BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonge.
36)
Dit bevredigde Humfrey voor eene
korte poos, vooral daar de bel luidde
voor den ongewoon lang uitgestelden
maaltijd, en hij zich haasten moest,
om zekere merkteekenen, die geluk
kig aangebracht waren door de stekels
van de egelantierhaag, niet door Ba-
bington's wapen, zooveel mogelijk
weg te wisschen.
Dal er een weinig bloed gestort
was, was te zien aan de punt van
zijn degen, maar Antony had ontkend,
dat hij gewond was, toen de heer
des huizes was toegeschoten, en in
de hitte van de berisping, die deze
had doen hooren, hadden vader en
zoon nauwlijks er iels van gemerkt,
dal Antony, alvorens zich te verwij
deren, een zakdoek om zijne linker
hand gewonden had.
Voordat de maaltijd was afgeloo-
pen, kwam een knecht binnen met
de boodschap, dat Mr. Will Caven
dish aan de deur was en Mr. Hum
frey wenschte te spreken. De schrik
sloeg de dames om hel hart, daar zij
vreesden, dal het een uildaging zou
zijn, en zij wierpen een smeekenden
blik op den vader, als om te vragen
dat deze tusschen beiden zou komen
maar Richard Talbot bleel stil zitten
en stelde zich tevreden met te zeggen,
toen zijn zoon verlof vroeg om de
talel te verlaten: „toon u een verstan
dig man zoowel als een man van
eer!"
't Verheugde hen zeer, dat een
minuut later Humlrey terugkwam,
om zijn vader te verzoeken, of hij
even bij de deur wilde komen, waai
Will Cavendish te paard zat. Hij was
gekomen op verlangen van Babing-
lon, die volstrekt gewild had, dat de
ontmoeting geheim zou worden ge
houden maar een der dienstboden
moest, of uit den tuin of uit het
park, er iets van gezien hebben, voor
dat de barbier van het kasteel zijn
hand verbonden had, en de man, die
de boodschap overbracht, had gezegd,
dat „Mylady in een barer razende
buien was," en er van gesproken had,
den jongen Humlrey in den kerker
te smijten, of liever nog hem te laten
ophangen om zijn onbeschaamdheid.
Babinglon, die aan zijn vrienden
verteld had, dat hij zich eene wonde
had toegebracht met zijn jachtmes,
terwijl liij bezig was geweest een
hert te ontweien, had zich nu ge
noodzaakt gezien, in haast het voor
gevallene mede te deelen aan Will
Cavendish, die het naast bij de hand
was, en had hem verzocht zoo spoe
dig mogelijk naar Humlrey te rijden,
om hem aan te raden onmiddellijk
te vertrekken, indien hij wilde voor
komen, dal zijne reis op onaange
name wijze werd uitgesteld.
„Mylord wil liever thans mijne moe
der niet dwarsboomen," zeide de
jonge Cavendish met een halven glim
lach; „en olschoon het niet waar
schijnlijk is, dat er veel onheil uit
de zaak zou voortkomen, ook al wil
de zij voor het oogenblik beslag leg
gen op Humlrey, hij zou er toch last
van kunnen hebben, en 't zou hem
misschien verhinderen zijne plannen
ten uitvoer te brengen, en daarom
zal 't zeker 't best voor hem zijn,
te maken, dat hij wegkomt, voor 't
geval dat het Tony niet mocht geluk
ken Mylady aan 't verstand te bren
gen, dat de geheele zaak niets te
beteekenen heelt."
Will Cavendish was een vriend en
kameraad van Humlrey en Antony
beiden geweest, in hunne jongensja
ren, en zijne waarschuwing verdiende
het volste vertrouwen.
„Ik weel niet, waarom ik me uit
de voeten zou maken, alsof ik iets
kwaads gedaan had," sprak Humfrey,
zich in al zijn lengte oprichtende.
„Ja," merkte Will op, „Mylord is
altijd vertoornd, wanneer onder ons
de degens getrokken worden; en 't
kon best gebeuren, dat hij daartoe
opgehitst door mijne moeder je
gedurende een week ol zoo in het
cachot liet brommen. En ik moet,
wat mij aangaat, ook zeggen, dat het
eene vreemde bejegening was, dat ge
den armen Babinglon zoo op 't lijf
vielt, omdat hij je zuster het hof
maakte. Ware zij je verloofde geweest
in plaats van je zuster, dan zou er
meer tot je verontschuldiging te zeg
gen geweest zijn, maar nu, moet ik
zeggen, is er niets, dat je woede le
gen den armen Tony rechtvaardigt."
„Hij viel haar lastig, terwijl zij
niets met hem wilde te doen hebben,"
zeide Humlrey, die nu gevoelde, hoe
hij zichzeiven in ongelegenheid ge
bracht had.
Will heelt gelijk," liet de vader
er op volgen, begrijpende, dat het in
allen gevalle op hun aller weg lag,
onderzoek naar de oorzaak van Hum
frey's hartstochtelijk optreden te ver
mijden, daar noch Cicely's geboorte,
noch Antony's gevaarlijke gezindheid
als verontschuldiging kon worden
bijgebracht. „Als ge een paar weken
in hechtenis moest doorbrengen, zou
dal je verhinderen je reisplannen ten
uitvoer te brengen. Daarom willen
we maar zorgen, dal ge terstond
wegkomt."
„Ueel me niet mede, waar hij ge
durende dezen nacht verblijf houdt,"
zeide Cavendish op veelbeteekenen-
den loon. „Vaarwel, Humlrey! Ik
moet zorgen dat ik terug ben, voor
dat men iets van mijn afwezigheid
merkt. Ik vertrouw, dal ge de schepen
van den Spanjaard in vuur en vlam
zult hebben doen opgaan, en dat ge
den zak vol dollars zult hebben, als
we je weêrzien."
„Vaarwel, Will, en ontvang mijn
vriendelijken dank," antwoordde Hum
lrey, terwijl zij elkaar de hand druk
ten. „En zeg aan Antony, dat ik hem
zeer erkentelijk ben voor zijne wel
willende gezindheid jegens mij, en
dat ik hem het beste loewensch."
„Dal is goed, mijn zoon," sprak
Richard, toen Cavendish wegreed.
„Babinglon is hartstochtelijk en een
zwaktioold, en ik vrees, dat hij zich
heelt laten vangen in de nelten der
Scholsehe dame; maar hij zou nooit
iets doen, dal hij zeil als trouweloos
heid beschouwde tegenover een kame
raad. Ik wenschte wel, dat ik het
zelfde van hem getuigen kon wat
betreft zijne betrekking tot de Ko
ningin."
„En wilt gij haar tegen hem in
uw hoede nemen, mijnheer V' vroeg
Humfrey op ernstigen toon.
„Zooais ik haar in mijn hoede zou
willen nemen legen ik zou haast
zeggen legen den Franschman en
den Spanjaard, maar het arme
meisjen! dat zal misschien haar
eenige kans zijn, als hare moeder
weder op den troon mocht komen,"
en toen Humfrey de schouders op
haalde, om te toonen, hoe onwaar
schijnlijk hij dal achtte, vervolgde
hij: „maar we moeten maken, dat
ge wegkomt, mijn jongen. Arme
moeder Dit verhaast het afscheid voor
haar; maar 'l is misschien zoo het
beste."
In haast werd alles geregeld, opdat
Humfrey dadelijk kon vertrekken. Het
plan was, dat hij de gastvrijheid zou
inroepen van een landedelman, die op
hel feest geweest was, en die hem
had uitgenoodigd, als hij op reis
ging, een kleinen omweg te maken
en een paar dagen ten zijnent door
te brengen. Humfrey had toen voor
die uitnoodiging bedankt, maar gast
vrijheid was in die dagen zeer elastiek,
en hij twijfelde er niet aan, of hij
zou welkom zijn. Zijn vader zou daar
den volgenden dag Dick en zijne
bagage brengen.
Zoo konden er maar een minuut
of wat aan het afscheid nemen ge
wijd worden, en Richard had hel
wel gevoeld dit was voor allen
hel beste, ook voor de bezorgde moe
der. Cicely liep tnet de overigen nu
hier, dan daar, in de drukte voor de
toebereidselen voor de reis, totdat
Humfrey, met haastige schreden naar
boven gaande, haar op de trap tegen
kwam, met een pakjen kanten man
chetten van hem in haar hand.
Hij leidde zijn hand op de hare,
waarmeê zij zich aan de trapleuning
vasthield, en riep uit: „mijne Prinses,
mijne Prinses, doet gij dit voor mij
„Ge hebt mooie komplimenten
leeren maken, Humfrey," sprak Cis,
en, olschoon hare lippen trilden, deed
zij haar best om zich goed te houden.
„Ach, Cis! Ge weet maar al te
goed, wat me niet mooie woorden
maar de eenvoudige waarheid geleerd
heeft. Wees niet bang voor mij; ik
weet, wal je toekomt, Cis! We plach
ten nooit te gelooven de verhalen
en balladen, waarin voorkwamen rid
ders, die Prinsessen aanbaden, die
boven hun bereik waren, zonder hoop
op meer dan op een blik zonder dat
zij zelfs meer dorsten wenschenCis,
het is de volle waarheid! Waar ge
je ook ophouden raoogt, bij wien ge
je ook bevinden moogt, één zal altijd
bereid wezen, je alle mogelijke dienst
te bewijzen, en je nooit om iets
vragen behalve dat ge mijner met
lietde zult gedenken, als den broeder
uwer kinderjaren-
„Miss Cis," riep eene der meiden,
mevrouw wacht op die manchetten."
Cis spoedde zich naar beneden,
maar de kus, dien hij haar op de
hand gedrukt had, bleef daarop als
't ware ingeprent, veel meer dan de
eigentlijke afscheidskus, dien hij haar
gal, en met welken hij dat wisten
en gevoelden beiden tegenover
de aanwezigen zijn karakter als haar
broeder ophouden moest.
HOOFDSTUK XX.
Wingfikld Manor.
Het trekken van degens en zwaar
den werd in de dagen van Koningin
Elizabeth niet als een afschuwelijk
misdrijf beschouwd. Onder gewone
omstandigheden was 't niet waar
schijnlijk, dal het een moord tenge
volge zou hebbenen 't stond meer
gelijk met het boksen op openbare
scholen in later dagen, dat men be
schouwde als een bewijs van lieren
moed, en als een middel om te voor
komen, dat oneenigheden kwaad bloed
„zetten.
Lady Shrewsbury, evenwel, was
zeer verstoord over zulk eene verme
tele bejegening van den minnaar, dien
zij gesteund had met haar despotieken
invloed; en, niettegenstaandeBabing-
ton de zaak zeer luchtig opvatte en
verklaarde, dat hij wel wal al te
voortvarend geweest was met zijn
aanzoek, en dat de blijkbare ontstel
tenis der jonge dame de aanleiding
geweest was, dat haar broeder toe
geschoten was om haar te bescher
men, werden vier dienaren door hare
Ladyschap afgezonden, met last om
terstond Mr. Humfrey voor haar te
brengen, opdat hij zich mocht ver
antwoorden.
Zij kregen van Mr. Talbot eenvou
dig ten antwoord, dat Mr. Humfrey
reeds op reis was gegaan. De dienaren,
die daartoe geen orders ontvangen
hadden, dachten er niet aan, hem te
achtervolgen, en, na eene korte tus-
schenpoos achtte Mr. Richard het ver
standig, zich naar het Heerenhuis te
begeven, om daar eenige opheldering
betreffende de zaak te geven.
De Gravin school op hem toe in
een harer buien van ontoombare
woede een dier buien, waarvan
zelfs Gilbert Talbot vermeed bizonder-
heden aan zijn vader mede te deelen
zij maakte Richard's gezin uit voor
al wat leelijk was, en zijn zoon in
de eerste plaats, op de meest be-
leedigende wijze, en verweel hem
op bitteren loon, dat zij aldus de
gunst vergolden hadden, die zij aan
hunne bedel-arrae, door de natuur
misdeelde en door eene verkeerde
opvoeding bedorven dochter bewezen
had. Richard stond zwijgend en ern
stig tegenover haar, met zijn hoed
in de hand, even roerloos en kalm,
als trolseerde hij een lelie bries op
het dek van zijn schip, wanneer hij
in het ruiine sop was, en het volste
vertrouwen stelde op zijn takelage.
Hij opende zelfs de lippen niet, maar
staarde de Gravin onalgebroken aan,
met een strakken blik, die haar
blijkbaar ietwat van haar stuk bracht,
want zij vroeg, waarom hij haar
zoo aanstaarde, als ware zij een zijner
vlegelachtige knechts.
„Omdat Mylady niet meer weet wat
zij zegt," antwoordde hij.
„Wal vermeet ge jeVerrader, ad
der die ge zijt, afhankelijke schurk,
schandvlek van ons geslachtWaagt
ge 't mij te Irotseeren mij'.'" gilde
Mylady. „Waagt ge 't ik zeg
Had de zeeman zich maar een
weinig minder kalm en vastberaden
aangesteld, zeker had Mylady haar
gebalde vuist op zijn ooi doen neder-
komen, maar hij was als een rots,
waartegen de branding in t ijdel ge
weld aanklotst, en nadat zij nog
meer ruwe scheldwoorden uitgebraakt
had, dan deze bladzijden mogen be
vlekken, verwaardigde zij zich te vra
gen, wat hij voornemens was te zeg
gen tot verontschuldiging van zijn
zoon.
„Alleen dit, mevrouw, dat mijn
zoon zells nooit gehooid had van
Babington's aanzoek, en nog veel
minder, dat dal aanzoek door Uwe
Ladyschap begunstigd werd. Hij zag
hem voor Cicely nederknielen in den
tuin, en dat het meisjen daardoor
blijkbaar in de grootste verlegenheid
gebracht werd. Daar vielen harde
woorden, en de klingen werden ge
lrokken. Dat is alles. Ik heb hen ge
scheiden, en ik heb hen elkander de
hand zien drukken."
„Dat zegt Mr. Babinglon ook. Hij
wil de beleediging over 't hoofd zien,
en dat willen ik en Mylord ook, op
voorwaarde dal gij, om 't weêr goed
te maken, onmiddellijk uwe toestem-
wilt geven tot dit huwelijk."
„Dat, mevrouw, kan ik niet doen."
Zij liet hem niet verder spreken,
en de storm was opnieuw uitgebar
sten, toen Babinglon van een lus-
schenpoos gebruikt maakte, en zeide
„ik dank u, mevrouw, en smeek u
dringend, dat ge u de zaak niet zoo
aantrekt. Indien mij maar een korte
tijd vergund wordt, hoop ik aan de
zen waardigen gentleman te doen
inzien, waarom hij mij zijne schoone
jonkvrouw niet laager houden mag."
„Werkelijk!" riep de Gravin uit.
„Staal gij op zoo verlrouwehjken voet
met eikaarIk zou wel eens willen
welen, waar ge een beter begunstiger
zoudl kunnen vinden dan mijZoo'n
hoogen dunk hebben jonge mannen
tegenwoordig van zichzeiven; zij ge
looven waarlijk, dat zij het wat
een huwelijk betreft nog verder
zullen brengen met hun eigen ver
diensten en aantrekkelijke hoedanig
heden, dan door het woord en den
wil van menschen, die hooger staan
dan zij. Nu, ge moogt, wal mij betreft,
heengaan! Ik laat me aan de zaak
niet meer gelegen liggen. De een is
al even ondankbaar als de ander.
De beide heeren moesten het zich
laten welgevallen, dal zij op zoo
vriendelijke wijze weggezonden wer
den terwijl zij beiden hoopten
dat 'de Gravin getrouw zou blijven
aan haar besluitom zich aan
de zaak niet meer gelegen te laten
liggen.
(ffordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.