hofdames bejegent
„Wie wil haar holdame zijn Daar
voor moet gij maar spelen, Humfrey!"
„Neen, ik bedank- je welik wil
nooit eene dame zijn," antwoordde
Humfrey op sluurschen toon.
„Dan gij, Dick!"
„Neen, o neen!" riep de kleine
knaap, achteruit deinzend, „ge zoudt
me slaan, Gis!"
„Koin, doe gij het dan, Tony! Ik
zal je geen al te harde klappen ge
ven."
„Alsof een meisjen zoo hard slaan
kan
„llij bad zich wel walridderlijker
kunnen uitdrukken," fluisterde de da-
ine den heer, die bij haar stond in
'l oor. „Maar wal gaan ze voorstellen 1
Mort de ma vie, dat brutale kleine
volkjen! Ik geloof waarlijk, dat het
mijne genadige nicht, Hare Engelsche
Majesteit zelve is, die zij ten looneele
voeren! Nu, ik moet zeggen, die kleine
ineid heeft een houding, welke eener
Koningin eere zou aandoen, ofschoon
zij al te donker van teint is en er te
stuursch uitziet voor Koningin Eliza
beth. Wie is dal meisken, Mr. Gil
bert?"
,,'t Is Gicely Talbot, de dochter van
den kamerheerdeurwachier van Uwer
Majesleits vertrekken."
„Zie haar eens let eens op die
waardige houding, zooals zij daar
staal met hare kroon van heidebloe
men en blauwe klokjens op hel hoold
al waren hel juweelen, zij kon er
niet schitterender uitzien 1 Zie haar
handgebaar eens, waarmede zij wil
aanwijzen, waar de slaande kraag be
hoorde te zijn 1 Zij heeft waarlijk
genie voor het tooneel ah, en daar
komt de jeugdige Antony, met loo-
neelmaligen gang, met een wildezu-
ringblad voor waaiei, en een mantel
voor hoepelrokZij spreektLuister
nul"
„Goeden morgen, jonge dame,"
zoo ving nu eene stem aan, een paar
lonen hooger gestemd, dan tiaar
werkelijke kinderlijke toonaard. „Ge
hebt een nieuwen hoepelrok aan, zie
ik! 0, Antony, zoo neigt een dame
aan 't hof niet zóó moet ge 't
doen. Neen, neen! lompe jongen,
die gij zijl achteruit en de knieën
bijeen!"
„0 Gis," viel een der jongens haar
n de rede „onze geheele speeltijd
zal er meê voorbij gaan, als gij trach
ten wilt, hem eene bevallige neiging
te leeren maken! Het maken eener
neiging is vrouwenwerk ga verder
„Hoever was ik 0 en thans
hernam zij hare waardigheid na dez#
intermezzos „gij hebt een nieuwen
hoepelrok aan, zie ik?"
„'t Is een huldebetoon aan Uwe
Majesteit op haar geboortedag."
„0 zoo! Is dat hel geval? Mij
dacht, 't was meer een huldebetoon
aan de slanke taille der schonne dame,
die met den rok prijkt. En zou ik
mogen weten, op hoeveel de el die
geborduurde slot komt?"
„Op twee kronen, om Uwe Majes
teit te believen," antwoordde de
veronderstelde holdame, in 't wilde
weg eene gissing wagend.
„Twee kronen! Gij onnoozele An
tony!" Daarop hare rol weder opvat
tende, vervolgde zij: „twee kronen!
Hoe en dat terwijl de stol, waarvan
mijn rok gemaakt is maar de
helft kost! Verwaande verkwistster,
die ge zijl wat geelt je recht,
een kleed te dragen kostbaarder dan
dal uwer Koningin? Ik zal het
je wel afleeren I" En daarop woedend
met een stok in de lucht omslaande,
vloog de veronderstelde Koningin Bess
op de ongelukkige hofdame af, deed
alsol zij den alleen in de verbeelding
bestaanden kostbaren hoepelrok tiaar
van het lijf wilde scheuren, en joeg
haar slachtoffer onder groot vertoon
van kracht en geweld van het too
neel al, onder het luide gelach der
andere kinderen, luid genoeg, om
dat van de beide oudere personen,
die nauwlijks hunne vroohjkheid kon
den bedwingen, niel te doen opmer
ken. Gilbert Talbot evenwel had hel
spel al dien lijd niel zonder bezorgd
heid gade geslagen, en gaarne had
hij de kinderen weggejaagdmaar
een gebaar van Koningin Maria hield
hem daarvan terug, terwijl een dei-
kinderen riep:
„Vertoon ons nu eens, hoe zij hare
kamerheeren bejegent!"
Zij waren het, naar het scheen,
goed eens over de voorstelling, want
de aktriee, die voor Koningin speelde,
nam weèr plaats op haar troon, ter
wijl Will Gavendish uitriep: ,,Nu ben
ik Mr. liatton," en toen met statige
treden over het grasperk begon te
loopen, waarop de Koningin uitriep:
„welk een nieuw gesternte is dat aan
mijn hof? Hoe flink gebouwd is hij,
hoe nel is zijn gang? Wie zijl gij,
mijnheer?
„Mevrouw, ik ben ik ben
hoe is 't ook weer 'i begint met
ef ef
„Een langbeen," riep een der jon
gens, ondeugend.
„Neen, 'l is Latijn. Is 'i Elraïin?
Neen; 't is een vlieg; een soort van
mug," en toen Hare Majesteit een
ongeduldig gebaar maakte „die
zich vermaakt in de stralen der on
dergaande zon."
„'t Is om je ziek te lachen," (luis
terde de wezenllijke Koningin achter
de varens. „Hij slaat den bal niel
zoover mis. Zie eens! zie eens! Met
welk een gratie steekt hel meisken hem
haar hand toe, om hem die te laten
kussen. Ik twijfel er aan, of Elizabeth
zelve het met meer waardigheid zou
kunnen doen. Maar wie komt daar
aan
„Ik ben Sir Philip Sydney."
„Neen, neen," schreeuwde Humfrey;
„Sir Philip mag bij deze grap niet
te pas gebracht worden. Mijn vader
zegt, dat bij de voortreffelijkste rid
der van geheel Engeland is."
„Hij is een vleier van de Koningin
en deugt daarom evenmin als de
rest," antwoordde de jeugdige Ca
vendish.
„Ik wil 't niet hebben, zeg ik. Ge
moogl Lord Leicester zijn, als ge
verkiest! Hij is Hobin Dudley, en niets
meer."
„01" ving nu de knaap aan, ter
wijl hij naar voren trad en zich de
hand boven de oogen hield. „Wat
schitterende gloed verblindt mijn
zwak gezicht 1 Is 't een tweede Juno,
die mijn oogen aanschouwen, of is
hel de liefelijke Venus zelve? Neen,
zij schittert met eene wijsheid, die
alleen aan de groote Minerva kan
toebehooren! En wat is zij nog jeugdig!
Is hel Hebe, die op deze aarde is neder
gedaald?"
Cis glimlachte en stak hem haar
hand toe, terwijl zij op gemaakten
loon zeide: „Heer Graaf, zijl geniet
wel bij 'l hoofd?"
„Wiens hoofd zou niet van streek
raken, alleen reeds bij 't aanschouwen
van zulk een uitverkoren schoonheid?"
„Kom, neem plaats aan onze voe
ten, en dan zullen we trachten uw
hoofd weêr op streek te brengen,"
sprak de tooneelkoninginmaar nu
riep de kleine Dick, de jongste van het
troepjen, die het spel gaarne wat
levendiger zag worden .-„vertoon ons
nu eens, hoe zij hare kamerheeren
en hofdames te zamen bejegent!"
Daarop stelden de jonge Babing-
ton, die de rol van de dame vervulde,
en Humfrey zich aan als een paar
verliefden, die met elkander minne
koosden, en toen daalde de Koningin
van haar troon af, stoof op hen af met
eene woedende verontwaardiging, en
sloeg hen rechts en links om de ooren,
totdat te midden van dit tooneel de
groote klok van het kasteel begon te
luiden, en al het jonge volkjen ijlings
deed wegloopen, daar toch dit klok
gelui hen opontbood naar de school,
die in een der vertrekken van het
kasteel gehouden werd, door een ze
keren Meester Snigg, of Sniggius, voor
de kinderen der talrijke kolonie, die
het kasteel bevolkte. Meisjens zoowel
als jongens kregen daar onderwijs, en
zoo vergezelde Cis Humfrey en Dick
en de andere knapen naar de school.
Koningin Maria mocht gaan jagen
ol in 't park rijden en wandelen,
wanneer 'l haar behaagde, maar Lord
Shrewsbury, of een zijner zoons, Gil
bert en Francis, liet haar geen oogen-
blik alleen, wanneer zij maar een
voet zette builen de deur van het
kleine zomerverblijf, dat de Graaf voor
haar had laten bouwen, en dal voor
zien was van een plat looden, met
eene borstwering omringd dak, waar
zij de vrije lucht kon inademen, en
dan maar één ingang had, waar altijd
een kamerheer-deurwachter gestation-
neerd was, met twee onderhoorigen,
wien de taak opgedragen was, om al-
lijd met alle nauwgezetheid een wa
kend oog te laten gaan over ieder
persoon of elk voorwerp dat er in-
ol uitging. Mocht soms het plan bij
haar opkomen, om zich in de dichte
boschjens van varen- en kreupelhout
in het park aan de aandacht harer
bewakers te onttrekken, of om onge
merkt ergens in het boseh met den
een of ander een onderhoud te heb
ben, deze plannen werden onmogelijk
gemaakt door de volhardende aanwe
zigheid van een der leden van de
familie Talbot, die haar geen oogen-
blik uit hel oog verloor.
Zoo was het gebeurd, dat de Ko
ningin, onder zorgvuldige bewaking
van Gilbert, ongemerkt toeschouwster
was geweest van de tooneelvei'tooning
der kinderen, waarvan zij getuige
was geweest met dal levendige genot,
dat haar soms voor een oogenblik
haar ongelegenheden deed vergeten.
„Hoe komt dat jonge volkjen dat
alles te weten?" mompelde Gilbert
Talbot, terwijl hij haar over het gras
perk geleidde, dat den kinderen tot
tooneel gediend had.
„Vraagt gij dal, Sir Gilbert?" sprak
de Koningin met vuur, want inde
daad was zijne vrouw het vooral
geweest, die met alle geuren en kleu
ren allerlei schandalen over Koningin
Elizabeth verteld haden zij zelve
en de Gravin hadden dat niet zonder
genoegen aangehoord, terwijl Antony
Babington, die als page van Mylady
er bij tegenwoordig geweest was, al
die verhalen gretig had opgevangen.
„'t Zijn onbeschaamde deugnieten,
en zij verdienen een goed pak met
de roede," vervolgde Gilbert.
„Ge zijt al te spoedig gereed met
de roede, gij Engelschen," merkte
Maria op. „Gij slaat alle talent en
geest uit uwe arme kinderen uit!"
„Dat zou te bezien staan, mevrouw
Hebben de Engelschen dan blijk ge
geven van gebrek aan talent en geest,
vergeleken bij andere naties?"
„0! 't is ons bekend, wal gij En
gelschen ten gunste van u zeiven
kunt aanvoeren," antwoordde de Ko
ningin. „Zie eens wat Mr. John Coke
in zijn overzetting gemaakt heelt van
'l betoog van den heraut tegenover
mevrouw de Faam. Hij heeft hel zoo
verwrongen, dat het juist eene tegen
overgestelde beteekenis kreeg."
„Dat is zoo, mevrouw; maar de
Fiansche heraut had te voren alles
op zijn eigen manier kunnen uitleg
gen, 't was daarom niel meer dan
billijk, dat ook wij onze beurt kre
gen."
Op dit oogenblik werden zij met
luid geroep door de overige jagers
begroet, en spoedig waren zij nu we
der bij Lord Shrewsbury, die met eeni
ge dames en een aantal jagers niel
zonder bezorgdheid naar hen uitge
zien hadden.
„llier zijn we, goede Mylord," sprak
de Koningin, die, als zij geen last
van rheumatiek hail, een onvermoeide
wandelaarster was. „We hebben
slechts ons verkwikt met het schouw
spel van het hof mijner zuster, de
Koningin van Engeland, in 't klein
de bekoorlijkste en grappigste ver-
looning, die ik in lang niet gezien
heb."
Er was veel gebeurd in den loop
der laatst verleden jaren. De intri
gues met Northumberland en Norfolk,
en de heimelijke pogingen der onge
lukkige Koningin, om zich vrienden
te verwerven, en waar zij kon vijand
schap aan te kweeken tegen Elizabeth,
hadden ten gevolge gehad, dat hare
gevangenschap hoe langer zoo stren
ger geworden was. De opstand van
hel Noorden had plaats gehad, en,
naar men zeide, had Cuthbert Lang-
ston eene belangrijke rol vervuld on
der hen, die onder de gewijde banier
hadden gestredenmaar hij was ge
wond geworden, en sedert had men
niet meer van hem gehoord, en zijne
bloedverwanten wisten niel, of hij om
gekomen, dan wel of hij over zee
ontkomen was. Richard Talbot deed
nog altijd dienst als een der vertrouw
de familieleden van Lord Shrewsbury,
op wien deze edelman kon rekenen
bij de vervulling zijner taak, die van
jaar lot jaar lastiger en zwaarder
werd.
Ofschoon verblijfhoudend in het
nieuwe gebouw met haar gevolg
dat vrij wat kleiner geworden was,
doordat van tijd tol tijd personen
waren weggezonden, die als verdacht
beschouwd werden bleef Ko
ningin Maria toch op verti ouwelijken
voet omgaan met Lady Shrewsbury
en hare dochters, terwijl bizonder
bij haar in de gunst stond Bessie
Pierrepoint, het oudste kleinkind dei-
Gravin, die bij haar sliep, haar speel-
popjen was en van haar Fransch en
borduren leerde. Nog altijd scheen
het, alsof men 't wilde doen voor
komen, dal zij gast en niet gevangene
wasbezoekers werden bij haar toe
gelaten, en zij zelve ging hare woning
uit en in, ging rijden ol wandelen,
wanneer het haar behaagde; maar
men bewaakte haar, onder voorwend
sel van haar hoffelijkheid te bewijzen.
Wordt vervolgd).
Uoilrukt bij DE ËKVEN LO0SJES, te Haarlem.