HAARLEMSCH
Eerste Blad.
No. 100.
Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracfit 86.
Negende Jaargang.
van WOENSDAG 14 December 1887.
Nieuwsberichten.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf,25.
franco p. post ,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk.
Prijs per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
voor de plaatsing, en blijf ik met achting
Vw Dio. Dienaar
E. PINÉDO.
Mijnheer de Redacteur,
Vergun mij een kort woord, naar aan
leiding van de Kroniek in No. 99 van
uw veelgelezen blad. Daarin doet U het
voorkomen, alsof ik mij beklaagde in mijn
verzoekschrift van 7 dezer. Dit is minder
juist. Ziehier de toedracht: Op 24 Aug.
1.1. zond ik aan den Gemeenteraad een
verzoekschrift, waarbij ik aanboodals
paoht voor het stuk grond in den Hout
thans in gebruik by dc Sociëteit „Trouw
moet blyken," doven en behalve het daar-
stellen van een sierlyk gebouw, het geven
van muziekuitvoeringen enz., bijvoorbeeld
drie duizend gulden per jaar. Ik vernam
van ter zijde, dat officieele personen zou
den gezegd hebben, dat „by voorbeeld" wil
zeggen, dit is geen bod, dit is maar zoo
los daarheen geworpen; daarop wendde
ik mij 26 November opnieuw tot den
Gemeenteraad, met de mededeeling, dat
ik met mgn aanbod, vervat in mijn ver
zoekschrift van 24 Aug., het minimum
bedoelde, en het „meerdere of veel hoogere
bedrag" afhangt van den langeren termgn
waarvoor ik dat stuk grond in pacht zal
kunnen krijgen. Nu dacht ik toch wol
door Burgemeester en Wethouders gehoord
te worden, alvorens zg den Raad rappor
teerden, maar hoe verwonderd en zoo
luidt mijn verzoekschrift van 7 Dec.
was ik op laatstgenoemden datum, toen
ik las, dat B. en W. rapport hadden uit
gebracht op een rekest van de Sociëteit,
dat nog niet eens bij den Raad was in
gekomen, dus door den Raad nog niet iu
hunne handen was gesteld. Terwgl B. en
W. in drie en een halve maand, dat mijn
verzoek in hunne handen was, geen tgd
hadden kunnen vinden mg te hooren. Ook
verzocht ik aan den Raad in het laatste
verzoekschrift om nog geen beginsel naar
aanleiding van het rapport van B. en W.
uit te spreken over een zaak welke ook
zoo nauw de gemeenteiinancien raakt.
Ziehier M. de R. een trouw relaas van
het gebeurde. Ik wil niet in de mérites van
mijn verzoek treden, alleen wgs ik D er
op, dat met ongeveer 'n twintigmaal
hoogere pacht, ieder burgerten allen tijde,
zooveel mogelgk van den gemeenschap-
pelgken grond kan gebruik maken. Het
rapport van B. en W. luidt ongeveer:
Mgn verzoek aan te houden; aan de
Sociëteit te berichten, dat zg de pacht
kunnen krggen, mits er zoo nu en dan
ook eens voor de burgerg gelegenheid is,
om er tegen entree te mogen komen, en
dat alsdan 'n gedeelte van die entree ten
voordeele der gemeente komt. Er zgn
p.m. 400 leden der Sociëteit; deze beta
len ƒ160, dus elk lid ƒ0.40 per jaar,
hoeveel moet nu een burger betalen om
er nu en dan te mogen komen en welk
burger zal bg een opgedrongen gastheer
„logé" willen zijn en welk gastheer ziet
gaarne zijn opgedrongen „logées"? Die
opbrengst zal dus wel nihil zijn, en bo
vendien, de „burger" staat m. i. te hoog
om te veronderstellen, dat zij aan de kluif,
hen door B. en W. toegeworpen, zullen
knagen. Verder zoo leest men in het
rapport moet de Sociëteit voor 1 Ja
nuari a. s. beslissen. Waarom die spoed?
Is dit om elke publiciteit te weren of
om de „goe gemeente" voor een fait ac
compli te stellen. Het gebouw en de tent
wil ik, als ik pachter wordt, wel over
nemen. Aanvaard M. de R. mgn dank
AI. de R.l
Toevallig zag ik in den nacht van 10
op 11 December 1.1., hoe spoedig na de
alarmeering de politie met haar slangen
wagen verscheen voor het brandende per
ceel in de Lange Annastraat. Hieruit bleek
mg, van hoeveel nut de slangen wagen zgn
kan, tenminste, indien er niet een „maar"
bg komt, zooals toen. Dat „maar" was,
dat de schroef van de standpgp van den
slangenwagen niet wilde pakken op die
van de waterleiding, zoodat na eenig tobben
eene andere, verder gelegene kraan moest
worden gezocht. Deze voldeed, doch in
middels was de brand door emmers water
gebluscht. Zou dit voorval niet aanleiding
moeten geven, tot het beproeven van alle
kranen, om zoodoende ernstige onheilen
te voorkomen?
Hopende op eenige ruimte voor dit
schrgven in uw blad, ben ik
hoogachtend
Uio dr.
X.
Weten en Werken.
Maandag avond was het in Weten en
Werken heel gezellig. Ten eerste waren
de mannen zoo beleefd om, op verzoek
van Menke, niet te rooken voor den aan
vang en daarom was en bleef het nu
frisch. Ten tweede zaten we, ook
alweer door de goede zorgen van Menke
zóó dicht bgeen geschikt, dat er geen
plekje onbezet bleef. Alle zitplaatsen waren
in beslag genomen en de staanplaatsen
ook. Ten derde, de heer Dyserinck zou
spreken en wg hadden dus een genoeg-
lgken avond te wachten.
Voor een kring als „Weten en Werken"
worden sprekers vereischt van zeer bg-
zondere gaven. Het gehoor bestaat uit
mannen, die op een zekere mate van ont
wikkeling kunnen bogen. Die ontwikke
ling danken zg in de eerste plaats uit
de zucht naar kennis en ten gevolge daar
van aan de verkregen kennis, die alweer van
het eerste een gevolg is. Wie dus in We
ten en Werken spreekt houdt hiermee
rekening.
De bezoekers behooren allen tot den
handwerksstand en beoogen boven het
nut der samenkomsten ook het genoegen.
Een geestig spreker doet dus in Weten
en Werken opgeld. Dr Dyserinck vol
doet aan deze eischendaarom behoort
hg tot de meest begeerde Sprekers.
De mensch en zgne ontwikkeling was het
onderwerp waarmede hg de avond opende.
Spreker vergelgkt den mensch als na
tuurwezen met een erts, dat rijk is aan
metaal. Doch inspanning, moeite, door
zicht kost het, het edele uit het minder
edele hoofdbestanddeel te voorschgn te
brengen. De ontwikkeling van het hulp
behoevende kind tot deugd, wetenschap
en kunst, waarvoor de kiemen bg hem
aanwezig zgn, wordt daargesteld door op
voeding en onderwgs. Toch komen on
danks het aanwezig zgn van de kiemen,
velen niet tot den noodigen graad van
ontwikkeling en dit kwaad doet zich voor
in alle standen omdat de jeugdige men-
schen te vroeg aan opvoeding en onderwijs
onttrokken worden.
Spreker schetste de ontwikkeling van
het kind door de tgdperken des levens en
laschte hier een gedicht van Beets in en
daar een schoone gedachte van DaCosta
om aan te toonen wat het kind worden
kan in zgne rgping tot dichter.
In gloeiende taal beschreef Spreker den
geleerde en den kunstenaar heide uit het na
tuurwezen ontwikkeld. Toch kunnen niet
allen den hoogsten trap bereikenen deze
is ook niet aan een bepaalden stand ge
bonden, maar opvoeding en onderwgs moe
ten ieder vormen tot denkende wezens,
tot mannen van zedelgken ernst. Waar
dit niet het geval is, ontstaat „het schuim
der natie." Doch dit „schuim" is een
bestanddeel van het erts dat het edele
metaal bevathet is dus waardig bewerkt
te worden anders loopt het gevaar te
worden de dommekracht in handen der
volksberoerders.
De heer Dyserinck bracht in her
innering wat de Lesseps getuigt van
de werklieden, die hg bezigt en die niet
altgd tot de beste behoorden. Hg meende
dat de man slecht wordt door vrees of
door honger en dat het hem altgd was voor
gekomen, dat waar deze beiden niet aanwe
zig waren, de mensoh de achting voor zioh-
zelven nooit verliezen konde,terwgl Spreker
nog een citaat aanhaalde van Johannes van
Vloten. Is het gemakkeüjk om tot die
ontwikkeling te komen? Neen, de smelt
kroes des lgdeBS, de onspoeden des levens,
de tegenkanting der wereld stalen den man,
ontwikkelen hem, leiden hem tot hooger,
steeds hooger, al strgdende tot overwin
ning. Willen wg hiertoe geraken, zeide
Spreker, laat ons dan beginnen elke men-
schelgke ziel te waardeeren, laten wg onze
kinderen goed opvoeden, laten wg zelf
iedere gelegenheid aangrg pen tot zelfstan
dige ontwikkeling.
Vormt de natuur den mensch zelf tot
ontwikkeling? Soms, ja, ontmoet men
van die vroegrgpe geniën, doch deze zgn
niet te vertrouwen; dit leert de geschie
denis. Een en ander samenvattend wees
Spreker den weg aan om mede te werken
tot de algemeene ontwikkeling waardoor
wg zullen worden, burgers in den edelsten
zin des woords en tot verwezenlgking van
dit ideaal breuge ieder bg naar de mate
zgner ontwikkeling.
Na deze „pakkende voordracht" die,
de luide blgken van instemming ge
tuigden het met de meest gespannen
belangstelling was gevolgd, liet Spreker
een opstelletje volgen, even tintelend van
vernuft als nieuw in opvatting, handelend
over de stopwoorden. Toen hebben wg
ons vermaakt met de soms zotte, altgd
zinledige klanken, woorden en zinnen die
als zoodanig gebezigd worden en wg heb
ben gelachen om de beteekenis, of liever
om het onbeduidende er van en wg hebben
ons verwonderd, dat er zooveel stopwoor
den of gebrekswoorden gebezigd werden
door de menschen die bij gemis aan
woorden meenen hun weinige ontwik»
keling te kunnen bemantelen door eene
uitdrukking die niets beduidt. Natuurlgk
maken alle stervelingen zich wel eens aan
dit kwaad schuldig, maar nu wg er zoo
heuschelgk op gewezen zijn, zullen wg ons
bepaald ook in dit opzicht trachten te
beteren, om later bg een nieuwe samen
komst in Weten en Werken met opge
heven hoofde te kunnen verklaren dat
de spreekbeurt van Dr. Dyserinck ons
goed is geweest.
Den volgenden Maandag treedt op de
heer J. H. Scholten van Amsterdam.
In de zitting der Tweede Kamer van
Donderdag was eerst het voldoend aantal
leden niet aanwezig; gelukkig kwamen
er nog een stuk of wat opdagen, zoodat
men met de zaken kon voortgaan. De
beraadslagingen over Hoofdst. III van de
Staatsbegrooting RuitenlZaken) werd
voorgezet. De heer van Bylandt vroeg
inlichtingen omtrent de telegrafiesche ge
meenschap met Engeland, de Snezkanaal-
overeenkomst, en betreffende de vestiging
van een Engelsch konsulair agent op Noord-
Borneo. De Min. van Bnitenl. Zaken
begon met opentlgk zgn dank uit te
spreken voor de menschlievendheid en
hulpvaardigheid, waarmede de ongeluk
kige schipbreukelingen van de Scholten
te Dover waren bejegend. De kwestie der
aanvaringen beschouwde hg als bg uit
nemendheid internationaaluniformiteit
en stabiliteit zijn daarbij hoofdvereisch-
ten. De Suez-kanaal-kommissie geeft aan
Nederland aandeel in het toezicht, zonder
verplichting tot deelneming aan maatre
gelen tot handhaving der neutraliteit. Van
onderhandelingen van Belgie en Duitsch-
land met Engeland betreffende eene spe
ciale telegraaf-gemeenschap was den Min.
niets bekend. De heer Reuther stelde
voor het traktement van den kanselier
bü ons gezantschap te Londen te ver-
hoogen met 300, en nadat dit amen
dement met 32 tegen 26 stemmen was
aangenomen, werd het geheele Hoofdstuk
III goedgekeurd met algemeene stemmen,
op die van den heer Keuchenius na. Bg
het algemeen debat over Hoofdst. IV
Justitiewerd door de heeren van Baar
en van Diggelen de wenschelgkheid uit
gesproken eener regeling betreffende de
Zigeuners. De heer Mackay bracht ter
sprake een arrest van den Hoogen Raad,
waarbg bepaald werd, dat een ingezetene
den toegang tot zgne woning mag wei
geren wanneer de politie dien toegang
verlangt teneinde een tot gevangenschap
veroordeelde, die zich niet tot het onder
gaan zgner straf heeft aangemeld, te
arresteeren. Met het oog op deze leemte
in onze strafwetgeving drong spreker aan op
het nemen van maatregelen tot steun der
justitie. De heer v. Osenbruggen vroeg
inlichting omtrent een herziening der
wetboeken. In eene keurige rede
bracht de heer Levy de werkzaamheid
der Staats-kommissie voor de herziening
van het wetboek van Koophandel, waar
mede hg wenschte, dat meer spoed werd
gemaakt. - De heer van der Biesen
wenschte bescherming van onze nationale
zedelg kheid tegen de café-chantantswaarin
avond aan avond vreemde vrouwelgke en
mannelgke smeerpoetsen onze jongelieden
ten verderve trachtten te voeren. Hij drong
aan op strenge handhaving der wet op
uitzetting van vreemdelingen. De
heer Schimmelpenninck v. d. Oye drong
aan op vermeerdering van het aantal no
tarissen, maar de heer de Ranitz kwam
daartegen op. Dezelfde spreker betoogde
de wenschelgkheid, om bg de berechting
van appèl-zaken in de strafkamers der
Hoven het aantal rechters op 4 te bren
gen. - De heer Hartogh drong aan op
herziening van het wetboek van rechts
vordering. De heer Cremers Almelo
bestreed de opheffing van eenige hoven.-
De heer v. d. Feltz kwam op tegen eenige
benoemingen van notarissen, welke den
schijn van partijdigheid deden ontstaan.
De Min. van Justitie achtte vermeerde-