BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. •12) HOOFDSTUK VII. De inhoud van het fluitjen. Richard Talbot was natuurlijk over tuigd, dal hekserij waarschijnlijk niet hel ernstigste gedeelte was der mis drijven van Tibbot, de markskraam ster. Antony Babington toevertrouwen de aan de bewaking van zijne vrouw, spoedde hij zich naar het Heerenhuis, waar Lord Shrewsbury tegenwoordig verblijf hield, terwijl de Gravin met hare dochter Bessie naar Chatsworlh was, om daar haar huis in oogenschou w te nemen. Hij liet berichten, dat hij Mylord verlangde te spreken, en wel buiten tegenwoordigheid van anderen, in zijn eigen kamer. Francis Talbot kwam bij hem. „Be treft het eene zaak van groot gewicht, Dick?" vroeg hij; „want mijn vader is zoo ontstemd en zoo knorrig, dat ik hem van avond niet gaarne meer zou wil len kwellen. Hoe, weet ge 't nog niet? Er is hier bericht ontvangen, dat Myladie Bess in geheim heeft uilgehuwlijkt ja, Bes Cavendish aan den jongen Lord Lennox, den broeder van den echtgenoot dezer ongelukkige Koningin! Hoe 't hem gelukken zal, Hare Majesteit te over tuigen, dat hij bij de zaak niet betrok ken is geweest, moet ik je betuigen niet te weten; want, oischoon de Hemel weet, dat hij aan dit huwelijk zoo onschuldig is als een ongeboren kind, zij zal hem zonder twijfel ver denken. „Ik wist wel, dal zij verheven wen- schen koesterde voor Bess," antwoord de Richard. „Verheven I Alleen iemand van ko ninklijken bloede kan aan haar wen- schen voldoen. Mijn arme vader zegt, dat men er zeker van zijn kan, dat als de leeuwen en de fleurs-de-lis in eene familie gekomen zijn, de bijl van den scherprechter achteraan komt." „Maar Bess is in allen gevalle geen lid van onze familie." „Dat heb ik hem ook al gezegd, maar T geeft hem maar' geringen troost," zeide Frank, „daar tiij toch het kroost van Cavendish als zijn eigen schijnt te beschouwen, terwijl hij heel goed weet, dat het dadelijk zal gaan spannen tusschen Mylady en deze twee Koninginnen. Hij is van avond zeer ontstemd, en zegt, dat nooit een Graaf, om niet te zeggen een man, zoo door eene vrouw geplaagd is als hij, en hij heeft me verzocht u te vragen, of uwe boodschap van zooveel gewicht is, dat gij er niet mede wachten kunt tot morgen, dan wel of gij de zaak door mij kunt laten behartigen." „Dat moet gij zelf maar uitmaken, Mr. Francis. Wat dunkt u van dit voorwerpjen vroeg hij, terwijl hij het pakjen met het fluitjen en zijn inhoud voor den dag bracht. „Ik was vandaag, gelijk gij weet, bij tijds naar huis gegaan, en ontdekte bij mijne thuiskomst, dat mijn zoon Humfrey even te voren den jeugdigen Antony Babington zijn vuisten had laten voelen, omdat deze onze kleine meid had willen overhalen, om dit pakjen te bezorgen aan die marskraamster, die eenige maanden geleden door de Koningin der Schotten voortgeholpen is." Francis Talbot nam het fluitjen op en ontrolde de lange smalle streep papier. „Dit is het schrift," zeide hij, „het schrift, waarvan Koningin Maria gebruik maakt voor hare briefwisse ling met hare Fransche bloedverwan ten; Philipps, de ontcijferaar van geheim schrift, heeft mij bekend ge maakt met den sleutel, toen hij te Tutbury was, ten tijde dat de zaak van den Hertog van Norfolk aan de orde was. Welzoo! Uw zoon heeft een goede dienst bewezen, Richard! Die knaap heeft zich dus laten verleiden; ik wist wel, dat hij zeer groote maal- jens was met die dame daar in 't nieuwe gebouw. Waar is de jeugdige verrader?" „Te Bridgefield, onder de bewaking van mijne vrouw, die ook zijn blauw oog verbinden zal. Ik wilde hem niet hier brengen, alvorens ik wist, wat Mylord oordeelde dat met hem gedaan moet worden. Hij is nog maar een kind, en zonder twijfel is hij bezwe ken voor haar lieftalligen blik, en daarom vertrouw ik, dat Mylord zachtkens met hem handelen zal." „Had mijn vader naar mij geluisterd, die knaap zou nooit hier geweest zijn," zeide Francis. „Zijn vader was een eerlijk man, maar zijne moeder was daar houd ik het zeker voor eene geheime aanhangster der Room- sclie Kerk, en toen zij stierf, was de jeugdige Antony juist oud genoeg, om het vergif ingezogen te hebben. Ge hebt goed gedaan, met hem in ver zekerde bewaring te nemen, Richard; hij moet niet weer naar hier terug- keeren, noch als gevangene, noch in vrijheid." „Moest ik over hem beschikken, ik zou hem naar eene kost-school zenden," merkte Richard op, „waar de meesters en de jongens wel spoedig alle dwaze droomen over gevangen vorstinnen en Roomsche priesters bovendien uit hem verdrijven zouden. Want, neef Francis, ik acht me ver plicht u mede te deelen, hoe, vol gens hel zeggen mijner kinderen, er een gerucht in omloop is, dat deze vrouw, Tibbot, de marskraamster, in de nabijheid van Chesterfield gezien is, met wambuis en broek aan." „Die ellendeling! Wanneer wordt zij hier weer verwacht?" „Zeer spoedig, zou ik veronderstel len, daar Antony Cis de boodschap wilde laten doen, ingeval zij mocht 1<omen, terwijl hij naar Chatsworlh was." „We zullen ten dien aanzien de noodige orders geven," sprak Francis, zich op de lippen bijtend„ik weet, neef, gij zult joppassen, dal zij, of hij, op geenerlei manier gewaarschuwd worde, 't Zou me niets verwonderen, of het is Parsons zelf!" en dit zeg gende, ontrolde hij de strook papier, met het voorkomen van een man, die bevestiging zoekt voor zijne zege praal. „Kunt ge er uit wijs worden?" vroeg Richard, getroffen door de ge lijkenis van dit geschrift met een ander, dal bij de kostbaarheden zijner vrouw bewaard werd. „Ik kan er nu nog niets van zeg gen, want men kan op zulke dingen wat tijd zoek brengen, om ze te kun nen lezen," antwoordde Francis Tal bot; „bovendien, er is een geheim schrift, dat gebruikt wordt voor En- gelsche verraders, haar aanhangers, en een ander voor de Franschen. Dit ziet er uit als het Fransche soort. Laat eens zien, men kan deze dingen lezen, als men de derde letter van elk tweede woord neemt." Francis Talbot, ietwat hoovaardig op zijne be drevenheid, en ten volle verzekerd, dat hij zijn neef Richard volkomen goed vertrouwen kon, ging voort met zijne pogingen omhetgeheimschrillteonlcij- feren, en liet Richard elke letter, welke hij er uitkoos, opschrijven, terwijl hij dan beproefde, of ze iets verstaanbaars in 't Fransch ol 't Engelsch opleverden. Beide mannen verstonden Fransch,wel ke taal ze geleerd hadden ia de dagen, toen zij als page dienst deden, en zij hadden die kennis onderhouden door hun omgang met het Fransche gevolg van de Koningin der Schotten. Francis moest evenwel twee of drie methoden beproeven, maar eindelijk had hij blijkbaar de goede gevonden, den sleutel op het, naar het scheen, on leesbaar schrift van de strook papier behalve dat de namen der personen verborgen waren onder soubriquets, welke Francis Talbot niet altijd ont raadselen kon maar de volgende volzin kwam allengskens duidelijk voor den dag: „Quand le matelot vient des maraisun feu peut êclater dans la meute et dans la melée" „Wan neer de zeeman uit de moerassen komt, dan kan zeer gemakkelijk een brand in het hondenhok uitbarsten, en in de verwarring zou" hier volgde een onleesbare naam „het makke volkjen kunnen wegvoeren." „La meute," zeide Francis, „dal is haar uitdrukking voor ons huis, het huis van de Talbots; en de zeeman in de moerassen is die Don Juan van Ooslenrijk,die zich voorgenomen heelt, na de Nederlanders ten onder gebracht le hebben, herwaarts te komen, en dit makke volkjen, zooals zij zichzelve noemt, in vrijheid te stellen, en dan tegenover ons de rol van inkwisileur te spelen. Waarachtig, Dick, je jongen heelt zich flink gekweten met het doen van deze ontdekking. Houd den jeug digen verrader achter slot, en stuur een paar kerels uit, om de hand te leggen op diezelfde Tibbot, zooals zij zich noemt." „Als ik 't me goed herinner," merkte Richard op, „dan heette zij de zuster of de tante van een der stalknechten of jagers te zijn." „Ja, van Guy Norman, geloof ik. Wellicht was hij de snaak, die ons hondenhok in brand moest steken. Ja, we moeten ons van hemmeester maken. Daarmee zal ik me belasten, en dan kunt gij inlusschen mijn va der deze beschreven strook papier laten zien, Dick. Wel, de ontdekking van zulk een spoor zal hem weder in eene goede stemming brengen, en Hare Majesteit weder doen gelooven in zijn eerlijkheid en goede trouw, indien de dwaze streken van Myladv wellicht haar daaraan hadden doen twijfelen." Francis verwijderde zich met haas tige schreden, en het duurde niet lang, of de Graaf kwam bij Ri chard. Zijn lange blonde baard was nu met giijs gespikkeld, en de diepe groeven, die zich bij zijn mond en zijne slapen vertoonden, verrieden, hoe de langdurige spanning en zorg hem aangegrepen, en hem ergdenkend en lastig gemaakt hadden. „Zoo, Richard Talbot," dus klonk zijn groet; „wat is er nu aan de hand? Heelt iemand al geen oogenblik rust in zijn eigen huis, te midden van Koninginnen en Ladies, samenzwe ringen en dwaasheden, zijn bloed verwanten en zij, die lot zijn gevolg behooren, moeten hem ook nognoodig komen lastig vallen wegens elk vecht- partijljen van de jongens I Me docht, uw jongen en de jeugdige Babington konden alleen wel hun ruzie ten einde brengen, zonder dal men er een man, die buitendien al zoo tobt, mede be hoefde lastig te vallen." ,,'l Doet me leed, dat ik Uwe Lord schap moet lastig vallen," sprak Richard, die blootshoofds vóór hem stond; „maar Mr. Francis was van oordeel, dat deze beschreven strook wel waard was, dat gij uw aandacht er aan schonkt. Zie, aldus heelt hij hel geheime schrift ontcijferd." „Beschreven stroken papier, ik word ziek, als ik er van hoor," zeide de Graaf op gemelijken toon. „Wat is het nu weêr? Is 't een bevel, om eene mis te doen lezen, of om een of andere Paapsche prent aan le koo- pen? Ik heb me de oogen halfblind gelezen op zulke dingen, er me de hersens op afgefolterd, om er een of andete geheime beteekenis achter te zoeken En toen hij een blik geworpen had op Francis' eerste poging om hel geschrift te ontcijferen, beschouwde hij het ge- heele ding met een soort van min achting; en bijna had hij de strook van zich geschoven toen eindelijk zijn aandacht viel op den volzin, waarin gesproken werd over het verbranden van de meute en van het wegvoeren van het makke volkjen. Toen fronste hij het voorhoofd, en liet hij met haastige gejaagdheid de eene vraag op de andere volgen vragen be treffende Antony Babington en de marskraamster. Terwijl hij bezig was, deze vragen tot zijn neef te richten, kwam Francis Talbot terug met het bericht, dat de jagers-gezel Guy Norman nergens le vinden was. Zijn makkers hadden hem het laatst gezien omstreeks den tijd toen Kapitein Richard naar het ilee renhuis teruggekeerd was. Waarschijn lijk had hij lont geroken, toen hij den Kapitein op dat ongewone uur had zien terugkomen, en had hij zich gehaast, zijne zoogenaamde tante le gaan waarschuwen. Dit laatste bericht deed den Graaf besluiten, zich onmid dellijk naar Bridgefield te begeven, om den jeugdigen Babington in 't verhoor te nemen, vóór dat men in het door de Koningin bewoonde bij gebouw hem missen zou, of zich met hem in gemeenschap slellen kon. Francis liet paarden zadelen, en de Graat, met een gewonen mantel om en een gewonen hoed op, reed met Richard door eene lommerrijke laan naar Bridgefield. Mylord's verschijning aldaar was iets zeldzamers en maakte meer in druk dan de komst van Mylady, en indien Mrs. Susan vooraf gewaar schuwd ware geworden, dan zou zij buiten kijf dadelijk, aan het hoold van hare knechts en meiden, aan 't schrobben en wrijven van de vloeren gegaan zijn, en zou zij stellig de be hangsels en de kussens eerst terdege afgeborsteld hebben. Wat ontstelde zij, toen hel bleek, dal de ruiter, die met even weinig verlooning als hare echt genoot van zijn klein paard steeg, in de schemering op het voorplein, My lord de Graal bleek le zijn, met zijn langen baard en zijn smal gezicht! Zij neigde zoo diep zij kon, en met een gevoel van verslagenheid en deer nis, toen zij dacht aan den ouder- loozen jongen, beantwoordde zij zijne begroeting en heette zij hem met ge- pasten eerbied welkom, terwijl hij zeide: „nicht, ik kom het u lastig maken, omdat ik mij verplicht reken, een onderzoek betreffende deze aan gelegenheid in le slellen. Ik ben uw zoon dankbaar voor de oprechte ge trouwheid, door hem betoond in deze zaak, en door welke hij zich een waardig zoon zijns vaders heeft ge toond. Ik wil zelf dien jonkman on dervragen." Humfrey werd dientengevolge ge roepen, en, nadat zijn vader hem vooraf vermaand had, dat hij de waar heid niet mocht achteihouden, uit vrees van zijn speelkameraad in on gelegenheid te brengen, stond Hum frey weidra voor den Graaf, en ant woordde, wel op ietwat somberen loon, maar zonder iels achter te houden. Hij had voorkomen, dat hel fluitjen aan zijne zuster gegeven werd ter bezorging aan de marskraamsier, omdat die vrouw een heks was, die haar angst aanjoeg, terwijl het hem bovendien bekend was, dat het niet mocht geschieden. Vermoedde hij, dat het fiuitjen alkomstig was van de Koningin der Schollen? Hij sloeg verschrikt de oogen op, en vroeg, of dat werkelijk het geval was; en toen hem nogmaals gelast werd te zeggen, waarom hij het mo gelijk geacht had, antwoordde hij, dat het hem bekend was, hoe Antony de Koningin der Schotten eene schoone en vrome dame vond. Geloofde hij, dat Antony ooit ge meenschap met haar of haar gevolg had, zonder dal anderen er getuige van waren? „Zeker! En waarom niet, wanneer hij boodschappen overbracht voor Mylady de Gravin {Wordt vervolgd Gedrukt bij DE EK VEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6