BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit liet Engelscli van Charlotte Yonge.
26)
HOOFDSTUK XVI.
De spelonk van de Peak.
't Was volkomen waar, dat in dit
tijdperk Koningin Maria goede hoop
had om uil hare gevangenschap ver
lost ie worden, en wel op de meest
mogelijk bevredigende wijze waar
bij zij echter alsland moest doen van
het denkbeeld om ook als Koningin
van Engeland begroet te worden. Er
werd werkelijk onderhandeld met
Jakobus VI en Elizabeth over haar
invrijheidstelling. Jakobus had eigen
handig aan haar geschreven, en zij
had er voor de eerste maal in toe
gestemd, hein den titel van Koning
van Schotland te geven, liet ontwerp,
dat zij gezamenllijk met hem zou
regeeren, was in overweging geno
men, en ieder der partijen wees er
op, welk eene ontzaggelijke inschik
kelijkheid dit in zijn of haar oogeri
zou zijn! Derhalve was hel volstrekt
niet onwaarschijnlijk, dat Mylady Bride
erkend zou worden, en dat zij hare
pozitie als dochter der Koningin zou
innemen. Daarom kon Maria, toen
het haar eens gelukte Mr. Richard
Talbot en zijne vrouw alzonderlijk te
spreken, zich genadiglijk verwaardi
gen hun haar dank te betuigen, voor
de zorg, die zij gewijd hadden aan
het grootbrengen harer dochter, ge
heel en al alsof zij hel meisjen vrij
willig aan hen toevertrouwd had,
terwijl zij er bij voegde, dat zij ver
trouwde in de gelegenheid te zullen
zijn hen te beloonen voor hetgeen
zij gedaan hadden.
Mrs. Susan's hart kromp ineen van
pijn, juist zooals het geval zou ge
weest zijn, als men haar dank be
tuigd had voor hare goede zorg voor
Humfrey, en Dicken haar echtgenoot
antwoordde: „wij verlangen geen be
looning, mevrouw. Het meisjen zelf)
zoolang zij het onze was, was zelve
belooning genoeg."
„En ik moet u nog dringend ver
zoeken, of ge de goedheid wilt hebben
haar nog voor eene korte poos de
uwe te laten blijven," hernam Maria,
op vorstelijk gebiedenden toon, „tot
dat deze onderhandeling zal zijn af-
geloopen, en ik vrij zal zijnzoolang
acht ik hel beter, dat zij blijft door
gaan voor uwe dochter. Ilel kind
zelf heeft me bezworen bij alles wat
haar heilig is," vervolgde Maria, met
genadige welwillendheid, „dat gij
haar geheim zult bewaren ja, zij
wordt eene kleine furie, wanneer ik
mijne vrees te kennen geef, dal gij
daartegen gewetens-bezwaren zoudt
hebben."
„Neen, mevrouw, dit is geen staats
geheim, dat ik, zonder eerloos te
zijn, niet zou mogen verzwijgen,"
antwoordde Richard.
„Dat is een echt Engelsch besef
van redelijkheid!" riep Maria uit.
„Ik mag er dus op rekenen, dat gij
aan mijne dochter de bescherming
van uw naam en uw huis zult ver
kenen, totdat ik mijn aanspraak op
haar kan doen gelden, en haar de
plaats kan doen innemen, die haar
toekomt. Ja, en zoo deze geheim
houding aanstoot mocht geven, en
u de ongenade van mijne goede
zuster op den hals mocht halen, dan
verzeker ik u, dat zij, die mijne
dochter zoo liefderijk van den dood
gered en verpleegd hebben, de eerste
aanspraak zullen hebben op het beste
wat ik zal kunnen geven, als ik in
mijn koningschap zal hersteld zijn."
„Wij zijn Uwer Majesteit zeer ver
plicht voor hare gunst," sprak Ri
chard op ietwat stijven toon„maar
ik hoop nooit eenig land dan mijn
eigen te dienen."
,,Ah! Daar openbaart zich uw
fièrelé weder!" riep Maria uit. „Ik
prijs mijne zuster gelukkig, dat zij
onderdanen heelt, wier eergevoel zoo
krachtig ontwikkeld is. Gelukkig prijs
ik ook mijn kind, dat zij door zulke
ouders is opgevoed!"
„Richard boog zich. 't Was alles
wat een man doen kon bij zulk eene
toespraak, en Maria liet er verder op
volgen„zij heelt mij medegedeeld,
hoever uwe goedheid jegens haar zich
heeft uitgestrekt, 't Is goed, dat gij
zoo voorzichtig gehandeld hebt van
te zorgen, dal de harten der kinderen
zich tot niets verbonden hebben, want,
gelijk wij allen maar al te goed we
ten: wie van koninklijken bloede is,
mag geen hart hebben."
„Ik weet dat zeer goed, mevrouw,"
antwoordde Richard, en daarmede
nam voor ditmaal het onderhoud een
einde. De Koningin was de innemend
heid zelve geweest, vervuld van dank
baarheid, en in alle opzichten rede
lijk wat haar verzoeken betreft; en
toch was beider voldoening niet on
verdeeld, niettegenstaande zij geen
van beiden dachten, dat hun zoon
zich de hem wachtende teleurstelling
erg zou aantrekken. Richard kon hel
inslinktmatige veroordeel, dat mannen
van zijne geaardheid tegen zachte
woorden hebben, maar niet van zich
alzetten, en Susan's moederhart kwam
geheel in opstand tegen hel onver
mijdelijke; niet alleen was zij bedroefd
over den slag, die aan hare liefde was
toegebracht, maar de treurige voor
gevoelens, wat betreft het toekomstig
welzijn van haar aangenomen kind,
kwamen bij haar op. Zelfs al konden
de schitterendste verwachtingen ver
wezenlijkt worden, ook dan nog was
het lot, dat der Schotsche Prinses
wachtte in de oogen der Engelsche
vrouw niet zeer schitterend; en of
de arme Bride Hepburn wel eens als
Prinses zou erkend worden, 't was
alles behalve zeker, daar, indien haar
vadei nog in leven was (en hij was
in 1577 zeer zeker in leven geweest,
in Noorwegen), beiden, de Koningin
en het Schotsche volk, het raadzaam
zouden oordeelen, het huwelijk niet
te erkennen. In allen gevalle meende
Susan alle reden te hebben, om zich te
verontrusten zoowel over het geluk
als over den godsdienst van het kind,
voor 't welk zij de liefde eener moe
der gevoeld had. Ofschoon hare zelf-
beheersching maakte, dat men het
niet vermoedde, was waarschijnlijk
Mrs. Susan onder hen, die zich te
Buxton bevonden, degene die zich
het diepst rampzalig voelde. De ge
vangen Koningin had haar hoop op
vrijheid en haar onlangs wederge-
vonden dochter, die vooralsnog voor
haar slechts eene bron van genot
was, en alles behalve een last, terwijl
de Graaf de verzekering had ontvan
gen, dat de lasteringen zijner vrouw
vergeten waren, llij was zeker van de
gunst zijner soevereine, en kon nu
het einde voorzien van zijn vervelend
cipierschapen zoo lag er een waas
van ongewone levendigheid en vroo-
lijkheid over het geheele verblijf te
Buxton, waar het indedaad altijd
door min of meer feestelijk toeging.
Wat Gis zelve betrof, hare nachten
deden haar denken aan een voortdu
rend tooversprookjen, en zoo was
het indedaad altijd, wanneer zij alleen
was met de in het geheim ingewijden
en dit waren dan ook al die leden
van het gevolg harer moeder, die van
den beginne af daartoe behoord had
den, en die bekend waren met hare
geboorte te Lochleven, lieden die al
te veel gevaarlijke geheimen bewaard
hadden, om niet volkomen vertrouwd
te kunnen worden, wat dit eene ge
heim betreft, en wier behoedzaamheid
zoo door en door geoefend was, dal
zij bij het naderen van een vreemde
terstond eene andere houding aanna
men, zoodat dan de eerbiedige hoffe
lijkheid, die zij verschuldigd waren
aan de prinses, plaats maakte voor
de goedhartige beleefdheid van hof
dames jegens de kleine Cicely Talbot.
Mrs. Susan had zich in 't eerst
aangenaam aangedaan gevoeld door de
oprechte verzekeringen van het jonge
meisjen van onveranderlijke genegen
heid en gehechtheid, en werkelijk
was ook Gis aan haar gehecht ge
weest met de vertrouwelijke genegen
heid van eene, die haar leven lang
als hare dochter geweest was. Maar
na verloop van eenigen tijd, toen voort
durend alle denkbare liefkozingen en
betuigingen van teedere liefde hel
meisjen ten deele vielen, telkens en
telkens weêr de schitterendste voor
spellingen aangaande hare toekomst
werden uitgesproken, en zij aanhou
dend tot in de kleinste bijzonder
heden het bekoorlijke van het hofleven
hoorde afschilderen, dat Maria in
Frankrijk geleid had, en waarvan de
heerlijkheden, onder den indruk van
hel kontrast, dat daarmede bijna
twintig jaren van ellende en gevan
genschap boden, niet zonder over
drijving beschreven werden, lag het
in den aard der zaak, dat Cis den tijd
dien zij genoodzaakt was bij Mrs. Tal
bot door te brengen, beschouwde, zoo
als pen vertroeteld kind zijn terug
keer naar de gestrenge bonne of
gouvernante beschouwt, nadat het
eenigen tijd in den prettigen salon
heelt mogen doorbrengen. Cis had er
aardigheid aan, de eenvoudige huis
vrouw in verbazing te brengen met
de zonderlinge beschrijvingen van het
vroolijke Fransche leven of van de
schitterende luchtkasteelen, waarvan
zij in de vertrekken der Koningin
gehoord hadmaar zij nam het kwa
lijk, als Mrs. Susan de waarheid daar
van soms in twijfel trok, of die wijze
van leven al keurde. Zij wasstuursch
en kribbig, zoo vaak hare pleegmoe
der haar gezag liet gelden, en een
of tweemaal liet zij zich bijna verlei
den om tegenover haar een toon aan
te slaan, die eene gestrenge lichame
lijke kastijding tengevolge zou gehad
hebben voor iedere eigen dochter
zelfs van zeventien jaar reeds.'t Was
goed, dat de Gravin en hare scherp
ziende dochter Mary afwezig waren,
daar het zien van zulk een „onbe
hoorlijk gedrag van zoo'n onbe
schaamd kind" geleid zou hebben
tot een inmenging,- welke de zaken
lot het uiterste zou gedreven hebben.
Desniettemin, hoeveel geduld zij ook
oefende, moest Susan toch gevoelen,
dat de liefde van het meisjen voor
haar verflauwde; en, eigentlijk, hoe
kon zij er over klagen, daar die liefde
werd overgedragen op de ware moe
der van het kind? Als zij maar had
kunnen hopen, dat het bevorderlijk
was aan het geluk van het dierbare
meisjen, dan zou het nog niet zoo
hard geweest zijn. Maar nu was 't
eene bittere beproeving, en zelfs haar
echtgenoot vermoedde niet, hoe bitter
deze was.
De Koningin nam inlusschen in
beterschap en kraeht toe in het prach
tige zomerweder. Haar rheumatisme
had haar verlaten, en zij reed dage
lijks te paard uit en kon zich uren
lang met het balspel vermaken, na
den avondmaaltijd, op de lange schit
terende Juli-avonden. Cis, wier schou
der nu geheel genezen was, speelde
met het grootste genot op het gras
perk, waar zij op zekeren avond
kennis maakte met een jeugdigen edel
man en zijne zusters uit de nabijheid,
die met hun vader hun hulde waren
koinen brengen aan Mylord den
Graaf, als het hoofd van geheel Hal-
lamshire. De Graaf, ofschoon het wel
wat in strijd was met de strenge
voorschriften van den laatsten tijd,
waagde het hem uittenoodigen te
blijven soepeeren met de huishouding,
en na afloop van dien avondmaaltijd
verschenen zij met de anderen op het
grasperk.
Cis wandelde tusschen den jeugdi
gen jonker en zijne zuster in, en zij
lachtte en praatte druk, want zij had
in lang niet het genot gesmaakt van
-V-
vrij verkeer met hare medeburgers
in het gelukkige land der jeugd.
Mrs. Susan sloeg haar met eenige
ongerustheid gade, en zag haar thans
hen brengen daar, waar zij zelve het
voorrecht had te mogen komen, maar
waar voor vreemden de toegang al
tijd verboden was, op het grasperk,
dal voor het balspel bestemd en voor
de Koningin gerezerveerd was, en
dat zij nu juist betrad.
„Cicely!" riep zij, maar de jonge
dame hoorde niet of wilde niethoo-
ren, zoodat zij genoodzaakt was, haas
tig er heen te loopen, het gezelschap
te achterhalen, en met hoffelijke ver
ontschuldiging hen te verzoeken, het
verboden terrein weder te verlaten.
Met vele verontschuldigingen gehoor
zaamden de anderen terstond, maar
Cis kreeg eene kleur en riep: „de
Koningin zal het volstrekt niet kwa
lijk nemen
„Daarvan is op 't oogenblik geen
sprake, Cicely," sprak Mrs. Susan op
ernstigen toon. „Mr. en Miss Eyre
gevoelen wel, dal wij aan Mylord den
Graaf gehoorzaamheid verschuldigd
zijn."
Mr. Eyre, een wel opgevoed jong
edelman, antwoordde weltevreden,
dat Mrs. Talbot geen onbeleefdheid
bedoelde, maar Cis pruilde en prut
telde, blijkbaar tot groole verbazing
van Miss Alice Eyre; en Mrs. Susan
begon, om haar aandacht af te lei
den, haar te vragen, waar hare
woning gelegen, en hoe ver rijdens
het was.
Cis bleef nooit lang uit haar hu
meur, en zeide opeens: „O, moe
der, Mr. Eyre zegt, dat er eene
wonderlijke spelonk in de nabijheid
van zijns vaders huis is, waarin van
't gewelf af lichtkronen hangen even
als in eene domkerk, en groole ge
dekte tafels en standbeelden staan,
alles reusachtig groot en spookachtig
van vorm, veel mooier dan in dit
Pool's Hol. llij zegt, dat zijn vader
de spelonk zal laten verlichten, wan
neer wij er heen rijden om ze te
bezien."
„We zijn Mr. Eyre zeer verplicht
voor zijne welwillendheid," zeide
Susan, maar Cis hoorde wel aan den
toon, waarop zij dit zeide, dat het
op eene weigering zou neerkomen,
en begon daarom krachtiger op hare
toestemming aan te dringen.
„Het kan gebeuren, als mijn- man
zijne toestemming er toe wil ver-
leenen," klonk hel ernstige antwoord,
en tegelijkertijd nam zij hoffelijk maar
vastberaden afscheid van de vreem
den, en liet hare dochter hetzelfde
doen, ofschoon Cis zich er tegen
wilde verzetten, en op ietwat tar-
tenden toon er aan toevoegde„ik
zal uwe belofte niet vergeten, sir;
ik verlang zeer de spelonk te zien."
„Kind, kind," sprak Susan op drin
genden toon, zoodra zij buiten het
gehoor der anderen waren, „wees
toch op je hoede! Ge zult je zelve
verraden, door zulk een houding
tegenover mij aan te nemen!"
„Maar, moeder, zij verlangden zoo
de Koningin te zien, en er zou vol
strekt geen kwaad in gestoken heb
ben. 'tZijn zeer beminnelijke jonge
lieden, en de jonge Mr. Eyre is .een
vriend van den armen Mr. Babing-
lon,"
„Maar dat is eene reden te meer,
Cis, waarom ik hen niet gaarne ver
der had willen laten doorgaan, 't Ver
wondert me niet zoo zeer van u,
beste meid, maar gij en de Koningin,
uwe moeder, moet blijven bedenken,
dat, zoolang gij voor onze dochter
doorgaat, en u als zoodanig door ons
vertrouwen geschonken wordt, gij
niets moet doen, waardoor gij dat
vertrouwen zoudt kunnen verbeuren,
of uw va Mr. Richard meen -ik,
in ongelegenheid zoudt kunnen
brengen."
{JVordt vervolgd
Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES, te Haarlem.