BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonqe.
58)
Zij waren beiden opgestaan, toen
zij den sleutel in bet slot hadden
hooren omdraaien, en Antony Ba-
bington's gelaal fleurde op, terwijl
hij uitriep „Mr. Talbot! Ik wist wel,
dat ge komen zoudt, indien het u
maar eenigszins mogelijk was."
„Ik kom hier op verlangen van
Mylord," antwoordde Richard, en zijn
warme handdruk drukte een gevoel
uit, waaraan hij in woorden geen
lucht dorst geven.
Hij merkte dadelijk op, dat hel
vertrek, ofschoon al het voorkomen
eener gevangenis hebbende, niet mor
sig was. 't Was goed verlicht door
een venster, wel van ijzeren tralies
voorzien, doch niet klein, en, over
eenkomstig het gebruik, hadden de
gevangenen vergunning gekregen, om
op hun eigen kosten het vertrek op
voor hen voldoende wijze van meu
belen te voorzienen daar beiden
rjjke mannen waren, hadden zij zich
van alles goed kunnen voorzien, en
zij waren niet geboeid. Beiden zagen
bleeker, dan toen Richard hen twee
dagen te voren in Westminster Ilall
gezien had. Antony was als gewoonlijk
net gekleed, en zijn hair en baard
waren keurig in order, maar dat van
Tichborne hing verwaarloosd bij zijn
hoofd neêr, zijn oogen stonden hol
en hadden eene verwilderde uitdruk
king, en blijkbaar was hij geheel
verslagen bij de gedachte aan zijn
naderend lol. Geen van beiden even
wel verloor de hoffelijkheid uit het
oog, en toen Babington Mr. Talbot
aan zijn vriend voorstelde, zou men
zich in de zalen van Delhick of Tich
borne over de wijze van begroeten
en verwelkomen niet hebben behoe
ven te schamen.
„Mijne heeren," sprak de jonge
man, en een droeve glimlach ver
brak voor een oogenblik de ruste-
looze wanhoop op zijn gelaal, „het
is niet bij eigen verkiezing, dat ik
tegenwoordig ben bij uw vertrouwelijk
onderhoud; ik zal trachten zooveel
mogelijk mijn aandacht aan uw ge
sprek te onttrekken."
„Ik heb geen geheimen voor mijn
Chidiock," riep Babington.
„Maar Mr. Talbot heeft ze mis
schien," antwoordde zijn vriend;
daarom wil ik alleen eerst vragen,
of hij ons iets kan mededeelen aan
gaande de koninklijke dame, voor
wier zaak wij lijdenze hebben ons
wel vele vragen gedaan, maar op
geene ons geantwoord."
Richard kon mededeelen, dat zij
na de afzondering op Tixal terugge
bracht was naar Chartley, en dat men
geene verandering gebracht had in de
wijze, waarop zij werd gevangen ge
houden; bovendien, dat zij hersteld
was van haar aanval van ongesteld
heid; hij kon dit mededeelen, daar
hij pas tijding ontvangen had in een
brief van Humfrey. Hij achtte het
niet noodig om aan de mannen, die
over twee dagen de doodstraf zouden
ondergaan, een pijnlijken schok toe
te brengen, door hen er mede be
kend te maken, dat zij onmiddellijk
terecht zou slaan, op grond van de
bewijzen, die men hun had weten
te ontlokken. Toen zij vernamen, dat
men hare gevangenschap niet strenger
gemaakt had, kon men het beiden
aanzien, dat deze mededeeling hen
troostte, en Tichborne legde zich, na
hem zijn dank te hebben betuigd, op
zijn eigen bed neder, wendde zijn
gelaat naar den muur, en trok zich
de deken over het hoofd.
„Ach!" zuchtte Babington, „is et-
geen hoop voor hem voor hem,
die niets gedaan heeft dan al te ge
trouw mijn ongelukkig geheim bewa
ren? Moet hij sterven, omdat hij zoo
getrouw en zoo eerlijk geweest is?"
„Helaas, Antony! Ik mag u op niets
en voor niemand hoop geven. Daar
over moeten wij niet spreken. De tijd
is kort genoeg voor hetgeen we te
bespreken hebben."
„Ik wist, dat er voor mijzelven
geen hoop was," zeide Antony, „maar
voor hern die Hier gaf Tichborne
met een gebaar te kennen, dat hij
dit niet uitstaan kon, en Antony ver
volgde „ja, er is een onderwerp,
waarover ik noodzakelijk met u spre
ken moet, mijnheer. De jonge dame
waar is zij hij sprak op ernsligen
toon, en hij sprak zachter, terwijl hij
het hoofd boog.
„Zij is nog steeds op Chartley."
„Dat is goed. Maar, mijnheer, er
moet een wakend oog over haar gaan.
Ik vrees, dat er iemand is, die met
haar afkomst bekend is."
„Met haar afkomst van den Schot-
schen boogschutter?"
„Neen, met de waarheid,"
„Was u die bekend?"
„Niet toen ik aanzoek om haar
deeddan zou ik mijn oogen niet zoo
hoog hebben durven opheffen."
„Ik veronderstel, dat uwe bekend
heid daarmede afkomstig was van
Langston," zeide Richard, meer ver
ontrust dan verbaasd over deze open
baring.
„Dat is. zoo Toch ben ik er niet
zeker van, of hij weet, dan wel alleen
maar gist; maar in allen gevalle wees
op uw hoede om harentwil. Hij heelt
zich zulk een onuitsprekelijken schurk
geloond, dat niemand gissen kan, wat
hij nu weer 't eerst doen zal. Hij
hij is grooter schurk dan ja, dan
zelfs Gifford en Ballard, die ons in
dezen vreeselijken toestand gebracht
hebben."
Hij was vreeselijk opgewonden, maar,
zich zooveel mogelijk bedwingend,
sprak hij„wees zoo vriendelijk, goede
Mr. Talbot, een weinig geduld te heb
ben, en dan zal ik u alles mededeelen,
opdat ge eenig begrip moogt hebben
van de kronkelingen van de slang,
die mij in dezen rampzaligen toestand
gebracht heelt, en zoo mogelijk haar
tegen hem moogt kunnen beveili
gen."
Antony deelde hem toen mede, dat
hij, zoo spoedig hij zijn eigen meester
was geworden, de neiging had opge
volgd, die hem voerde tot de Kerk
van zijne moeder en van Koningin
Maria, de twee wezens, voor wie hij
altijd de vurigste genegenheid en
Helde had gevoeld. De bloedverwanten
zijner moeder hadden hem in aan
raking gebracht met de Roomsch
Katholieke priesters, die in Engeland
rondreisden, en zoo hun leven aan
hel uiterste gevaar blootstelden, om
het geloof van de burgerij en van den
lageren adel te steunen, en in vele
gevallen voor Koningin Maria te in
trigeeren. Onder deze samenzweer
ders had hij Cuthbert Langston aan
getroffen, een Jezuiel van de derde
orde, geen priester evenwel, en een
der ijverigste tusschenpersonen wat
betrol de verstandhouding en de brief
wisseling met Koningin Maria. Zijne
kleine gestalte, kleurlooze gelaatslint
en onbeteekenende gelaatstrekken
maakten, dal men hem kon gebrui
ken als een soort van pop, geschikt
om allerlei vermomming aan te
nemen. Hij kende ook verscheidene
talenkon verschillende dialeklen
spreken en mannelijke en vrouwelijke
stemmen nabootsen, zoodat maar zeer
weinigen hem konden herkennen. Hij
had zich spoedig aan Babington be
kend gemaakt als de marskraamster
Tibbot van vroeger dagen, en had
toen aan hem geopenbaard, dat Cicely
zeer stellig niet de dochter was van
hen, die voor haar ouders doorgin
gen, waarbij hij hem verhaald had
van hare redding van hel wrak, ter
wijl hij er op gezinspeeld had, dat
zij iemand van zeer hooge geboorte
was, en dat hem geheimen bekend
waren betreffende haar, waarmede hij
weldra de Koningin van Schotland in
kennis dacht te stellen. Met dit doel
onder anderen had Langston de ver
momming aangenomen van die koop
vrouw, met het wachtwoord „Hals
snoeren en Armbanden," en daar hij
wel bekend was bij het gevolg der
Koningin, als agent voor de brief
wisseling, was hij in de gelegenheid
geweest Gorion's aandacht te vestigen
op het meisjen, en hem te openbaren,
dat zij dezelfde was als het kind, dat
te Dumbarton aan boord van de Bride
of Dunbar gebracht was.
Hoeveel meer vermoedde Langston
van de waarheid? Hij had aan Babing
ton het verhaal gedaan, dat in omloop
was onder den buitensten kring van
Maria's gevolg, dal namentlijk het
meisjen de dochter zou zijn van den
Schotschen boogschutter, en hij had
hem haar waren naam medegedeeld,
en zijne genegenheid voor haar, gedu
rende den lijd dat hij haar het hof
maakte, aangemoedigd. Babington ge
loofde, dat Langston destijds nog een
oprecht en getrouw aanhanger van
Koningin Maria geweest was, maar
allengskens was gaan vermoeden, dat
er eene nauwere betrekking tusschen
Bride Hepburn en de Koningin be
stond, dan erkend werd, ofschoon
Babington zelf van hem niets dan ge
heimzinnige zinspelingen vernomen
had.
Maar tegen het einde van de gevan
genschap te Tutbury, had hij nog
meer ontdekt wat zijn vermoeden be
vestigde, en aanleiding gegeven had
tot eene herhaalde poging om een
onderhoud met Cicely te hebben, en
om ter kennisse van de Koningin te
brengen, dat hij met de zaak bekend
was, wellicht teneinde alzoo bewezen
te krijgen, dat zijn vermoeden waar
was, of misschien om macht over
haar te verkrijgen, om eene belooning
voor zijne onthulling te ontvangen, of
om zich zijne geheimhouding te laten
alkoopen. Als hij zich het vroeger
voorgevallene weder voor den geest
haalde, kon Antony nu wel begrij
pen, dat omstreeks dien lijd een ze
kere male van geldzucht zich had
meester gemaakt van den man, die
van hem ook belangrijke sommen voor
geheime diensten ontvangen haden
hebzucht, gepaard met de afwijzing,
die hij zich van de Koningin had
moeten laten welgevallen, hadden hem
ongetwijfeld toegankelijk gemaakt voor
de verleiding van de aarts-samen
zweerders Gififord en Morgan. Richard
vond dit niet onwaarschijnlijk, want
de overtuiging had zich aan hem op
gedrongen, dat er destijds een onge-
loofelijk aantal intriganten, spionnen
en samenzweerders waren, die zich
dikwijls door beide partijen lieten
betalen, zonder betoon van partijdig
heid, en beide partijen aan elkander
verrieden, terwijl zij somtijds het lot
ondergingen, dal zij rijkelijk verdiend
hadden. Menig man, die met geestdrift
was aangevangen met in 't geheim
te werken voor wat hij meende de
rechtvaardige zaak te zijn, werd zoo
verslaafd aan dit werken in 'l geheim
en zoo belust op het geld, dat er meê
te verdienen viel, dat hij van een hal-
starrig partijganger een verrader
werd niet zelden een met een
dubbel aangezicht om verder in
't geheim te werken in '1 belang van
die zaak, welke hem het best be
taalde.
De arme Babington, toen nog zoo
jong, was veel te onnoozel geweest,
om te vermoeden, wat hij thans be
greep, dat hij louter een speelpop en
een werktuig van deze verraders ge
weest was. Men had hem bekend
gemaakt met Gilford's afspraak met
den bierbrouwer van Burton, om aan
Maria op Chartley brieven te bezorgen,
en men had hem gebruikt, om haar
daarmede bekend te maken, door
middel van zpne samenkomst met
Cicely, toen hij haar in het horloge
het briefjen in handen gespeeld had.
De brief was hem ter hand gesteld door
Langston, het horloge was zijn eigen
uitvindsel geweest, 't Was na deze
ontmoeting geweest, van welke Ri
chard thans voor de eerste maal
hoorde, dat Langston zonder omwegen
zijne overtuiging had uitgesproken
betreffende de ware afkomst van Bride
Hepburn, en aan Babington verzekerd
had, dat er geen hoop voor hem was,
om haar tot vrouw te krijgen, al
mocht ook de Koningin hem zichzel-
ven laten misleiden met het denkbeeld,
dal hij een gunsteling van haar was,
met het doel om hem aan hare dienst
te verbinden.
„Toen was het geweest, dat Babing
ton toegestemd had in het door Lady
Shrewsbury nieuw gesmede huwelijk
met de rijke erfdochter, Eleanor Rat-
cliffe. Kon hij Cicely niet tot vrouw
krijgen, dan was 't hem ook onver
schillig, wie zijne vrouw werd. Hij
had een wild en buitensporig leven
geleid in Londen, toen (zooals de
arme Tichborne later op het schavot
zeide) de weelde van Babington en
Tichborne het onderwerp der gesprek
ken was in Fleet Street en op hel
Strand, en hem werd ook vrij wat
geld afgeperst voor geheime diensten,
zoodat hel zijn hoofddoel was meer
geld te krijgen, om dat te besteden
in de dienst van Koningin Maria en
hare dochter.
„O, mijnheer! Ik ben het geheele
verleden jaar niet veel beter dan
krankzinnig geweest," zeide hij. „Hoe
vaak, sedert ik hier gevangen zit, en
ik tot inzicht gekomen ben, hoe men
mij misleid en bedrogen heelt, zijn
uwe woorden mij weder voor den
geest gekomen, dat het bewandelen
van kronkelige paden mij zeiven en
anderen ten verderve zou voeren, en
dat ik me waarschijnlijk in dienst
van slechtere menschen dan ik zelf
was begeven had! En toch waren
het priesters, die mij op den ver
keerden weg gebracht hebben!"
„Maar uw eigen godsdienst telt
toch ook vele priesters, die u terug
gehouden zouden hebben van zulke
misdaden," merkte Richard op.
„Dat is zoo! Ik weet het! Ik heb
dezulken wel gesproken. Zij zeggen,
dat geen priester de eeuwige wetten
van Gods rechtvaardigheid ter zijde
kan stellen. Ook hebben deze ande
ren, Chidiock Tichborne hier, Donne
en Salisbury, altijd hun afgrijzen te
kennen gegeven van het vermoorden
der Koningin, ofschoon ik ramp
zalige die ik was, en misleid door
Ballard en Savage de daad zoo
edel en lofwaardig achtte, dat ik
zelfs Tichborne overhaalde om met
mij zich te laten afbeelden op die
vervloekte groep portretten! Ja, ge
moogt wel zeggen, dat ik waanzin
nig was, maar 't was Gifford, die
me aanmoedigde die portretten te
laten maken, zonder twijfel met het
doel om ons zeker in ons verderf te
laten loopen. O, Mr. Talbot! is ooit
een man op zoo wreede wijze mis
leid geworden als ik?"
,,'t Is maar al te waar, Antony.
Mijn hart kookt van woede en ver
ontwaardiging, als ik er om denk.
En toch, mijn arme jongen, het beste
voor u is alle gedachten ter zijde te
stellen, die niet leiden tot een oprecht
berouw voor God."
„Ik weet het, ik weet het, mijn
heer. Te meer nog, daar we zullen
moeten sterven zonder de laatste sa-
kramenlen. Beveel ons aan in de ge
beden onzer Koningin, mijnheer, en in
de hare. Maar laat me voortgaan met
te zeggen, wat om harentwil van
belang is, opdat gij er mede bekend
wordt, terwijl ik nog tijd heb om te
spieken."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.