BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelseh van Charlotte Yonge. 13) Lord Shrewsbury boog het hoofd hij vroeg niet verder door over dit gedeelte van het onderwerp, maar verzocht llumfrey eene beschrijving te geven van Tibbot, de marskraam- ster of de heks, 't zij deze dan een man of eene vrouw was. „Zij heeft een groolen zwarten hoed op met een sluier," antwoordde llum frey, ,,en in de band heelt zij een langen stok met een haak." „Ik vroeg je niet naar haar sluier, jongen, maar naar haar persoon." „Zij heeft lodderein-doosjens, en valken-scbelletjens, en honden-lluitjens in haar mars," vervolgde llumlrey, maar toen de Graaf ongeduldig werd, en vroeg, of niemand hem eene meer duidelijke beschrijving kon geven, ver zocht Richard llumfrey zijne moeder te roepen. Zij echter kon niets zeggen aan gaande het uiterlijk voorkomen der vrouw. Zij had zich naar Norman's woning begeven, om na het veron derstelde ongeval hare diensten aan te bieden, maar inen had haar gezegd, dat de apotheker van de Koningin der Scholten over haar praktizeerde, en zij had haar slechts zien slapen op een hoop haastig bijeen geraapte lompen. Na haar herstalling was de vrouw verscheiden malen te Bridge- field geweest, maar het had de vrouw des huizes wel eens getroffen, dat de marskraamster alle rtchlstreeksche aanraking met haar scheen te ver mijden, en liever te doen had met de dienstboden en de kinderen. Dit had Susan toegeschreven aan hare vrees, dat men haar onderhouden zou nemen wegens hare waarzeggerij, of wegens den kleinen handel, dien zij met de kinderen dreef. Alles wat zij kon antwoorden was, dat zij een maal een paar stoppelige grijsachtige wenkbrauwen gezien had, met lichte oogen er onder, en dat de vrouw, indien zij namenllijk eene vrouw was, lang van gestalte was, en dat zij leunde op een van een haak voorzienen slok, die haar, daar zij kreupel was, tot steun diende. Cicely kon weinig meer zeggen, behalve dat de heks eene zware stem had, om bang van te worden, evenals een man, en een langen neus, vreeselijk om aan te zien. 't Had er indedaad veel van, of zij een soort van tooverkrachl had uil- geoefend op de kinderen, die bang voor haar waren, maar haar toch achterna liepen. Toen moest Antonv voorkomen. Over de uitdrukking van zijn mis vormd gelaat kon men moeilijk oor- deelen, maar toen hij binnen gebracht was, deed hij zijn best om niet de minste verslagenheid te openbaren, en ging hij met een hooghartige houding voor den Graaf staan. „Zoo, Mr. Babington, ik merk, dat gij het vertrouwen, dat ik in u stelde, geschonden hebt „Welk vertrouwen, Mylord vroeg Antony, terwijl hij den edelman zon der eenigen schroom met zijne schit terende blauwe oogen aankeek. ,,'t Ilaantjen kraait luide," sprak de Graaf. „Welk vertrouwen? Wel sak kerloot! Veronderstelt het niet reeds van zelfvertrouwen, als iemand, die tot mijn gezin behoort, mag komen en gaan, terwijl aan mij en de mijnen zulk eene laak is toevertrouwd?" „Niemand heeft mij ooit eenige taak opgelegd," zeide Antony. „Wilt ge mijne woorden vèrdraaien, brutale rekel?" riep de Graaf hem toe. ,,Ge durft toch niet ontkennen, dat het oneerlijk was, een aldus ver- horgen briefjen naar buiten te smok kelen. Ontken het niet! Hel verra derlijke schrift is ontcijferd!" „Ik wist er niets van, wal het inhield," zeide de jongen. „Dat wil ik wel gelooven, maar gij wist wel, dat het schandelijk trouwe loos tegenover mij en Hare Majesteit w:as, geheime brieven te bezorgen aan vermomde ven aders. Ik wil wel gelooven, dat de gladde tong, die zoo menig beter rnenschenkind dan gij zijt, misleid heeft, u op een ver keerden weg heeft gebracht, en daar om ben ik bereid, zoo zacht mogelijk met u te handelen, indien ge mij openhartig alles wat u aangaande dit schandelijk koraplot hekend is, wilt mededeelen." „Ik weet van geen komplol af, mijnheer." „Zij zou ook niet waarschijnlijk aan zoo'n jongen zoo iets toever trouwen," merkte Richard Talbot op. „Wellicht niet," zeide Lord Shrews bury, terwijl hij op Antony een blik wierp, waarin deze minachting meende te lezen, en dit noopte hem uitte- ruepen „En al wist ik er alles van, dan kunt ge er slaat op maken, dat ik het nooit verraden zou, al liet men mij ook door wilde paarden uiteen scheuren." Durft ge van verraden spreken riep de Graal hem toe„gij hebt mijn vertrouwen vei raden, Antony, en hebt uwe trouweloosheid zooverre gedre ven, dat gij zelfs verraad gepleegd hebt tegen uwe Koningin." „Mijne Koningin is Maria, ons aller wettige Koningin," antwoordde Anto ny, op hooghartigen toon. „Zoo! Spreekt ge dus? 'i Is der halve zooals gij vermoeddel, neef: de dwaze jongen heeft zich laten be praten door hare met honig bestre ken tong. Ik behoef je niet te vragen, van wien ge dit briefjen ontvangen hebt. \Ve hebben hel gelezen en zijn bekend met hel laaghartige verraad, dat het inhoudt. Ge zult geen voet meer in hel kasteel zetten, maar om uws vaders wil zal er minder gestreng met u gehandeld worden, als ge wilt zeggen, wie die vrouw is, en hoeveel van deze voorwerpen gij haar hebt overhandigd, indien gij weet, wie zij is." Maar Antony hiyld vastberaden de lippen op elkander geklemd. Eigent- 1 ijk verdacht Richard hem, dat het hern ietwat vleide de oorzaak van zulk een opschudding te zijn, en wer kelijk beschuldigd te worden van eene zoo groote en mannelijke misdaad als hoogverraad. De Graaf kon geen woord uit hem krijgen, en gelastte eindelijk, dat hij te Bridgefield, op gesloten in zijne kamer, moest blijven, totdat er nader over hem beslist werd. De knaap ging met een soort waar digheid zijne kamer binnen, en de Graaf zeide, de handen ineenslaande, half lachend, half verontwaardigd: „zoo heeft zij dan hare tooverkrachl over dien jongen uitgeoefend! Wal moet ik met hem aanvangen? 't Is ook een wees, de zoosi mijns ouden vriends!" „Met uw vei lol, Mylord, ik zou zeggen, stuur hem naar eene Lalijnsche school, waar, te midden van knapen van zijn leeftijd, door vrootijke spel- letjens en menig pak slaag, hij dat droomen over gevangen vorstinnen wel zal afleeren." „Dat kan haast niet," antwoordde de Graaf op zeer ernstigen toon, want openbare scholen werden toen be schouwd als beneden de waardigheid te zijn van den adel en van alle hoogere kringen. „Ik zou hem echter naar Cambridge kunnen sturen, om daar te studeeren, onder toezicht van een of ander vertrouwd paedagoog. Ik kan hem niet weer naar hel kas teel laten lerugkeeren, en daarom moet ik u, goede nicht, met hem belasten, totdat zijn gezicht niet meer de sporen diaagt van de hem door uw zoon toegediende tuchtiging, 't Zal buitendien ook goed zijn hem hier te houden, totdat we die marskraarn- ster in handen kunnen krijgen, daar bet wellicht noodig zal wezen hem en haar tegenover elkander in 't verhoor te nemen, 't Komt me T best voor, neef, dat gij den omtrek tot aan Chesterfield laat doorkruisen, teneinde zoo mogelijk haar op spoor te komen, terwijl Francis zich naar York be geeft." Na aldus zijn orders gegeven te hebben, nam de Graal op hoffelijke wijze afscheid van de vrouw des huizes, steeg te paard en reed terug naar Sheffield. Hij stelde zijn neef vrij van de verplichting om hem te begeleiden, daar deze zich moest voorbereiden om den volgenden morgen zeer vroeg op tocht te gaan, als wanneer hij zich voornam llumfrey mede te nemen, omdat deze de vrouw toch waar schijnlijk wel zou herkennen, al kon hij nu ook ai geene beschrijving geven van haar uiterlijk voorkomen. „De jongen verdient hel wel, dat ik hem medeneem," sprak hij. „Hij heelt ons een dienst bewezen, die een volwassen man tol eere zou hebben gestrekt, en zich flink en trouw ge dragen." „Stond er wat van aanbelang te lezen op die strook papier?" vroeg Susan. „Niels meers of minders dan een plan om hel hondenhok der Talbots in brand te steken, terwijl dan Don Juan van Oostenrijk op deze kust zou landen." „God vergeve het hun en bescherme ons riep Susan uil, met eene zucht en bleek wordend. „Stond dat in 't geheime schrift te lezen?" „Ja, waarlijkmaar maak je niet ongerust, vrouwijenlief I Er worden zooveel plannen gesmeed, waarvan de uitvoering uitblijft. Ik twijfel er sterk aan, of hel schip, dat Don Juan herwaarts moest brengen, reeds ge bouwd is." „Maar Antony heeft toch niet van dat goddelooze plan afgeweten hoop ik?" „Neen! Hij heeft maar zoo'n ro- manesken drdtom gehad, waarmeê knapen van zijn leeftijd zooveel op hebben, van schoone vorstinnen, die gevangen zitten en bevrijd moeten worden, enz." „Maar die vrouw?" „Ja, dat is niet zoo gemakkelijk te zeggen. Wat is uw oordeel over haar? Waarom noemen de kinderen haar een heks? Is dal alleen omdat zij er barsch en leelijk uitziet?" „Ik geloof, dal daarvoor nog een andere reden bestaat," antwoordde Susan, ,,'t Kan wezen, dat ik in den beginne meer acht had moeten slaan op hunne praaljens; maar ik heb Cis ondervraagd, terwijl gij naar het kasteel waart, en ik ben tot de ont dekking gekomen, dal zelfs nog voor dat stuurman Goateley gesproken had, deze Tibbot aan het kind verteld had, dal zij tot een doorluchtig geslacht in het Noorden behoorde, geheel vreemd aan hel hondenhok der Tal- hols, terwijl zij haar voorspeld had, dat eene vorstelijke toekomst haar wachtte." „Dat spelt niet veel goeds!" sprak Richard, en hij verdiepte zich in ge peins. Vrouw, de duivel inoge me halen, als niet Culhbert Langston de hand er in heeft!" Susan ontstelde blijkbaar. Hel denk beeld door haar echtgenoot geopperd, werd begunstigd door de omstandig heid, dat Tibbot altijd zoo zorgvul dig vermeden had, met haar in nadere aanraking te komen, en ook door die andere omstandigheid, dat zij een flauw bewustzijn gehad had, die oogen meer gezien te hebben. Een man met eene zoo lichte gelaatskleur moest het gemakkelijk vallen, zich als vrouw te vermommenen hij liep ook kreupel, naar men zeide, tengevolge van een ongelukkigen val, dien hij gedaan had, toen hij was uitgereden, om deel te nemen aan den Opstand in het Noor den. Ook viel er thans niet aan te twijfelen, of hij was een vurig aan hanger van de gevangen Koningin Maria, daar Richard altijd wel bekend geweest was met zijne liefde voor kuiperijen. Zij moest wel bijval schen ken aan de meening baars echlgenools, en vroeg hem, wat hij voornemens was te doen. „Ik moet mijn plicht doen, bloed verwant of geen bloedverwant," ant woordde Richard; „dat wil zeggen, ingeval ik hem mocht krijgendoch ik heb maar weinig verwachting, dat dat gebeuren zal, daar Norman zon der twijfel er op uitgegaan is om hem te waarschuwen." „Ik zou wel eens willen weten, of hij er werkelijk achter gekomen is, wie onze Cis kan zijn." „Waarschijnlijk niet! 'lis niet on mogelijk, dal hij zoo iets maar gezegd heeft, alleen om macht over haar te krijgen." „Zeidet gij niét, dat gij het geheim schrift gelezen hebt?" „Mr. Francis heeft het gelezen." „Zou met denzellden sleutel onze strook perkament kunnen ontcijferd worden „0 vrouw! vrouw! Waartoe nog meer overhoop gehaald? Ik heb waar lijk al genoeg om handen, zonder dat ik me nog toeleg op hel ontcij- leren van allerlei geheim schrift!" llumfrey was onbeschrijfelijk in zijn schik, toen hij hoorde, dat hij mocht deelnemen aan den tocht, dien zijn vader met een half dozijn dienaren van den Graaf zou ondernemen, om de veronderstelde heks op te spo ren. Zij doorkruisten den omtrek lo aan Chesterfieldmaar toen zij de vrachlrijderskar onderweg tegenkwa men, ondervroegen zij Ekins den voermansjongon nauwkeurig lenop- zichte van 't geen hij zich had laten ontvallen, maar alles wal de jongen zich duidelijk wist te herinneren, was het kreupelgaan en de roodbruine m .ntel, en toen zij Chesterfield bin nentrokken, wist daar niemand iets van deze herkenningsteekens. Niet verre van daar was een groot dorp, toebehoorende aan eene Roomsch-ge- zinde familie, waar de vervolgers ge woonlijk de verdachte personen uit het oog verlorenen misschien vond Richard het in dit geval niet onaan genaam, ofschoon het zijn zoon niet weinig speet. De goede kapitein gevoelde genoeg betrekking op zijn bloedverwant, om niet te begeeren, hem als verrader te moeten onmaskeren, en om zich er over te verheugen, als 't mocht blijken, dat het hem gelukt was te ontsnappen, zoodat het dan tenminste anderen zouden zijn, die de hand op hem legden altijd indien bet werke lijk Langston was. De eerstvolgende taak, die hem werd opgedragen, was den jeugdigen Babington naar Cambridge te geleiden, en hem daar toe te vertrouwen aan een door Mylord gekozen goeverneur, met de opdracht, den knaap te genezen van zijne Paapsche grillen. Intusschen had Antony geen voet huiten het huis en den luin mogen zetten, en was aan het jonge volkjen, behalve llumlrey, alle verkeer met hem ten strengste verboden geweest, wanneer de heer of de vrouw des huizes er niet bij tegenwoordig wa ren maar hij behoefde niet verlegen te zijn met zijn tijd, want Meesier Sniggius was overgekomen en had hem een lang hoofdstuk van het Boek der Spreuken hoofdzakelijk handelende over getrouwheid op gegeven om van builen leleeren, en te vertalen in 't Latijn en in bet En gelseh, bij wijze van taak voor den Zaterdag en den Zondag, onder be dreiging van een pak slaag, wal geen kleinigheid was, als de gevreesde dominee het toediende. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EttVEN DOOSJES, to Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6