van Sheffield mocht worden afge
broken.
De geheele familie was in de groote
zaal bijeen voor de ontvangst, en
Mrs. Susan, die het niet kon zien,
dat de Graaf zoo verslagen en angstig
was, waagde het te zeggen, dat My-
lady de Gravin zeer zeker vooral ge
waarschuwd zou hebben, indien zij
indedaad met zulk eene gast thuis
mocht komen, en nauwlijks had zij
deze opmerking gemaakt, of een trom-
petgescheller kondigde de nadering
van den stoet aan. De schrik, waar-
meê de Graaf overeind sprong, deed
zien, hoe zijne zenuwen geleden had
den gedurende de jaren, welke hij
als gevangenbewaarder had moeten
dienst doen. Daar kwamen zij de
groote laan inrijden, met geheel de
zelfde staatsie, waarmeê de Graal
Koningin Mary naar het nieuwe voor
haar bestemde gebouw geleid had,
voordat zij nog eene gevangene in
den vollen zin des woords gerekend
werd te zijn. Hellebaardiers geleidden
den sloet, die uit ruiters en voet
gangers bestond. De bewoners des
huizes stonden met angstige bezorgd
heid boven op de stoep de aanko
menden op te wachten. Zij merkten
al spoedig een gesloten draagstoel
op, naast welken men Lady Shrews
bury, diep in den rouw, op haar
gelief koosden telganger zag rijden.
Er viel niet aan te twijfelen, of in
dien draagstoel bevond zich Margaret,
Gravin van Lennox; en de ongeluk
kige Graaf, al zijne deftigheid en
waardigheid vergetende, stond daar,
aan de hevigste onrust ten prooi,
nu eens op zijn eene, dan weder
op zijn andere been, en trekkende
aan zijn langen baard, bij zich zei
ven in tweestrijd, of hij voldoen
moest aan de eischen der hem aan
geboren gastvrijheid, dan wel ge
hoorzamen aan 't geen de plicht van
getrouwheid aan zijne Koningin hem
gebood, gedrongen eenerzijds door
vrees voor zijne vrouw, anderzijds
door vrees voor Hare Majesteit.
De draagstoel bleef stilstaan aan
den voet van de groote stoep, en de
Graaf daalde de stoeptreden af. Alles
wal hij te zien kreeg was het ronde
gezichtjen van een klein kind, in de
armen eener kindermeid, en hij haastte
zich zijne vrouw behulpzaam te zijn
bij het afstijgen, maar zij gebood
hem met een wenk, dat niet te doen.
„Mijn zoon Gilbert zal mij behulp
zaam zijn, Mylord," sprak zij; „breng
gij eerst uw buide aan de Prinses!"
De arme Lord Shrewsbury, naar
een woord zoekend om zich te ver
ontschuldigen, wierp een blik in den
draagstoel, waar hij het welbekende
verlepte gezicht van de kindermeid
der familie zag. Hij ontdekte ook een
fleurig jong vrouws-persoon, wier
kleeding haar als eene boerinne deed
kennen, doch voordat hij lijd had,
om verder naar de Prinses te zoeken,
werd een dicht in doeken gewikkeld
kindeken hem, die geheel versteld
was, in de armen gelegd, terwijl hel
ronde gezichijen terstond een pijn
lijke trek vertoonde, zeker verschrikt
op hel zien eener gestalte met zoo'n
grooten baard, en hij al spoedig met
een luid geschrei begroet werd. Hul
peloos zag hij om zich heen, en My-
lady was dadelijk bereid, hem uil de
verlegenheid te redden. „Mijn schal-
jen Mijn lieveling I Mijn juweel
Heeft hij haar boos aangekeken, en
haar schrik aangejaagd met zijn ijse-
lijken baard riep zij het kind toe,
en daarop volgden nog verscheiden
dergelijke liefkozingen, die de groot
moeders van alle eeuwen met elkander
gemeen hebben.
„Maar waar is de Prinses
„Waar Waar zou zij anders zijn
als hier? Zij is het kostelijk, vor
stelijk, koninklijk lievelingetjen harer
grootmoeder 1" En toen hel kind we
der luide begon te schreien, riep zij
het toe: „ja, ja, zij gaat nu naar
haar audiënlie-zaal! Geleid haar daar
heen, Gilbert!"
„'t Kind van Bess!" mompelde Mary
Talbot, met onuitsprekelijke teleur
stelling.
Nieuwsgierigheid en de gewoonte
om aan de Gravin te gehoorzamen
deed den geheelen troep zich begeven
naar de prachtige vertrekken aan de
Zuidzijde, waar Koningin Maria ver
blijf gehouden had, toen het nog
heette, dat zij daar als gast zich be
vond. Lady Shrewsbury wendde on
ophoudelijk pogingen aan om hel
kind lot bedaren te brengen, dat al
oud genoeg was, om te ontstellen
op het zien van nieuwe gezichten
en nieuwe looneelen, en dat zich
blijkbaar zeer weinig op haar gemak
voelde in de luiers en zwachtels, voor
welke zij bijna te oud was, en waarin
men haar slechts had laten blijven
om de grootere veiligheid op de on
effen en gevaarlijke wegen. Groot
was Mylady's verontwaardiging, toen
zij, in de staatsie-vertrekken komen
de, ontdekte, dat er niets was voor
bereid voor de ontvangst van een
klein kind, en hare dochter Mary,
die, als niet ontzag voor hare moeder
haar weerhouden had, in een luid
gelach zou zijn uitgebarsten, kwam
naar haar toeloopen en zeide: „maar,
waarlijk, Mylady, wij verwachtten een
of andere voorname dame, Mylady
Margaret, of Mylady Hunsdon ten
minste, toen gij melding maaktel van
eene Prinses."
„En wie kon het anders zijn dan
die eene, door wier aderen het ko
ninklijk bloed zoowel van Engeland
als van Schotland vloeit! Ge hebt
nog niet eens het kind begroet, Mary,
aan 't welk gij de eer hebt verwant
te zijn! Kniel neder, lieve; ik ver
zeker u, dat zij even goede of betere
kans heeft, om eenmaal eene kroon
te dragen, als welke vrouw in En
geland ook."
„Zij heeft nog veel meer kans op
eene gevangenis," mompelde de Graai',
„als dit dwaze spel wordt voortge
zet."
„Wat! Wat is dat? Is dat de
hulde, die aan mijn ouderlooze Prin
ses toekomt riep Mylady, maar de
Prinses zelve barstte thans in een
luid gegil uit, en Susan, die bezorgd
werd over hel kind, wist Mylady te
bewegen hare toestemming te geven,
dat het kind terstond naar de kin
derkamer zou gebracht worden, die
voor haar gereed gemaakt was, opdat
het daar gevoed, verwarmden on
middellijk ontkleed mocht worden.
Susan had iets eigenaardigs in haar
slem, dat den menschen dwong naar
haar te luisteren, en de tegenwoor
dige dringende noodzakelijkheid kreeg
den boventoon op de begeerte der
Gravin, om de waardigheid harer
kleindochter op te houden, en zoo
togen zij uit de zaal, gevolgd door
de vrouwelijke Widienden, terwijl de
Graaf en zijn zoons niet weinig ver
heugd waren, dat zij zich uit de
voeten konden makenhunne gerust
stelling, wat betreft de te verwachten
gast, had nu plaats gemaakt voor
een ontsteltenis van geheel anderen
aard.
Er brandde reeds een koesterend
vuur, en alles wat destijds tot de be
hoeften van een kind te behooren
gerekend werd, was er aanwezig, en
de arme kleine Lady Arbell werd nu
bevrijd van hare zwachtels en mocht
hare kleine leden uitstrekken op den
schoot harer kindermeid de eenig
werkelijk verkwikkelijke rust voor
kleine kinderen van alle tijden en
standen maar er was nog geen
einde gekomen aan de drukte en be
weging, want de grootmoeder, in de
kamer rond ziende, vroeg: „waar is
de met paarlemoer ingelegde wieg?
Waarom is daarvoor niet gezorgd?
Breng ze dadelijk hier."
Deze wieg nu, van gebeeldhouwd
cederhout en ingelegd met paarle
moer, was een doopgeschenk geweest
voor den armen kleinen George, den
eersten mannelijken erfgenaam der
Talbots, en was steeds door zijne
moeder beschouwd geworden als een
schat van bizondere waarde. Geen
wonder, dat Mylady's vraag haar
pijnlijk aandeed en ontslemde, en dat
zij pruilend zeide: „'t was de wieg
mijns zoons; zij behoort mij toe."
„Zij is het eigendom der familie.
Gij daar," riep zij, zich tot twee der
dienstboden wendende, „bezorg die
wieg dadelijk hier!"
De dames, behoorende tol het ge
slacht Hardwieke, waren niet zeer
lankmoedig, en zij waren ook niel
gewoon van haar hart een moordkuil
te maken, en Maria barstte nu dan
ook in hartstochtelijke tranen uit en
riep, dat het kind van Bess de wieg
van haar overleden George niet heb
ben zou, en zij vloog voor de dienst
boden uit, om de bedoelde wieg weg
te sluiten. Lady Shrewsbury zou haar
zeker achterna gevlogen zijn, en ^iet
geschroomd hebben van hare vuisten
en nagels gebruik te maken, zelfs
tegen haar gehuwde dochter, zoo
haar niet eene zware tafel in den
weg had gestaan, en dit maakte het
voor Susan mogelijk, zich voor haar
op de knieën te werpen, en haar
te smeeken, eenig geduld te oefenen.
„Gij, gij, Susan Talbo'.P ij moest
beter weten, dan partij te trekken
voor een ongehoorzame, brutale
heks als die daar. Ga uit den weg,
zeg ik je 1" en toen Susan, nog steeds
op de knieën liggend, haar bij het
rijkleed vasthield, gaf de Gravin haar
een duchtigen klap om de ooren.
Maar zij had als jong meisjen reeds
kennis gemaakt met Mylady's hard
handigheid, en zonder hel rijkleed
los te laten, bleef zij smeeken„luister,
luister een oogenblik slechts naar
mij, Mylady! O, wist ge slechts hoe
bitter bedroefd haar hart is, en hoe
innig zij den kleinen George heeft lief
gehad!"
„Dal mag geene reden voor haar
zijn, om met minachting te spreken
over haar overleden zuster, op wie
zij altijd jaloersch geweest is 1"
„O mevrouw, dat moet gij niet
zeggenZij heeft tranen van biltere
droefheid geschreid om die arme Lady
Lennox. Zij bedoelt niets kwaads,
maar zij hecht zoo biznnder veel
waarde aan die wieg, waarin haar
zoontjen gestorven is zij heeft
die tegenwoordig nog naast haar
bed slaan, en hare kamenier heeft
me verteld, hoe zij, hoe vroolijk zij
zich overdag ook moge voordoen,
nog steeds des nachts ligt te schreien,
alsof haar 't hart zal breken."
Lady Shrewsbury kwam in wal
zachter stemming. „Is George in die
wieg gestorven?" vroeg zij.
„Ja, mevrouw. Hij had op zijns
vaders knie gezeten, en 't was, of hij
zich wal beter voelde en slaap kreeg;
daarom lag Sir Gilbert hem in de
wieg, en toen rekte hij zich al trillend
uit, slaakte een diepe zucht, en daar-
meê was 't lieve schepselljen overge
gaan naar het Paradijs."
„Hebt gij hem zien sterven, Susan P"
„Ja, mevrouw. Mrs. Maria had mij
verzocht te komen, maar niemand
kon daar eenige hulp verleenen, waar
hel de wil des Hemels was, het kind
weg te nemen."
„Ware ik daar geweest," sprak de
Gravin, „ik die acht kinderen groot
gebracht heb, zonder er één te ver
liezen, ik zou het wel in 't leven gehou
den hebben! Is George dus in die ce
derhouten wieg gestorven Nu, laat
Maria dat ding dan maar behouden!
't Zou kunnen wezen, dat de geur
van dit cederhout eene verkeerde
uilwerking had, en dat het kind beter
er buiten slapen zal. 'I Is nu te laat,
om dezen avond nog iets te doen;
maar morgen zal het kind overeen
komstig de aanspraken harer geboorte
gehuisvest zijn, in de audiëntiezaal."
„O, mevrouw!" sprak Susan. „Zou
het wel goed voor het lieve kind zijn,
als de boden van Hare Majesteit, die
zoo vaak hier komen, het bericht
overbrachten, dal zij hier zoo gehuis
vest was?"
„Ik heb het recht om mijn klein
kind te huisvesten waar en hoe het
mij goeddunkt in mijn eigen huis."
„Ja, mevrouw, dat is ontwijfelbaar
waar; maar 't is u bekend, hoe de
Koningin al degenen behandelt, die
in vervolg van tijd wellicht eenige
aanspraak zullen hebben op den
troon; en indien haar eens werd me
degedeeld door een der spionnen,
die ons hier altijd omringen, hoe er
koninklijke eer bewezen werd aan
de kleine Lady Arbel, zou er dan niet
veel kans bestaan, dat de kleine aan
uwe voogdij ontrokken, en elders be
steed werd, waar men niel zooveel
liefde en zorg voor haar ten beste zou
hebben
De Gravin wilde niet laten merken,
dat deze opmerking eenige uitwer
king op haar had, en deed alsoi een
of ander geluid, dat het kind deed
hooren, haar aandacht onverdeeld in
beslag nam. 't Was een zwak schep
selljen, en zij koesterde een echte
grootmoeders-genegenheid voor het
kind, ongerekend haar onzinnigen
hoogmoed en eerzucht, zoodat het
haar verheugde, over de belangen
der kleine te kunnen beraadslagen
met Susan, die haar opvoeding zoo
veel eer had aangedaan, dal zij thans
in haar oogen eene moeder was, die
versland genoeg had, om hare kinde
ren niet te laten wegkwijnen en ster
ven eene zeldzame verdienste in die
dagen, en eene die aan Susan niet
ontzegd kon worden, ofschoon zij wel
wist, dat haar eigentlijk de eer daar
van niel toekwam.
Cis had er al dien tijd bij gestaan
als een klein standbeeld, want nie
mand, zelfs niet de jeugdige Lady
Talbot, dorst, zonder daartoe uitge-
noodigd te zijn, gaan zitten in tegen
woordigheid van den Graaf of de
Gravin; maar hare donkere wenk
brauwen waren gefronst, en hare
grijze oogen merkten alles op wat
er voorviel.
„Moeder," sprak zij, toen zij op hare
makke muildieren naar huis reden,
„voeren aanzienlijke dames altijd zoo'n
ruwe taal tegen elkander?"
„Ik ben niet veel met aanzienlijke
dames in aanraking geweest, Cis, en
Mylady de Gravin is altijd goed-voor
me geweest."
„Antony heeft me gezegd, dal de
Schotsche Koningin en tiare dames
nooit elkander zoo barsch en ruw
bejegenen, als Mylady en hare dochters
'l elkaar doen."
„Woorden, die zoo in drilt uitge-
flapt worden, gaan niet altijd diep,
Gis," sprak de moeder. „Ik mag het
wel, dat men aan de menschen maar
zonder omwegen zegt, waar het op
staat." En haar hart begon onrustig
te kloppen, toen het haar te binnen
schoot, dal zij iets gezegd had, waarin
eene veroordeeling van 's meiskens
eigen moeder lag opgesloten, en dat
zij ook toorn en drift als iels goeds
verdedigd haden daarom liet zij er
op volgen„hoe dal ook wezen moge,
't is een geluk, als men zijn tong in
bedwang leert houden."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE KEVEN LOOSJES, te Haarlem.