Mijnheer de Redacteur! U is zoo goed geweest, het schrijven, dat ik, ook nit naam van mijnen vriend, U den 4en dezer zond, een plaatsje in Ow advertentieblad te gnnneu. Dit moe digt ons aan, U weer eens mede te deelen, wat wij in de laatste dagen zooal met elkander bespraken. Wellicht kan U ook dit schryven in Uw blad opnemen. Wij zijn dan, volgens ons plan tot de vereeuiging„Sociaal Belang" toegetreden, op gevaar af voor socialen te worden uitgemaakt. Bestond dat gevaar werkelijk, waar mijn vriend en ik het lang niet over eens zyn dan hebben wij er toch niet lang in verkeerd. Bij meerder heid van stemmen heeft de metamorphose van „candidaat socialen'' in volktbe- langers" plaats gehad. Maar, dat gebeurde pas in de tweede vergadering. In de eerste vergadering ging het recht naar mijn zin. U moet weten, M. d. R., dat ik er tamelijk op gerekend had, kie zer te worden, maar ik had al min of meer officieel vernomen, dat mijn naam op de kiezerslijsten zou prijken. Ik woon op mijne tegenwoordige kamers enkele weken te kort, maar toch betaal ik er evenveel huur als op mijne vorige. Ik voor mij vind dien maatstaf van een langeren of korteren hnurtijd eener zelfde kamer al les behalve billijk. Moet ik uit een schrij ver in de „Oprechte" van den 9en j. 1. opmaken, dat de nieuwe kiezers het vooral aan den Heer Famcombe Sanders te dan ken hebben, dat zij nu reeds kiezers zijn, dan houd ik mijn bedankje thnis. Maar misschien hebben wij niet juist gelezen. In die zelfde „Haarlemmer" stond ook, dat wij dit niet goed kunnen. Het is best mogelijk, maar bewezen is het niet, wanneer men ons verwijt, den inhoud der vele geschriften van den Heer F. S. met te hebben begrepen. Wij hadden toch niet beweerd, die gelezen te hebben alleen las ik zijne toespraak in de open bare vergadering van de vrijzinnige kiesvereeniging gehouden. Wij niet-kie- zers, hadden er weinig over gedacht, een of ander geschrift van den Heer F. S. te lezen en ik geloof, dat de meeste zij ner kiezers zfif dit evenmin gedaan heb ben. Doch ter zake. In die eerste ver gadering genoot ik, want daar was ik kiezer. Tweemaal eene vrije stemmingen ééne herstemming! Zooveel plezier hebben de kiezers van hun stemrecht niet. En ik was er trotsoh op, dat de vier Heeren, die ik stemde, ook gekozen werden. Yoor de rest was de eerste vergadering niet belangrijk. Precies eene week later stap ten wij naar onze tweede bijeenkomst. Dat was een vreemd gezicht, M. d. R. een andere Voorzitter, en dan zoo'n jonge man! Nu, zeide mijn vriend, die Voor zitter van de vorige week heeft groot gelijk, dat hij niet verder onze vereeni- ging presideeren wil. Men zou allicht den naam krijgen, heter op gemunt te hebben gehad, om Voorzitter in eene nieuwe kies vereeniging en wie weet, wat nog meer, te wordenmen kan niet te voorzichtig zijn tegenwoordig. Ik antwoordde: ja, kameraad, dat is zijne zaak, maar het komt er voor ons slechts op aan, of wij met de verandering verbeterd zijn. En daar ben ik nu nog niet zeker van, M. de R. ziet u, onze nieuwe Voorzitter is beleefdhij wordt niet boos, als wij in gevoelen met hem verschillen hij hoort nauwkeurig toe, zoodat hij de bedoeling der sprekers niet verkeerd of maar ten halve vat; hij wil een constitutioneel voorzitter zijn, die, zijne persoonlijke ge voelens niet verbergende, toch de uit voerder zal wezen van den wil der meerderheid onzer vereeniging; maar er komt een maar bij. Die openingsrede kan mij maar niet bevallen. Ik vrees, dat velen zullen meenen, dat de Voorzitter uit naam der vereeniging, althans van het bestuur sprak, toen hij nationalisee ring van den grond als het eenige mid del noemde, om de maatschappelijke toe standen te verbeteren. Is dat het geval, dan zullen zij, die eerst om Sociaal Be langd niet wilden toetreden, nu van ons wegblijven, omdat volgens hen de ver eeniging een verkeerden naam draagt. Zij had nu „Communeel Belang" moeten heeten, zal men zeggen. Ik weet niet, wat men onder die nationaliseering van den grond verstaat. Ik dacht, dat men den grond alleen in handen van Neder landers wilde zien, zoodat vreemden hier geen grondeigendom konden hebben maar mijn vriend zegt: neen, de bedoeling is, om allen grond in handen te brengen van den Staat, die hem bij gedeelten aan het j volk verpacht. Hoe het dan zou moeten gaan, begrijp ik niet, M. de R. Kan U ons daarover inlichten Zou het dan beter worden dan het nu is, nu men er reeds zoo over klaagt, dat de meeste boeren pachters zijn En zouden wij dan allen zoowat aan de boerderij moeten gaan doen En als wij dan eens in een ongelukkig jaar weinig verdienen, en op onzen tijd de pacht niet bij den ontvanger betalen, zullen wij dan een briefje van 5 cents en hooger, en eindelijk een soldaat in huis krijgen, of zal dan de Staat even als sommige brave grondeigenaars, ons dis pensatie verleenen? Ik ben benieuwd naar de openbare vergadering, waarin onze Voorzitter ons eens in die zaken zal in wijden. Ik hoop in elk geval, dat ieder in onze goede stad er door tot de over tuiging kan komen, dat wij geen socialen zijn en ook niet van de commune; dit is noodig, opdat nog velen toetreden en er van onze vereeniging kracht uitga. Verder hadden wij in onze vergadering te beraadslagen over het uitnoodigen van Sprekers. U weet al, M. de R., welke Heeren zullen worden nitgenoodigd en wat hun zal worden gevraagd. Mijn vriend en ik stemden in denzelfden geest. Dr. Smit willen wij niet hooren. Die man is door vakgenooten, zijne eigen collega's, in het ongelijk gesteldwat wil men meer tegen hem? Ik geloof, dat om die reden verscheidene der aanwezige werklieden ook tegen hem stemden. Het eerst werd ge sproken over den Heer F. S. Daarbij kwam nog ter sprake een boekje, getiteld „Treurig", door een werkman-kiezer. Ik had dat boekje ook present gekregen, en zoodra ik het maar gezien had zeide ik ook: „ja, treurig, waarom zet de schrij ver zijn naam er niet op?" Ziet U, de R., als wij aan iemand schrijven, dan zetten wij onze namen er onder. Ik heet Castor, mijn kameraad, Polluxwij be minnen elkander als ons zeiven, en U kent ons. Zoo moet het. Maar nu staat er „Werkman-kiezer", en ik geloof nooit, dat hij dat is. Zoo iemand leest doorgaans de Handelingen der Staten-Generaal niet, en heeft ook maar niet zooveel geld, om ons leden allen een present-exemplaar per post te zenden. Toch heb ik „Treurig" gelezen, en daarna moest ik zeggen, dat de schry ver(?) ook niet noodig had zijn naam te noemen Hijzelf schrijft cr weinig in, maar hij laat tegen onzen afgevaardigde spreken de H. H. de Ruiter Zijlker, Goeman Borgesias, de Meijier, Lieftinck en den minister Heems kerk. Van die flinke mannen zijn hunne eigene woorden aangehaald. Zij spreken dus en ook de heer Sanders, maar hoe wordt deze door hen en naar verdien ste terechtgezet. Wel staat niet alles geschreven, wat die heeren toen spraken, maar dat heeft o i. niet noodig, om het beeld van den heer F. S. zich te vormen, tijdens de beraadslaging over de in „Treurig" wij bedoelen geene an dere behandelde zaken. De bovenge noemde mannen ontmoeten in de Tweede Kamer den heer F. S. dagelijks, en daar om gelden zij bij ons meer, dan eenig ander, die hem in Volksbelang bestrijdt of aanbeveelt. Ik kan niet in het publiek spreken, M. de R., anders was ik in de vergadering opgekomen tegen eene ver dediging van den heer F. S. Men voerde in zijn voordeel aan, dat hij evenzoo ge stemd had als van Houten, maar die heer is in mijn oog steeds een partij breker geweest. Hij streed tegen Kappeijne, tot deze viel. Hij reikte meermalen den heer Schaepman de hand. Hij heeft in Gronin gen ook al over uitbreiding van onteige- ningsrecht gesproken. In Groningen moet men weten, wien men kiezen wil, en de Haarlemers moeten het hier weten. De heer v. Houten is in ieder geval een man uit één stuk. Hij is warm voorstander van enkelvoudige kiesdistricten en hij stemde daar ook vóór. De heer F. S. is even warm voorstander daarvan, en deze stemde tegen. Ik heb wel eens ge hoord M. de R., dat er eene rilling door de Tweede Kamer ging, toen de heer F. S. in deze kwestie zijne stem zoo tegen zijn bekend gevoelen uitbracht. Ik wenschte wel, dat een kamerlid in „Volksbelang" zat, die zou wellicht nog meer van de consequentie f?) van den heer Sanders kunnen vertellen. Ik hoor in onze verga dering ook, dat zijne houding bij de Ar- beiders-eoquête zoo vreemd was. Ook werd hij vergeleken met den heer v. Kerkwijk maar die vergelijking was niet in zijn voordeel. Nu moet ik zeggen, die mijn heer v. Kerkwijk schijnt zijn district wèl te kennen hij gaat er niet eens voor de a. s. verkiezing heen. De heer Sanders leert Haarlem nu pas kennen. Eenige dagen vertoefde hij onlangs hier; bezocht scholen en fabrieken; ook, zooals mijn vriend mij verzekerde, de fabriek van onzen Voorzitter van Volksbelang, en nu van scholen gesproken, dan is het voor ons altijd nog de vraag, hoe de heer F. S. over de schoolkwestie denkt. De Heer v. Houten hoopt, dat zij voor eerst ruste, maar in „de Standaard" las ik, dat onze tegenpartij zal werken voor het opheffen van Rijks Hoogere Burger scholen en van Inrichtingen ter opleiding van Onderwijzers. Nu zegt men wel, dat de Heer F. S. zich heeft doen kennen als voor stander der openbare lagere school, doch met de stukken in de hand betwijfel ik dat. Ie mand, die in zake art. 194 (192), mede stemt met de partijen die luide van de daken ver kondigen, dat hun voornaamste streven is gericht op de vernietiging der openbare lagere school, is geen voorstander van die school, of stemt om de eene of andere exceptie tegen zijn gevoelen. Was ik Directeur van een H. B. S. of Kweekschool voor onderwijzers, ik zou de zaak niet bijzonder vertrouwen in hanlen van dien afgevaardigde. Doch ik wensch, dat de Heer F. S. komt spreken. Dan hopen wij er heen te gaan, en deelen U, M. de R., er weer wat van mee. Wie weet, of hij ons allen niet weer tevreden stelt! Ont vang, M. de R. den beleefden groet van Urne Dv. Dienaren Castor en Pollux. De Letterlievende Vereeniging „J. J. Cremer". „Wat geeft „Cremer" toch zeer veel en zeer goede waar voor 't geld," ving ik laatst eens uit den mond op van een paar heeren, die voor me uit wandelden. En zonder de spreuk „vox populi, vox dei" aan te halen, zal ieder bezoeker van „Cremer" mij gereedelijk toestemmen dat 't opgevangen oordeel niet zoo ver bezijden de waarheid is. Wie tenminste 11. Maandagavond het geluk had zich on der 't gehoor van den Heer Goteling Vinnis te bevinden, zal zeker niet ont kennen, dat „Cremer" zijnen leden op „goede waar" onthaalt, 't Was toch zeker niet alleen iets zeer goeds, wat de Heer G. V. ons te genieten gaf, maar ook, wat meer zegt, iets zeer schoons. Eene bewer king van Sprekers hand van het bekende drama van Ponsard „Le lion amoureux," en eene episode uit de beroemde Wouter tjes-historie van Multatuli,door den Spreker aangeduid als „Een saliemelk-avondje bij Juffrouw Pieterse" en door hem voor eene voordracht bewerkt, vormden de on derwerpen van dezen avond. Ik zal niet uitweiden over den inbond van Ponsard's drama, 't Stuk is zeker bij zeer vele, zoo niet de meeste lezers van dit blad bekend, 't Zou bovendien in vele opzichten aan den indruk schade doen, dien de hoorders van de voordracht des Heeren G. V. hebben meegenomen, indien ik door mijne noodzakelijk dorre inhoudsopgave 't gehoorde trachtte weer te geven. Niet het geheele stuk gaf ons de Heer G. V. maar juist die fragmenten werden door hem voorgedragen, waarin de figuur van den held, burger Humbert, 't meest uitkomt. Behoef ik te verzekeren, dat de Heer G. V. aan de fragmenten, die hij reciteerde, al den gloed en plasticiteit van voordracht gaf, welke het stuk ten volle verdient? Wie den Heer G. V. ook maar enkele malen gehoord heeft, zal licht begrijpen, dat dit op de hem alleen eenige wijze geschiedde. Men moge over de waarde van 't stuk van Ponsard van meening ver schillen, 't is niet te ontkennen, dat bij eene goede voordracht, als wij 't genoe gen hadden van den Heer G. V. te hoo ren, er eene groote dramatische kracht in ligt. 't Is een stuk, dat niet voor bre- kebeenen geschikt is, maar op den mees ter wacht het te vertolken. De bezielde en vaak plastische voordracht van den Heer G. V. gaf aan de figuur van Humbert, leven en gloed; tooverde hem ons voor oogen, zooals hij daar werkte en worstelde, als de incarnatie van het nieuw régime tegen het uitge leefde oude. Vooral zijn zielestrijd schil derde Spr. schoon en de ademlooze stilte, waarmee die passages werden aangehoord, was zeker de loffelijkste hulde, die Spreker I kon te beurt vallen. Bg de voordracht van „'t Saliemelk- avondje by Juffrouw Pieterse" luisterde men niet zoo stil toe en wel met reden. De hoogkomische figuren van een meester Pennewip, een Juffrouw Laps en een ondermeester Stoffel werden zoo met komische realiteit geschilderd, dat men bijwijlen soms zat te proesten van lachen. De voordracht der proefverzen door de leerlingen van meester Pennewip geleverd, en de Socratische ondervraging van juf frouw Laps door den meester om haar tot het idéé te brengen, dat zij een „zoog dier" was, waren kortweg gezeid onver beterlijk. 't Is te hopen, dat het zoo ijverig en tactvol Bestuur van „Cremer" ons nog meermalen in de gelegenheid mag stellen van de talenten des Heeren Gote ling Vinnis te genieten. Wij danken dan ook zoowel Spreker als Bestuur voor het gesmaakte kunstgenot. „Les absents avaient tort" mag ik wel met eene kleine wijzi ging van 't bekende spreekwoord tot de afwezigen zeggen. Br. Derde Bach-Concert. De Haarlemsche Bachvereeniging gaf Dinsdagavond weder een concerl, waarvan de indrukken lang levendig zullen blijven bij de vele muziekvriendeu onzer stad. De groote concertzaal der sociëteit „Ver eeniging" was te klein, om alle belang stellenden in dit concert te bevatten. Geen wonder de naam van den gevierden pianist Planté prijkte op het programma, en men wist het, uit de herinneringen van zijn vroeger optreden in de Bachvereeniging, Planté is een wonder-pianist. Wat Planté doet, deed slechts zelden iemand vóór hem. Hy maakt van zyn Erard's vleugelpiano een orkest, dat de gansche ruimte vult met een stroom van won dervolle en stoute harmonieën en in dien stroom van geluiden onderscheidt nw oor, zonder inspanning, de zangrijkste en de schoonste melodieën. Planté sohenkt u in alle opzichten klaren wijn. Dit is, naar onze meening, een van de geheimen, welke zijn spel eene onwederstaan bare aantrek- kelykheid geven. En dan, Planté toovert met de meest eigenaardige nuances en klankschakeeringen. Bij hem is de afstand tusschen f. f. en p. p. grooter, dan by andere pianistenzyn kracht toch maakt de eerste stouter, zyn toonvorming de laatste doorschynender en weeker. Hy is daardoor instaat ons de grootste, de scherpste contrasten te geven. Een zelfde motief, een zelfde thema wordt in telkens andere kl^iren, in tallooze afwisselingen van licht én donker aangeboden en houdt onze belangstelling levendig. Hoe sprong dit o. a. in het oog inden bekenden Hon- gaarschen dans van Brahms en in het Spinnelied van Wagner. Dat Planté eene verbazende techniek bezit, bewees hy in het „Rondo" van Weber en in de „Ta rantella" van Rubinstein. Moeielykheden zyn er voor hem, ook by de snelste tempo's niet. Niet alle aanwezigen hadden lust Planté in zyn „Tarentella", het laatste nommer van 't programma, te volgen. Velen gingen heen of namen tot heengaan de voorbe reidende maatregelen. Was het hun mis schien te warm voor dezen hartstochte- lyken Italiaanschen dans en verlangde men naar de koele buitenlucht of kreeg men van het goede te veel? De hoffelyke Paryzenaar zal den haas tigen deze min heusche bejegening, naar wy hopen, wel vergeven. Trouwens Planté had over zyn auditorium niet te klagen. Met ware geestdrift werd zijn spel gevolgd. Het deed ons goed, zyne borst by zyn tweede optreden versierd te zien met het insigne van de Bachvereeniging in de pauze was hem het eerelidmaatschap van Bach aangeboden. Niet alleen Planté maakte dit Bachcon- cert tot een feestavond, ook MejSicherer uit Munchen droeg daartoe het hare by. Deze dame bezit al de eigenschappen van eene uitstekende zangeres. Haar geluid is glaszuiver en rein. De natuurlyke en in nige warmte waarmede zy zong, bekoorde in al de nommers, welke zij voordroeg. Opnieuw bleek het, wat er door echte kunstenaressen te maken is van de Brahm- sche liederen. Wie hoorde er ooit teederder gezang dan het Wiegelied ons gaf. Wie werd niet getroffen by zyn „Feld- einsamkeit" toen het klonk -Mir ist als ob ich Iiingst gestorben bin »Und ziebe acelig mit durch cw'ge Raume." Mej. von Sicherer is ons een welkome verschyning, wiens wederoptreden genoe gen zal doen. De heer Henri Bosnians van Amsterdam liet zich, als derde solist, op dit concert hooren en wy weten het reeds lang, wat Bosmans doet is schoon en in hooge mate muzikaal. Hoeveel malen heeft hy ons niet reeds door zyn warm en edel spel verkwikt. Hoeveel malen luisterden wy niet met vreugde naar hem, wanneer hij vertelde van hoogere en betere dingen. Dat het Bestuur der Baohvereeniging ook hem loonde met het eerelidmaatschap, is eene daad naar ons hart. Met Planté en Mej. Sicherer heeft de Heer Bosmans zich bey verd ons den avond van 24 Januari tot een onvergetelijke te maken. B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6