ouden Franschman loe, Maitre Gorion,
den heelmeester der Koningin, die
van zijn paard sprong, en spoedig
zich over haar kori heenboog, en,
zoo zacht mogelijk fluisterend, eenige
woorden met haar wisselde; maar
door hel opdringen van hen, die in
de achterhoede warenkwam Dick
zoo dicht bij het tweetal, dat hij met
zekerheid hoorde, dat zij Fransch
spraken, gelijk hij trouwens ook wel
wist, dat het Mr. Gorion nooit gelukte,
als hij trachtte zich verstaanbaar in
'tEngelsch uitledrukken.
De jongen, grootgebracht onder
de onafgebroken voorzichtigheid en
argwaan van Sheffield, reikhalsde er
naar, om iemand aanteklagen, van
wien hij zeker wist, dat hij een samen
zweerder was; maar hij raakte be
klemd tusschen de paarden en de
menschen, zoodat hij niet kon weg
komen of zien, wat er voorviel, tot
dat opeens allen rechts en links
uit elkander stoven, en er tegelijk
door de dames, die vooraan stonden,
een ijselijk gegil werd aangeheven.
Toen Dick genoeg uil het gedrang
was geraakt, om iets te kunnen zien,
zag hij zijn vader met haastige schre
den naar een groep menschen loo-
pen, die rondom iemand, die daar
vóór hel huis op den grond lag,
stonden, en daar hoorde men uit
roepen: „Die arme jonge dame! De
heelmeester! Kom spoedig, de Ko
ningin vraagt naar u, mijnheer," ter
wijl Cicely's paard met leugellooze
vaart langs hem heen snelde.
„Laat me door! laat me door!"
schreeuwde de jongen: ,,'t is mijne
zuster!"
Hij wierp aan een stalknecht zijn
teugel toeen zich al dringende tus
schen de paarden en de ellebogen
door een weg banende, kreeg hij
eindelijk Cis te zien, die daar op den
grond lag met gesloten oogen en met
het hoold op den schoot zijner moe
der, terwijl de Fransche chirurgijn
zich over haar heen boog. Zij liet
een gil hooren, toen hij haar arm
aanraakte, en hij zeide iets in zijn
mengelmoes van Fransch en Engelsch,
dat Dick niet verstaan kon. De Ko
ningin stond er vlak bij; zij was
blijkbaar zeer zenuwachtig en vroeg
met de grootste bezorgdheid naar
alles, terwijl, op hare Fransche ma
nier, haar handen druk in beweging
waren. Dick was zeer ontsteld en
strompelde er naar loe, maar kwam
er eerst bij op hel oogenblik, dat
zijn vader Cicely op zijn armen ge
nomen had, om haar de trap op naar
boven te dragen. Dick volgde hem
zoo dicht achterna, als 't hem maar
mogelijk was, maar hij liep daar als
een blinde te midden val al die men
schen in dal vreemd huis, totdat
hij op eene lange gaanderij kwam,
waar hem, evenals aan verscheiden
andere personen van beide seksen,
het verder gaan belet werd. „Komt,
heeren en dames," liet de stem van
den hofmeester zich hooren; ,,'t zal
het best wezen, als gij u nu allen
naar uwe kamers begeefter is hier
niets voor u te doen."
Hij veroorloofde evenwel Dick te
blijven slaan leunen tegen de balus
trade van de trap, die naar de bui
tenzijde van het huis voerde, en het
duurde geen minuut, of zijn vader
keerde terug. „Zoo, Dick, zijl gij
daar, dal is goed!" sprak hij. „Neen,
ge kunt daar niet binnen gaan. Ze
gaan de arme kleine Cis ontkleeden.
Eigenllijk kwam het me niet voor,
dal zij zoo erg beletsel had bekomen,
dal uwe moeder zich er niet mede
had kunnen redden, maar die Fran
sche chirurgijn drong zich zoo op,
en de Koningin was er op gesteld.
Vraagt ge me, hoe het zoo gekomen
isDal kan ik je indedaad nauwlijks
zeggen, maar ik geloof, dat een van
de paarden der Franschen wat wild
werd, 't zij omdat het dier door een
vlieg gestoken werd, 't zij doordat
het zoolang moest stilstaan om de
aanspraak van dien dokter daar aan
te hooren. Hij moest noodzakelijk
het beest met zijn karwats bedwin
gen, en zoo gebeurde het, dat hij bij
ongeluk het paard van Cis raakte,
dat op zijde sprong, en Cis, die wat
onachtzaam op dat nieuw-modische
Fransche zadel zat, werd er in een
oogenblik afgeworpen."
„Ik zal haar er braaf om uitlachen,
dat zij zich van het paard heeft laten
werpen door een Franschman met
zijn karwats," zeide Dick.
„Ik hoop, dat zij maar niet veel
letsel zal hebben gekregen," sprak
zijn vader, met angstige bezorgdheid
naar de trap ziende. „Waar waart
gij, Dick? Ik had je geheel uit het
oog verloren."
„Ik zocht u, vader, want ik had
wat vreemds gezien," antwoordde
Dick. „Die vrouw, die te Tideswell
met ons gesproken heeft, was hier
weêr; ja, zij praatte met dien kleinen
ouden Franschman, dien zij Gorion
noemen denzelfde, die nu bij Cis
is."
„Wat zegt ge? 't Is te dwaas,
jongen 1 Die snuiter, hoe lang hij
ook hier verkeerd heeft, verstaat geen
vijf woorden Engelsch achterelkaar!
Zelfs nu is een van de dienstmaagden
der Koningin naar binnen gegaan, om
hem tot tolk te dienen."
„Dat weet ik wel, vader. Daarom
juist verbaasde het mij zoo, en zocht
ik u, omdat ik het u wilde mede-
deelen."
„Hoe zag die vrouw er zoo wat
uil?" vroeg Richard.
Dick's beschrijving van de vrouw
gaf niet veel licht, en zijn vader ge
lastte hem, zich zoo spoedig mogelijk
naar het plein te begeven en de vrouw
aan te houden, indien hij haar daar
mocht aantreffenbezig met hare
snuisterijen aan de badgasten te koop
aan te bieden, waarbij hij hem voor
schreef, haar niet door een gebie
denden toon te verontrusten, maar
haar hoop te geven op een kooper
van hare prullen. Fier op den hem
opgedragen last, snelde de knaap
voort, maar ofschoon hij langs al de
op het grasperk vergaderde groepen
liep, en twee kunstemakers en een
poppekast op zijn weg ontmoette,
benevens een beer en een aap, mocht
het hem toch niet gelukken de koop
vrouw in halssnoeren en armbanden
op te sporen.
HOOFDSTUK XIV.
De monogrammen.
Toen Cicely door Mr. Talbot in
eene kamer gedragen en hall be
wusteloos en kermend op het groote
ledikant van gesneden hout neder-
gelegd was, had Mrs. Talbot door
woorden en gebaren al de overbodige
toeschouwers hel vertrek doen ver
laten. Liefst had zij alleen, geholpen
door de dienstmaagd, het onderzoek
ingesteld, waartoe zij zich heel goed
in staal rekende, maar men kon de
aangeboden diensten van Maitre Go
rion niet van de hand wijzen, ook
niet die van Mrs. Kennedydie scheen
te meenen, dat zij zich het bestuur
over de ziekekamer mocht aanmatigen.
Onder hare bevelen scheen Susan te
staan, toen zij de kleederen van het
meisjen los maakte, terwijl Mrs. Ken
nedy de nauwe mouw van het rij
kleed opstroopte, en zoo arm en
schouder ontblootte, die erg geschaafd
en gekneusd waren, maar niet ge
broken, zooals Mrs. Kennedy haar
mededeelde, nadat zij van den Fransch
man een paar zeer vlug gesproken,
voor de Engelsche dame onverslaan
bare woorden had opgevangen, en
Susan, die zich wat op het toontjen
getrapt voelde, omdat men dus in
hare rechten trad, was op het punt
om te zeggen, dal zij zulks ook geen
oogenblik vermoed had. 4
De chirurgijn liep haastig naar de
deur, en een oogenblik hoopte zij,
dat zij van hem af was, maar hij had
zich slechts verwijderd, om weêrom
te komen met een keurig net kistjen,
waarmeê zijn stalknecht buiten de
kamer had staan te wachten, en waar
uit hij een fleschjen haalde en een
spons, terwijl hij weder heel vlug
eenige woorden sprak.
„Nu, mevrouw," sprak Jean Ken
nedy, „til gij nu het meisjen wat
op, trek haar keursjen wat naar be
neden, dan zullen we haar schouder
wat wasschen. Zoo 1 Maar, de
Heilige Maagd sla me bij!"
„Ah! Mort de ma vie!"
Deze twee kreten kwamen tege
lijkertijd over de lippen van de Schot-
sche kamenier en van den Franschen
dokter. Susan zag -- zij had er op
dit oogenblik niet aan gedacht het
zonderlinge brandmerk op den schou
der van haar pleegkind, 't welk zij
indedaad niet meer gezien had, sinds
Cicely den leeftijd bereikt had, waar
op zij wat kleeden en wasschen be
treft zichzelve had kunnen helpen,
terwijl het natuurlijk buiten het be
reik van 's meisjens eigen oog geweest
was. Er werd in 't eerste oogenblik
geen woord meer gesproken, want
Cis begon nu lot zichzelve te komen,
en was zoo verbaasd en ontsteld,
dat zij al de aandacht vereischte der
beide vrouwen, die haar tol bedaren
trachtten te brengenmaar toen zij
het overige gedeelte van haar keurslijl
op zijde schoven, opdat zij gemak
kelijk mocht kunnen gaan liggen,
ontblootte Mrs. Kennedy weder met
vlugge hand genoeg van den ande
ren schouder, om iets van het daarop
ingebrande monogram te zien te krij-
gen-
Er werd geen woord gesproken.
Deze twee waren niet gedurende zoo
vele jaren in dienst geweest van eene
verdachte en gevangen Koningin, zon
der geleerd te hebben voorzichtig
en steeds op haar hoede te zijn
maar toen zij, na aan Cis nog een
koortsmiddel ingegeven te hebben,
het vertrek verlieten, kon het niet
anders, of bij Susan kwam de vraag
op, of zij nu hun ontdekking aan
hunne gebiedster zouden mededeelen.
Gedurende het eerste kwartier, dat
nu volgde, vereischte de patiënt al
haar aandacht, en er bestond voor
Mrs. Talbot geen mogelijkheid, om
gehoor te geven aan de uitnoodiging
om aan 't middagmaal te komen,
welke door het luiden van de klok
gericht werd tot allen, die er belang
bij hadden. Toen echter Cis inslaap
gevallen was, werd het mogelijk, over
den toestand na te denken. Zij voor
zag' een onderzoek, en zou er veel
voor over gehad hebben, als zij een
woord of wat met ha3r echtgenoot
had kunnen wisselenmaar al na
denkende kwam zij tot de overtui
ging, dat het van 't hoogste belang
was, met het oog op zijne veiligheid,
niet te openbaren, dat hij en zij
eenig vermoeden gehad hadden be
treffende den rang van hun pleegkind,
liet bestaan van de perkamenten
strook mocht desnoods erkend wor
den, maar te openbaren, dat Richard
het geheimschrif ontcijferd had, zou
hem zeer zeker in gevaar brengen.
Zij was juist, wat dit belieft, voor
zichzelve lot eene zekere overtuiging
gekomen, toen er aan de deur geklopt
werd, en Mrs. Kennedy binnenkwam
met een blad, waarop een beker wijn
stond, terwijl zij van eene dienst
bode, die buiten de deur bleef staan,
een ander blad overnam, waarop
eenige schotels met spijs stonden,
die zij op den breeden rand van de
diepe vensterbank neêrzetten. Zij
kwam daarop naar hel bed toe loopen,
en noodigde Mrs. Talbot uit wal te
eten, terwijl zij zoolang op de patiënt
zou passen. Susan gaf daaiaan ge
hoor, alhoewel zij maar weinig eet
lust had, en Mrs. Kennedy, nadat zij
een minuut of wat had staan te
peinzen, kwam toen naar de venster
bank loe. Zij was eene rijzige vrouw;
haar geelachtig hair begon al wat te
grijzenzij had scherpe, sluwe oogen,
maar die toch somtijds een uitdruk
king van groote teederheid vertoon
den; en haar gelaatstrekken waren
wel niet jeugdig meer, maar geen
zier ouwelijker, dan veertien jaar ge
leden, toen Susan haar voor de eerste
maal gezien had. In haar spreken
was zij rustig en bedaard, en wat zij
zeide, boezemde vertrouwen in door
een eigenaardige beradenheid, beschei
denheid en welwillendheid.
„Mevrouw," sprak zij met haar
welluidend Schotsch akcent, wel zacht,
maar toch niet fluisterend, en hare
scherpe oogen op Susan vestigend
„mevrouw, vanwaar heeft uw doch-
terljen die merkteekenen? Ge behoeft
niet te vreezen, dat zij iets hooren
zal van 't geen gij zegt, want die
drank van Maitre Gorion zal haar wel
nog een paar uur slapende doen blij
ven, en ik stel er veel belang in te
welen, hoe zij aan die brandmerken
komt."
„Zij had ze al, toen zjj bij ons
kwam," antwoordde Susan.
„Ge zult me toch niet willen wijs
maken, dat zij die teekenen reeds bij
hare geboorte hadriep Mrs. Jean
uit. „Zoo iets zou voor een getrou
wen Schotschen Katholiek een mirakel
zijn, laat staan voor een Engelschen
ketter."
„Neen," zeide Susan, die indedaad
dit antwoord slechts gegeven had,
teneinde zichzelve tijd te geven om
te bedenken, of er ook mogelijkheid
bestond, haar echtgenoot er bij te
laten komen. „Ik heb nooit geloofd,
dat zij die teekenen bij hare geboorte
reeds gehad zou hebben."
„Vrouw," hernam Jean Kennedy,
en zij legde eene krachtige maar-
zachte hand op die van Susan, „dit
is geene zaak om over te schertsen.
Is dit meisjen uw eigen kind 0, ik
heb altijd bij mezelve gedacht, dat zij
meer de goede Schotsche gelaatstrek
ken had, dan die eener Engelsche.
Achze hebben dus het arme kind
gevangen genomen! En wie heeft
haar aan u ter verpleging gegeven?
Uw echtgenoot vermoed ik."
„De Heer van hemel en aarde,"
antwoordde Susan. „Mijn echtgenoot
heelt haar van het wrak van een
schip gehaald, bij Spurn Head, en zij
was het eenige levendige schepsel,
dat daarop achtergebleven was."
„Heer in den hemel!" riep Mrs.
Kennedy uil, en zij was blijkbaar
diep getroffenalhoewel hel haar
nog gelukte, zich te bedwingen. „En
wanneer heeft dal plaats gehad?"
„Twee dageu na beloken Paschen,
in liet jaar onzes lleeren 1568," ant
woordde Susan.
„Bij de Heilige Moeder Gods!"
sprak Jean weder, met zachte slem,
en het leeken des Kiuises makend.
„En wal is er geworden van de
trouwe Ailie ik meen," vervolgde
zij, zichzelve in de rede vallend, „wat
is er geworden van hen, die met haar
op het schip waren?"
„Geen enkele heeft er het leven
afgebracht," antwoordde Susan op
ernsligen loon. „De stuurman van het
schip mijns echtgenools heeft het
kleine schepsel genomen uit de armen
barer zoogster, die alleen met haar
door het scheepsvolk scheen achter
gelaten te zijn, vastgebonden aan het
wrak, en die pas bezweken scheen
te zijn onder heigeen zij van den
storm en van de golven te verduren
had gehad, want zij was nog warm.
Ik woonde toen te Huil, en zij hebben
mij het kindeken gebracht, juist nog
bij lijds om het met Gods zegen in
het leven te kunnen houden."
„En het schip?" vroeg Jean.
Wordt vervolgd
Gedrukt bg DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.