BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelscli van Charlotte Yonge. 44) Cavendish echter lachte en zeide dal hij voor goed bij den Secretaris aan huis was, en daar zelfs een eigen kamer had. Den volgenden morgen zeer vroeg kwam de lijfdienaar van Zijn Lord schap zich aanmelden, met den bar bier en den kleêrmaker van het Hof, en bij tijds waren Humfrey en Dick zoo opgeknapt en uitgedost, als de Koningin het maar kon begeerenden zooals voegzaam was voor jeugdige zeeofficiers uit de West. Humfrey had een keurig kleinood van schelpwerk, dat, buitgemaakt te Carlnagena, hein was toevertrouwd door Drake, om het aan de Koningin ten geschenke aan te bieden, als een voorsmaak van wat er nog komen zou. Lady Talbot bewonderde 't zeer, als iels buiten gewoon schoons, en verwachtte, dat de Koningin er over verrukt zou zijn, en gal hem een keurig geparfumeerd doosjen, om het geschenk daarin aan Hare Majesteit aan te bieden. Lord Talbot, die hel heel aardig vond, zijn dappere jonge neven aan de Koningin voor te stellen, bracht hen in zijn boot naar Richmond, dat zij tegen het vallen van den avond bereikten. Men zeide hun, dat Hare Majesteit in het Park wandelde, en daarheen begaven zij zich, zoodra zij hunne halskragen recht geschoven en de nieuwe Spaansche shandschoenen aangetrokken hadden. De Koningin wandelde daar vrij rond, zonder lijfwacht, zonder dat zelfs de kamerheeren, die bij haar waren, zwaarden op zijde hadden daar zij het gaarne wilde la ten zien, dat zij haar volk vertrouwde. Geene voorzorgen waren genomen, maar zij mochten op het grasperk zich verzamelen, om haar af te wach ten, terwijl zij daar voortschreed on der de prachtige lommerrijke hoornen. De twee jongelieden richtten in gespannen verwachting de oogen op haar, terwijl zij Lord Talbot volgden. Was zij niet indedaad de leid-sler van het geheele koninkrijk Was niet hel hart van iederen eerlijken en getrou wen Engelschman aan haar verbon den door een onzichtbaren band? Was niet hare gunst hun heerlijkste droom, hun kostelijkste belooning? Zij liep een weinig voor haar gevolg uit. Haar hair, van die licht-gele kleur, welke niet spoedig grijs wordt, was in krullen opgebonden onder eene rijke gesteven muts, die met zilver kleurige kant overdekt en bij de sla pen opgenomen was. Van deze muts hing een lichte gazen sluier af, over hare schouders heen en over haar prachtigen slaanden kraag, die over eind stond evenals de nekveêren van sommige vogels, terwijl hij van voren open was, waar men den onderkraag kon zien, die nauw om haar hals sloot, benevens hel kanten chemi- setjen tusschen hel laag uitgesneden lijf barer japon. Rijke halssnoeren, de diamant van den „Kousenband," en een geheel gesternte van briljanten prijkten op baar borst, en het lijf harer blauw-satijnen japon, alsmede de mouwen waren gegalonneerd met kleine paarlen. Hare zeer slanke 1 !est was omgord met een gouden koord met zware kwasten haar hoepelrok bad een ontzagwekkenden omvang, en een rijk geborduurde wit-salijnen rok liet de vlugge, welgemaakte voe ten zichtbaar. Er was iets buitenge woon majestueus in haar geheele voorkomen, inzonderheid in de hou ding van haar hoofd, waardoor mer. nooit merkte, hoe klein hare gestalte werkelijk was. Haar gelaat en gelaats kleur waren van het soort, waarop de tijd niet spoedig uilwerking doel, daar het altijd bleek en schoon was, met scherpe en Gjn besneden trek ken, zoodat voor hare bewonderaars nog evenveel reden bestond om er een machtigen indruk van te ontvan gen, als toen zij de helft jonger was, of eigentlijk nog meer, want de gewoonte om te bevelen had aan haar voorkomen nog meer konink lijke waardigheid bijgezet, en dat was het meest eigenaardige van hare schoonheid. Sir Christopher Halton, een persoon met een lraai gevormd, maar een zeer klein gelaat, en eene zeer hooge en zware gestalte, uiterst weelderig en kwasterig gekleed, liep achter haar, en dan volgde een troep dames en heeren. Toen de Talbots naderden kwam zij met langzame schreden aanloopen, met eene zelfs voor haar buitenge woon statige houding, en met een gelaat, dat gestrenge majesteit tee- kende, zoodal het aan het gelaat eens rechters denken deed, en hare hcht-bruine oogen, waarin een zon derlinge gloed tintelde, waren gericht op den een ol ander onder de talrijke personen op het grasperk in de na bijheid. Lord Talbot trad naar voren en maakte eene zoo diepe buiging, dal de pluim van zijn hoed den grond raakte, en terwijl de twee jonge lie den zijn voorbeeld volgden, merkte Dick's scherpziend oog op, dal zij gedurende eene sekonde het oog op hunne wapens gericht hield, daarna op hare gewone rustige wijze voor zich bleef staren, zonder dat zelfs Lord Talbot's begroeiing haar daar van deed afwijken, toen hij voor haar nederknielde, olschoon zij zeide „wees gegroet, waarde Mytoi'd! Zijn we niet welbewaakt, terwijl ik geen enkel met een zwaard gewapend man in mijne nabijheid heb?" „Hier zijn drie goede zwaaiden, mevrouw," antwoordde hij „mijn eigen, en die mijner twee jeugdige neven, die ik het waag aan uwe Ma jesteit voortestellen, nu zij u de groe ten komen overbrengen van uw trou wen dienaar, Sir Francis Drake." Terwijl hij dus sprak, had er een klein tusschenspel plaats gehad, waar van hij niets had opgemerkt, en dat ook ontgaan was aan de aandacht van den ietwat langzamen en tragen Hatton. Een gebaar van Dick had Humfrey de richting doen volgen van den blik der Koningin, en zij zagen toen, dal haar oog gevestigd was op eene met een lossen mantel omhan gen gestalte, die verwonderlijk veel geleek op de gestalte, die zij gezien hadden op de stoep van het huis, 't welk Babington was binnen gegaan; zij merkten ook op, hoe die gestalte zich op bedenkelijke wijze boog, en hoe er zich eene verdachte uitdruk king op het Iersche gelaat met de borstelige roode wenkbrauwen ver toonde, en Humfrey maakte oogen- blikkelijk, dat hij te staan kwam tus schen dien kerel en de Koningin, ofschoon hij kans liep, een pistool schol in zijn rug te krijgen; maar beter zoo, dan dat zij getroffen werd, dacht hij, en beide de jonge lie den legden hun handen aan hunne zwaarden. „Hoe nul" sprak Hatton; „jongelui, gij zijt al te vaardig. Hare Majesteit heeft geene zwaarden noodig. Gij zijl uit het gelid getreden. Neemt weder uwe plaatsen in en brengt uwe hul de aan Hare Majesteit!" De uitdrukking van hel gelaat der Koningin, die nu niet meer met zoo slrakken blik staarde naar de plaats, waar zij den verdachten persoon op gemerkt hadden, deed Humfrey be vroeden, dat hel gevaar voorbij was, en dat hij voor haar kon nederknie- len, toen Talbot zijn naam noemde, en de noodige mededeelingen deed aangaande zijn afkomst, waarop Eli zabeth altijd gesteld was. Er liep haar een soort van rilling over de leden, maar onmiddellijk kon zij weêr haar aandacht schenken aan den jonkman, die haar werd voorgesteld. „Gij komt •dus van Drake 1" sprak zij met haar heldere, ietwat schelle slem. „Zoo, jonkman, hebt gij den zeeroover ver gezeld, die het waagt verder te gaan dan wij hem geboden hebben, en die onzen broeder van Spanje in zulk eene boosaardige stemming brengt, dat hij het met edele en onedele middelen op ons leven toelegt?" „Dat zal hem nooit gelukken, zoo lang Uwe Majesteit Engelsche wacht honden heeft om haar te bewaken," sprak Talbot. „De Talbot is een trouwe hond te water of te land," hernam Elizabeth, met welgevallen een blik werpend op de welgemaakte gestalte van den dudsten broeder. „Welpen uit een goed nest, olschoon die andere knaap daar wat lang en slap is. Wel, hoe vaart Sir Francis Laat hem zijn tes tament maar maken, want de Span jaarden zullen zijn bloed doen stroo men." „Ik heb een brief en een geschenk van hem voor Uwe Majesteit bij mij," antwoordde Humlrey. „Kom dan binnen," zeide de Ko ningin. „We willen het in den koe pel bezien, en aanhooren wat hij mocht willen zeggen." Een koepel, of klein zomerhuis, stond aan het einde van hel pad, en daarheen ging zij hun voor, en toen zij er binnen gegaan was, nam zij plaats op een soort van landelij- ken troon, die daar blijkbaar opzet telijk voor haar was opgericht. Daarna liet zij zich door Humfrey den brief en het geschenk overhandigen en deed hem eenige vragen betreffende de reismaar zij was afgetrokken en onrustig, naar het scheen, en openbaarde niet de opgewonden goed keuring van de heldendaden harer zeelieden, welke de jongelieden ver wacht hadden. Na er een blik op ge worpen te hebben, gelastte zij hun den brief den volgenden dag aan den Sekretaris Walsingliam ter hand te stellenook nooUigde zij het gezel schap niet te blijven, oin met haar den avondmaaltijd te gebruikenmaar zoo spoedig een hall dozijn heeren van hare lijfwacht, die op haar bevel waren ontboden, kwamen opdagen, stond zij op om naar het paleis te rug te keeren. Toch stak zij, lot Talbot's verba zing, beiden den jongelieden haar hand toe om die te kussen, en zelis legde zij deze op llumfrey's pas ge kapt hair, en zeide: „gij hebt goede diensten bewezen, jonkman! Gebiuik uw oogen meer dan uw tong, en gij zult er u wel bij bevinden. Wij ver langen geen steviger bolwerken legen den verraderlijken Papist of Span jaard." Daarmede was de audiëntie afge- loopen, en zij mochten heengaan. Lord Talbot verklaarde, dat Humlrey het verwonderlijk goed getroffen had, en dat hij hare Majesteit maar zelden zoo genadig' gezien had bij een eerste voorstelling, tenzij tegenover een per soon, die wat meer hoffelijke koin- plimenten kon maken dan zijne jeug dige neven. „Me dunkt, hel verheugde haar onze zwaarden te zien," merkte Dick op. „Er stond daar een kerel met een verdacht voorkomen, op wien zij haar oog gericht had, precies zoo als ik Sir Francis een geheelen troep wilde Indianen in bedwang heb zien houden, toen wij op een eiland land den." Lord Talbot lachte ietwat spottend en zeide: „de Koningin heeft over zwaarden genoeg te beschikken, en is niet verlegen om hel uwe, mijn dappere neef!" Dick gevoelde zich vernederd en zeide niets, maar dacht des te meer. Humlrey kwam er voor uit, hoe hel hem teleurgesteld had, dal de Ko ningin niet meer notitie genomen had van de heldenfeiten zijns bevelheb bers, en kreeg tol antwoord: „gril ligheid of politiek, jongen, politiek ol grilligheid of allebeiden. Den eenen dag zal zij Drake en Hawkins en de overigen hare dappere zeelie den, haar gouden jongens noemen; den volgenden dag zijn zij niets dan brutale zeeroovers, die ons den toorn van den Don op den hals halen. Ge moet haar nemen zooals ge haar vindt, en bij slot van rekening is zij maar eene vrouw; en daar komt bij, dat er tegenwoordig geruchten in omloop zijn betreffende eene samenzwering gevaarlijker dan eene der vorigen aangaande welke de Raad nasporin- gen doet, om tot ontdekking van de ware schuldigen te komen." Lord Talbot wist echter niets meer dan dat er geruchten in omloop wa ren van een vreeselijk plan, hierin bestaande, dat de Hertog van Parma uit de Nederlanden zou overkomen en in Engeland zou landen, dat de Koningin vermoord zou worden, en dal. Maria van Schotland in vrijheid gesteld en op den troon geplaatst zou wordenen het bevreemdde hem, dat inen haar op Ghartley liet verblijlhou- den, daar het weinig moeite zou kos ten, dat kasteel in brand te steken, en haar in de verwarring te ontvoe ren. Hij voegde er bij, dat geheel Engeland, en inzonderheid de Londe- naars verklaarden, dat zij, zoolang Maria leefde, nooit rustig zouden kun- nen'slapen, en er was niets dan het leven van Koningin Elizabeth tusschen haar en de kroon. „En die kerel had kwade bedoe lingen, en de Koningin was er mede bekend, en hield hem in bedwang met haar oog, precies zooals Drake deed met dien aanvoerder der kanni balen met zijn vergiftigden pijl," dacht Dick bij zichzelven, maar Lord Tal bot's houding had hem als 't ware een slot op den mond gelegd. HOOFDSTUK V. Paul's walk. Will Cavendish, die opgeleid werd tot staatsman, en werkzaam was als sekretaris bij Sir Francis Walsingham, raatje aan, den brief hem dienzelf den avond nog te bezorgen, daar de Koningin, als hij den volgenden mor gen zijn opwachting bij haar maakte, er waarschijnlijk naar vragen zou. De woning van den grooten man was niet veraf, en Will wandelde daarheen met Humfrey, die hem ver haalde wal hij gezien had, en vroeg, of daarvan niet terstond mededeeling aan Walsingham moest gedaan worden Will scheen zich even te bedenken. „Ze drijven de zaak ver," sprak hij vervolgens. „Humfrey, oude kameraad, je hoofd is altijd meer geschikt ge weest, om een feilen stonn door te slaan, dan om je te bemoeien met politieke samenzweringen. Geloof me, er bestaat eene rede voor datgene, waarover ge je verbaasd hebt. De Koningin en haar Raad weten, waar zij aan toe zijn. Er moet een weinig gewaagd worden, en dan kan er waarschijnlijk voor goed een einde gemaakt worden aan alle samenzwe ringen Zoo staat het met de zaak." „Maar zou men er dan zelfs het leven der Koningin aan willen wagen?" Will Cavendish zette een heel ge leerd gezicht en antwoordde: „wij die aan hel bureel van den Raad werkzaam zijn, zijn bekend met menige zaak, die meer dan vreemd schijnt." liet huis van den Sekretaris, Mr. Walsingham, in Londen, was, evenals dat van Lord Talbot, gebouwd rond om een plein, 't welk Will Cavendish overstak, met het ietwat aanmatigend voorkomen van iemand, die daar ge woonlijk werkzaam was en zich er thuis gevoelde. Het voorhuis stond vol met wachtende menschen, maar Cavendish liep er doorheen, opende eene kleine deur, en liet zijne vrien den binnen in eene kleine antichambre waar hij hen verzocht te wachten, terwijl hij hunne komst vermeldde aan Sir Francis. {Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6