BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonge.
56)
Natuurlijk lag daarin opgesloten
dat dit noodlottig zou zijn voor Ko
ningin Maria. De priester Ballard was
op de pijnbank gelegd, maar hij was
een uiterst vast beraden man, en men
kon niets uit hem krijgen. De andere
gevangenen, en Nau en Curll, werden
telkens en telkens weder ondervraagd,
onderbedreigingen en beloften van den
Raad, en de brieven, die bij hun ver
voer in hel biervat waren gekopieërd,
werden gelezen en tol onderwerp van
strikvragen gemaakt nog allemaal
in 't geheim, want, zooals Cavendish
zeide: „er konden wel eens bedenke
lijke dingen voor Hare Majesteit de
Koningin aan het licht komen."
Hij erkende evenwel, den eenen dag
voor en den andere na, dat ofschoon er
al in overvloed genoeg voor den dag
was gekomen, wat een noodlottigen
afloop voor Ballard, Babington, Sava
ge en Barnwell onvermijdelijk maakte,
het andere, waar men wenschte ach
ter te komen, niet aan het licht kwam.
Eindelijk echter kwam Cavendish in
opgewonden stemming terug. „Nu
hebben we 't," zeide hij, „een ver
raderlijken, geen twijfel overlatenden
brief, die haar tusschen de schouders
en het hoold grijpen zal."
Hij sprak aldus tot Lord Talbot en
Richard, die te zamen bij een venster
stonden, en die maar al te goed wis
ten, op wie er gedoeld werd, en wat
de uitdrukking beteekende. Toen zijn
stiefbroeder hem naar nadere bijzon
derheden vroeg, verklaarde Cavendish,
dat het een lange brief was, gedateerd
van den 15den Juli, waarin in bizon-
derheden het plan ontvouwd werd
voor de bevrijding der ,,Dame" uit
hare gevangenschap op Chartley, op
hetzelfde oogenblik dal de Spanjaar
den landden, en tevens aan hel licht
werd gebracht, hoe zij mede afwist
van het ontwerp der zes heeren te
gen het leven der Koningin, en haar
verlangen te kennen gaf om met hun
ne namen bekend gemaakt te worden.
Nau had, zeide hij, bevestigd, dat het
cijferschrift van dien brief hetzelfde
was, dat voor de korrespondentie ge
bruikt werd, en Babington had, toen
men hem den brief had laten zien,
verklaard, dat deze hein op straat
overhandigd was door een onbeken
den dienstknecht met eene blauwe
jas aan, en dat hij allen twijfel had
laten varen, daar de brief een ant
woord was op een brief van hem,
van welken een afschrift was voor
den dag gebracht, maar niet de brief
zelf."
„Dien we niet gevonden hebben,"
zeide Cavendish.
„En dat in weêrwil van het door
u op Chartley ingestelde onderzoek
vroeg Richard. „Dat onderzoek was
toch, dunkt me, nauwkeurig genoeg."
„De Dame moet vei wonderlijk voor
zichtig geweest zijn, wat betreft het
bewaren van brieven," merkte Will
op, „of anders moet zij eene waar
schuwing ontvangen hebbenwant
we kunnen maar in hare kisten en
kasten niets vinden, dat ons voor
ons doel dienen kan."
„Ons doel!" herhaalde Richard,
daar hem menige kleine vriendelijk
heid voor den geest kwam, welke
William Cavendish, toen hij nog een
jongen was, van de gevangene te Shef
field te beurt gevallen was.
„Ja, Mr. Richard," antwoordde hij
op onheschaamden loon. „'t Is vol
strekt noodzakelijk, dat we in 'i open
baar bewijzen, hoe deze vrouw wer
kelijk is wat wij weten, dat zij in 't
geheim is. Hare Majesteit zal nooit
ook maar één enkel oogenblik veilig
zijn, zoolang zij leeft; en wat zou
er van ons allen worden, indien zij
de Koningin mocht overleven!"
„Nu, Will, al spreekt ge ook met
nog zooveel gezag van wij, ge zijt toch
niets meer dan de pen in de hand
van den Slaats-Sekretaris, en daarom
kan het niet veel opbrengen, met u
over de zaak te redetwisten," sprak
Richard.
Deze woorden verbitterden Mr. Wil
liam in niet geringe mate, vooral
doordat ze Lord Talbot in lachen
deden uitbarsten.
„Yader!" zeide Dick later, „llum-
l'rey heeft gepoogd Mr. Babington te
waarschuwen, dat wij dezen Lang-
slon gezien hadden, die zoovele
melamopfozen heeft ondergaan als er
in Ovidius Naso zijn heimelijk weg
sluipend uit Sir Francis Walsingham's
Kabinet; maar hij wilde niet luiste
ren, en verzekerde, dat Langston
mijnheer den Sekretaris een rad voor
de oogen draaide."
„Wie misleiden, worden misleid,"
zuctitle zijn vader. „Zoo gaal hel al
tijd mijn zoonBedenk, dat, als gij
valsch spel speelt, anderen nog val-
scher spel met u zullen spelen, en
u ten val zullen brengen. Ik zou u
hier niet gaarne achterlaten, indien
ik niet vermoedde, dat inwonende
kamerheeren een eerlijker en man
nelijker slag van volk zijn dan die
heeren daar ginder met hun Staal-
mans-wijsheid, die hen alle waarheid
en oprechtheid, tegelijk met alle barm
hartigheid, over boord doet werpen."
Dit onderhoud had plaats, toen
vader en zoon op weg waren naar
een huis in Westminster, waar de
vrouw van Antony Babington en have
moeder, Lady Ratcliffe, haar intrek
hadden genomen, 't Was een huwe
lijk geweest, door Lady Shrewsbury
beklonken, en U maakte een deel
uit van de aan Richard opgedragen
commissie, de familie te bezoeken en
toe te spreken, 't Was een onder
houd, dat weinig opbracht. De vrouw
was een geesteloos, kinderachtig schep-
seltjen van nog geen zestien jaar;
en ofschoon zij thans schreide, zij
had nooit eenige sympathie voor haar
echtgenoot gekoesterd, ndoit zich
nauw verbonden gevoeld aan hem,
die haar had achtergelaten bij haar
ouders, terwijl hij het aan vermaak
en intrigue gewijde leven leidde, dat
hem in zijn tegenwoordigen toestand
gebracht haden de moeder, eene
leelijke vrouw, achtte zich blijkbaar
misleid en mishandeld. Zij schimpte
beurtelings op Babington en op My-
lady de Gravin op den een om de
wijze, waarop hij zich te gronde ge
richt en hare dochter verwaarloosd
hadop de andere, omdat zij haar
misleid had, door het huwelijk van
haar arm kind met een verraderlij
ken Papist te bevorderen, wien hel
schavot wachtte, en die zoo hare be
klagenswaardige dochter en haarklein
kind lot armoede zou brengen. De
arme vrouw scheen indedaad niet
het minste medelijden meer te gevoe
len met haar schoonzoon in hare
verontwaardiging over hel lot dat hij
hare dochter bereid had, en oneindig
minder bezorgd te zijn voor het be
houd zijns levens, dan wel voor het
behoud van zijn erfgoed. Ook gaf de
jeugdige echtgenoote weinig blijk van
werkelijke genegenheid voor den ar
men Antony, wien zij ook trouwens
maar weinig in de gelegenheid ge
weest was te leeren kennen. Zeker
had hij zich aan groote verkeerdhe
den schuldig gemaakt; maar toch ge
voelde Richard, dat het hezit van
zulk eene schoonmoeder hem een wei
nig verontschuldigde, en dat, indien
de ongelukkige jonkman Cicely tot
vrouw had kunnen krijgen, zijn lot
wellicht een geheel ander zou geweest
zijn. Evenwel moest de goede Kapi
tein toch ook bij zichzelven belijden,
dat, indien Cis zijn eigen dochter
geweest ware, hij haar toch nooit
aan Babington zou gegeven heb
ben.
HOOFDSTUK XXXI.
Westminster Hall.
Onder het edele dak van West
minster Hall, beschenen door het licht
der morgenzon, vergaderde op den
-Hden September, des morgens ten
zeven ure, hel Hof, voor het verhoor
van Antony Babington en zijn eed-
«enooten. De naam Talbot en verde
re aanbeveling hadden hel verkrijgen
van toegang gemakkelijk gemaakt, en
Lord Talbot, Richard en zijn zoon,
vormden een kleinen kring met Wil
liam Cavendish, die zijn zakboekjen
in de hand had, waarin hij aanlee-
keningen schreef ten behoeve van zijn
meester, Walsingham, alhoewel die
zelf een der Commissarissen was.
Daar zaten zij, die opperrechters
in hun scharlaken ambtsgewaad, in
hel midden van de groep, tot welke
ook de Lords Cobham en Buchhurst,
Sir Francis Knollys, Sir Christophei
Hatton en de meeste hooge rechter
lijke ambtenaren van de Kroon behoor
den, en die te zamen met hen hel
hoog gerechtshof uitmaakten.
Is mijnheer de Sekretaris Walsing
ham ook een der rechters?" vroeg
Dick. „Mc docht, hij had de plaats
van den aanklager moeten innemen.^
Houd je stil, jongen, en luister,
zeide zijn vader; „dezedingen gaan
mijn begrip te Loven."
Desniettemin had Richard zich vast
voorgenomen, dat hij, indien het be
loop van het verhoor hem daartoe
maar de geringste gelegenheid mocht
aanbieden, het woord zou vragen, om
te getuigen, hoe hij den jeugdigen
Babington vroeger gekend had als een
onbezonnen, zwakhoofdig jongeling,
die lichtelijk als speelbal kon worden
gebruikt door arglistige personen,
maar die waarschijnlijk eene zoo har
de les als deze ter harte nemen, en
een getrouw en gehoorzaam onder
daan worden zou. Zag fiij kans eeni
ge verzachting van liet vonnis voor
den armen jonkman te bewerken, dan
zou het de moeite waard zijn, er wat
voor te wagen.
De zeven samenzweerders werden
binnengeleid, en Richard kon nauw-
lijks zijne tranen bedwingen, toen hij
daar die welgevormde, fiere jonge
lieden zag, vooral Antony Babington,
den speelkameraad zijner eigen kin
deren.
Antony was keurig gekleed in zijne
lievelingskleur, donkergroenzijn tiaii
en baard waren netjes in orde ge
bracht, en zijn houding was kalm en
gelaten. Zijn blauw oog had den
vroegeren gloed verloren, en zijne
fleurige gelaatskleur was verbleekt,
maar hij spreidde eene zekere waar
digheid ten loon, die Richard vioe-
ger nooit bij hem opgemerkt had.
Zijn oogen overzagen, terwijl hij de
voor hem bestemde plaats innam, de
talrijke vergadering, en vestigden
zich eindelijk op Mr. Talbot, alsof hij
bemoediging en steun putte uit den
blik, die den zijne ontmoette. Naast
heul zal een ander jonkman, aan wiens
uiterlijk het te zien was, dat hij met
Babington, wat geboorte en opvoe
ding betrof, gelijk stond, namenthjk
Chidiock Tichborne; maar John Savage,
een ouder man, had hel zorgelooze
voorkomen van de in de Nederland-
sche oorlogen verdierlijkte soldalen.
Roherl Barnwell, met zijn roode, bor
stelige wenkbrauwen en zijn Iersche
l'yzionomie, werd dadelijk door Dlck
herkend. Daarop volgden Donne en
Salisbury; en de zevende samenzweer
der, John Ballard, werd in een vva-
genljen binnengebracht. Zelfs Dick's
scherpe blik had nauwlijks den ruwen,
snoevenden, rijk gckleeden Kapitein
Fortescue kunnen herkennen in dezen
man met geschoren kruin, in pries
terlijk gewaad, doodelijk bleek, en
niet in staat te staaft, ten gevolge
van de martelingen der pijnbank,
maar toch met onverschrokken, door
dringende oogen, en alles behalve
het hoofd buigend voor de overmacht.
Nadat het „Hoort! Hoortgeklon
ken had, en stilte geboden was, maak
te Sandys, de Griffier van de Kroon,
een aanvang.
„John Ballard, Antony Babington,
John Savage, Robert Barnwell, Chi
diock Tichborne, Henry Donne, Tho
mas Salisbury, steekt uw handen op
en antwoordt!" De zeer uitvoerige
akte van beschuldiging werd nu voor
gelezen, in welke zij beschuldigd wer
den samengezworen te hebben om de
Koningin te vermoorden, Maria de
Koningin der Schotten, uil hare ge
vangenschap te bevrijden, oproer te
doen ontbranden, een inval der Span
jaarden in Engeland te bewerken,
en de godsdienst des lands te veran
deren. De vraag werd liet eerst ge
daan aan Ballard: was hij schuldig
aan deze verraderlijke plannen, ol
niet schuldig?
Ballard's antwoord luidde: „dat ik
de bevrijding van de Koningin der
Schotten heb trachten te bewerken,
daaraan ben ik schuldig; en dal ik
heb willen trachten de godsdienst
te veranderen, daaraan ben ik schul
dig; maar dat ik het voornemen zou
gehad hebben om Hare Majesteit te
vermoorden, daaraan ben ik niet
schuldig."
„Niet met zijn eigen hand," mom
pelde Cavendish„maar voor het ove
rige
„Jammer dal een zoo kloek ge
sproken woord gelogen is," dacht
Richard bij zich zeiven„maar 'l kan
toch strekken om den weg voor de
verdediging open te laten."
Sandys evenwel stond er op, dat hij
zich ten aanzien van de geheele akte
van beschuldiging verklaren zou, en
Anderson, de Voorzitter van het Hof
van Burgerlijke zaken, verklaarde, dat
hij de beschuldiging in haar geheel
moest ontkennen, of haar in haar
geheel als waar moest erkennen ter
wijl Halton sprak: „Ballard, schrif
telijk, met uw eigen hand, hebt gij
alle schuld beleden; daarom is het
thans ijdele snoeverij, haar weder te
willen ontkennen."
„Dan, mijnheer, verklaar ik mij
schuldig," zeide hij, met de uiterste
kalmte, olschoon zijne verklarin" ge
lijk stond met het afstand doenVan
alle hoop.
Dezelfde vraag werd toen aan Ba
bington gedaan. Hij, met „zijn zacht
moedig voorkomen, zijn sobere ge
baren, en al de hein aangeboren
bevalligheid, stond op en sprak, zeg
gende „dat de lijd om te verhelen
voorbij was, en dat hij bereid was
te bekennen, hoe hij, van zijne vroeg
ste jeugd af geloofd had, dat Enge
land afgevallen was van de ware gods
dienst, en dat hij tot op heden ver
trouwd had, de ware godsdienst her
steld te zullen zien. Buitendien had
hij altijd innig medelijden gehad met
de Koningin der Schotten en eene
warme genegenheid voor haar gekoes
terd. Mannen," vervolgde hij, „die
thans in vrijheid zijn, en die toch
evenzeer bij de zaak betrokken zijn
als ik
„Gifford, Morgan, en nog een,"
fluisterde Cavendish, in 't volle besef
van zijne gewichtigheid.
„Zijn zij ontsnapt?" vroeg Dick.
„Dat heeft men gezegd."
„De lokvogels," dacht Richard bij
zichzelven.
Babington verklaarde, dat deze
mannen hem eene groote onderne
ming voorgesteld hadden, tot doel
hebbende de bevrijding en het her
stel op den troon van de Koningin
der Schotten, en de wederinvoering
van de Katholieke godsdienst in Enge
land, door het zwaard van den Prins
van Panna.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.