BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonge.
60)
En toen kwam hel afscheid. Het
einde was eene langdurige, sprake-
looze omhelzing, die uitdrukking gaf
aan de bitterste droefheiden toen
maakte Anlony zich daaruit los, wierp
zich op zijne knieën en zeide: „geef
mij uw zegen O, geef mij uw zegen
gij, die mijn eenige ware vriend ge
weest zijl. Schenk mij uw zegen als
een vader!"
„Moge God in dén Hemel u zege
nen!" sprak Richard, plechtig zijn
hand leggend op het hoofd van den
jongen man. „Moge Hij, die weet, hoe
gij door anderen op verkeerde wegen
gebracht zijl, u vergiffenis schenken
Moge Ilij, die den doodsangst en de
schande des kruises ondergaan heefl,
uw verlosser zijn en u bijstaan in de
laatste uie, opdat geen doodssmart u
van Hem afvallig make!"
'i Vervulde zijne ziel met weemoe
dige vreugde, dat hij later mocht
vernemen, toen de bitier bedroefde
Gillingham zich bij hem vervoegde,
hoe de laatste woorden, die men over
Antony Babinglons lippen had hooren
komen, deze waren geweest:
Paree mihi, Domine Jesu!" (Wees
mij genadig, Heere Jezus!)
HOOFDSTUK XXXIII.
Fothehingiiay.
„Is dit mijne laatste reize?" sprak
Koningin Maria met een zonderlingen,
droeven glimlach, toen zij plaats nam
in de zware logge koels, (lie aange
wezen was om haar van Charlley te
vervoeren, daar haar rheumatisme
haar in te erge mate had aangetast,
om haar te veroorloven den tocht te
paard af te leggen.
„Spreek zoo niet; Uwe Majesteit
heeft vóór dezen zoo menigen storm
doorgestaan," zeide Marie de Courcel
les. „Deze zal ook wel over Uw hoofd
heendrijven."
„Ach, mijn goede Marie, geene en
kele maal te voren heb ik zulk een
onheilspellend voorgevoel gehad en
mij den moed zoo voelen ontzinken.
Ik kon vroeger altijd nog hopen,
ik heb den inhoud van Pandora's doos
opgebruikt. Ook de hoop is ontvlo
den
Jean Kennedy trachtte haar Ie
troosten met hel bekende woo:d„als
de nacht op zijn donkerst is, is de och
tendschemering nabij."
„De ochtendschemering ja mis
schien van den dag der eeuwigheid,"
sprak de Koningin. „Neen, lieve vrien
dinnen, de meest welkome lijding
voor mij zou wezen, dal aan mijn
akelige slavernij voor goed een einde
zal komen, en dat ik niet langer mijn
getrouwen aanhangers ten verderve
zal kunnen zijn. Hoe nu, mignonne,
schreit gij Gij zult uwe vrijheid terug
erlangen, wanneer die dag aanbreekt."
«O, mevrouw, ik begeer geen vrij
heid lot zulk een prijs!" En toch had
Cicely er niet weder goed uitgezien
na die zeventien dagen op Tickhill.
Zij zag nog bleek en was nog schraal,
hare donkere wenkbrauwen waren
steeds gefronst, en niet dan hoogst
zelden vertoonden zich op haar gelaat
de vrooiijke uitdrukking en de glim-
lachjens van vroeger. De last des levens
was aangevangen zwaar op haar te
drukken, en van dag tol dag had
Humfrey, als hij haar daar in de kapel
tegenover zich zag zitten, of als hij
een paar woorden met haar wisselde,
terwijl hij hel plein over stak, met
smart waargenomen, hoe haar voor
komen veranderde; en de vraag, die
telkens hij hem oprees, of zij hij slot
van rekening Anlony Bahington toch
wellicht bemind had, en of wellicht
haar hart rouw droeg over dien onge-
lukkigen jongen man, was voor hem
een bron van biltere kwelling.
't Is waar, ook zonder dat de
hartstocht der liefde er hij in '1 spel
kwam, was er in hel droevig lot van
den speelkameraad harer jeugd veel
geweest, dat een jeugdig hart moest
schokken en treffen, 't Was de eerste
doode onder hen, die zij vertrouwe
lijk gekend had, en ook het weinige,
dal zij wist van de oorzaak, maakte,
dat zij zich zeer ongelukkig en bijna
schuldig voelde; want had niet de
arme Anlony deelgenomen aan eene
samenzwering ten gunste van hare
moeder, en had men haar daarbij
niet gebruikt als een soort van lokaas
voor hem? Buitendien gevoelde zij
zich gedrukt door den last eener in
nige deernis en bewondering, die niet
gepaard ging met volkomen gerust
heid en vertrouwen. Zij was van den
beginne af verontrust door onwaar
heden en heimelijke handelingen. Alles
om haar heen was geheimzinnig ge
weest, en de toekomst was donker.
Er openhaarden zich ijselijke voor
teekens voor hare moeder, en de ge
dachte aan haar eigen toekomst wekte
slechts een gevoel van onzekerheid
henevens de vrees, dat men haar ge
lasten zou Marie de Courcelles te vol
gen naar een huitenlandsch hof, mis
schien wel naar een klooster, terwijl
zij smachtend verlangde naar huis en
naar de moederlijke leedei'heid en
gelrouwheid van Mr. Talbot; en het
afzien zelf van Humfrey, waartoe zij
zich zoo vlug met woorden verhonden
had, had haar zijne waarde ten volle
doen beseffen, en in haar het vurig
verlangen doen ontwaken naar hel
recht, om op zijn krachtigen arin te
steunen en aan zijn eerlijk hart te
rusten. Een blik op hem en te welen,
dal hij in hare nabijheid was, scheen
haar dikwijls de beste troost; en zou
zij nu voor altijd van hem gescheiden
worden De Koningin, ofschoon men
haar haar aalmoezenier ontnomen had,
was zicli in den laalslen tijd veel meer
in 't gebed gaan verdiepen, als iemand,
die zich voorbereidt tol den dooden
aan die gebeden nam dan ook hare
geheele huishouding deel, voor zoo
verre zij liet Boomsch Katholieke
geloof beleden, met uilzondering dus
alleen van Cicely en de de twee Mrs.
Curll. De lange, dikwijls herhaalde
Latijnsche gebeden, zooals de boet
psalmen, zouden zeker vervelend ge
weest zijn voor het meisjen, maar het
hinderde haar, dat zij zoo bepaald
daarvan uitgesloten was, als iemand,
die met hare moeder geene gemeen
schap had. Misschien was dit zoo
beschikt met eene zekere berekening,
ten einde hij haar geneigdheid te doen
ontslaan, om het geloof harer moeder
te omhelzenen 't was een alles be
halve aangename tijd, dien zij door
bracht, daar zij niets had om zich
meê bezig te houden dan haar bor
duurwerk, en geen ander gezelschap
dan dat van de gezusters Curll. Barbara
was zeer neerslachtig gestemd door
het verlies van haar kind, en door
haar angstige bezorgdheid voor het
lot haars echtgenools. Zijn getuigenis
kon leven of dood voor de Koningin
zijn, en de mogelijkheid, dat hij het
in hem gestelde vertrouwen verraden,
of om zijne getrouwheid op de pijn
bank gelegd worden zou, waren voor
de verbeelding zijner vrouw vreese-
lijke alternatieven. Moeilijk was het te
zeggen, of' het haar meer bedroefde
dan wel verheugde, toen hel haar bij
hel verlaten van Charlley ontzegd
werd, langer in dienst der Koningin
te blijven, en haar vrijheid gegeven
werd om hem naar Londen te volgen.
Dè arme dame wist niets en vreesde
alles. Zij kon niet nalaten over haar
angst en bezorgdheid met Cicely te
spreken, waardoor deze langzamer
hand wat meer begrip kreeg van de
vertakkingen van samenzwering en
intrige vroegere en tegenwoor
dige waarvan zijzelve maar een
gedeelte had kunnen vermoeden. Ze
ker was de ontdekking dat zij eene
prinses was, en de omstandigheid,
dat zij met eene Koningin dezer ge-
gevangenschap deelde, gebleken niet
zooveel overeenkomst te hebben met
een hoofdstuk van de Morted'Arthur,
als Cicely te Buxton gemeend had.
't Geleek er evenmin op, als het
rijden op een witten telganger door
een bosch, onder geleide van ridders
in volle wapenrusting geleek op het
ingepakt worden, samen met al de
dames in eene zware, logge reiskoets,
voorafgegaan en gevolgd door gewa
pende dienaren, waaronder slechts
nu en dan Ilumlrey's gestalte zich
zien liet.
De Koningin had in den wagen
het plaalsjen uilgekozen, waar zij nog
hel best kon uitkijken door de klei
ne raampjens. Zij liet haar blik wei
den over de graanvelden, vol scho
ven, de boomgaarden, beladen met
rood getinte appels, de hoornen, die
reeds hun herfsttint begonnen aan
te nemenzij staarde daarop met
kwijnende oogen, als iemand, die er
een voorgevoel van had, dat zij deze
heerlijkheden der aarde voor de laat
ste maal zag.
Twee malen moesten zij op dezen
tocht overnachten, eenmaal te Leices-
ter; en op de vierden dag kwam de
kapitein, die door den goeverneur
Sir William Fitzwilliam afgezonden
was om haar te geleiden en te ont
vangen, voor het vensterraampjen en
verzocht haar eens uit te zien. „Hier
is Periho Lane," sprak hij, „vanwaar
Uwe Majesteit het eerste gezicht heelt
op de nederige woning, die de eer
zal hebben haar te ontvangen.
„Perio! Ik ga ten verderve," her
haalde Maria; „dat is een weg met
een onheilspellende naam."
Het kasteel zag er verbazend sterk
uit. De holle klank, veroorzaakt door
het rollen van den wagen over een
ophaalbrug, werd tweemaal gehoord,
en het rijtuig moest twee pleinen
overrijden, alvorens liet bleef stilstaan
voor eene bieede, liooge stoep, aan
welker voet Sir William Fitzwilliam
en Sir Amias Pauletl stonden, gereed
om de Koningin te helpen uitstap
pen.
Eenige sleenen trappen werden
heslegen, en dan moest men een
ontzaggelijke groote voorzaal door-
loopen. De kleine optocht had zich
in paren gerangschikt, en Humfrey
was in de gelegenheid zijn hand aan
Cicely te geven en met haar de rui
me voorzaal door te loopen, door
talrijke vensters, met kleurrijke wa
penschilden prijkend, verlicht, waar
van de westelijke fonkelden in den
vollen gloed van den Septemberzon-
neschijn. Een dezer, beschilderd met
het koninklijk wapenschild, omringd
van karmijnkleurig loofwerk, wierp
eene bloedroode vlek op het wil mar
meren plaveisel. Maria, die voorop
liep, aan den arm van Sir Andrew
Melville, bleef stilstaan, huiverde, wees
op de roode vlek en zeide„zie,
Andrew, daar zal mijn bloed vergoten
worden
„Mevrouw, mevrouw, spreek niet
alzoo! Met den bijstand der heiligen
zult gij uw ongelegenheden te boven
komen."
„Ja, Andrew, maar dat kan slechts
op ééne wijze geschieden;" en dit
zeggende, sloeg zij de oogen ten he
mel.
Het kon aan de aandacht harer
getrouwe volgelingen niet ontgaan,
hoe niemand thans met vuur verze
kerde, dat men niets kwaads tegen
haar in den zin had, gelijk zij dat
zoo dikwijls door Shrewsbury en Sad
ler hadden hooren verzekeren.
Cicely zag Hurplrey met groote
oogen aan en vroeg hem fluisterend
„wat moeten wij er van denken?"
Hij schudde ernstig het hoofd en
zeide: „ik kan het niet zeggen;"
maar onwillekeurig verried zijn hou
ding, dal hij hel ergste verwachtte.
Intusschen werd Maria naar hare
vertrekken geleid, een trap op, zoo
als gewoonlijk, en aan een andere
zijde van hel binnenplein, die een
rechten hoek vormde met de voor
zaal. Er was geen reden om over
deze vertrekken te klagen, en Maria's
meubels waren, zooals gewoonlijk,
vooruitgezonden met hare dienstbo
den, en door hen op orde gezet. Zij
was vermoeid, en ging dadelijk in
haar stoel zitten, en zoodra Pauletl
zich van de gewone formaliteiten ge-
kwelen had, met nog meer stijfheid
dan men van hem gewend was, en
haar verlaten had, sprak zij: „ik be
grijp, waartoe we hier gekomen zijn.
Daar ginder, in die voorzaal zal ik
het leven moeten laten."
Men overlaadde haar met troost
rijke verzekeringen en sprak den
vurigen wensch uit, dat haar treurig
voorgevoelen zich niet verwerkelijken
mochl, maar zij wees ze af en zeide
„maar, lieve vrienden, denkt ge dan
niet, dat het vooruitzicht van het na
derend einde mijner gevangenschap
mij verheugt?"
Zij hervatte zeer kalm hare gewone
levenswijze, voor zoover haar dal
veroorloofd werd door hare weder
verejgerde rheumaliek, en gaf haar
verlangen te kennendat zij hel
groote stuk borduurwerk, waarmede
zij bezig was, mocht kunnen vol
tooien, en zoo verliepen er omstreeks
veertien dagen. Toen vertoonde zich
het eerste voorteeken van het lol,
dat haar te wachten stond. Sir Amias
Pauletl, Sir Walter Mildmay en een
notaris meldden zich bij haar aan,
en stelden haar een brief van Koningin
Elizabeth ter hand, waarin haar werd
medegedeeld, dal ernstige beschuldi
gingen tegen haar bestonden, en dat,
daar zij onder de bescherming van
de wetten van Engeland verkeerde,
zij volgens die wetten moest terecht
staan, en zich zou hebben te verant
woorden voor de tol dal doel be
noemde kommissarissen. Maria spreid
de al hare koninklijke waardigheid
ten toon, en verklaarde, dal zij zich
nooit zou vernederen, om zich te
verantwoorden als een onderdane van
de Koningin van Engeland, maar
slechts zou willen toeslaan, dal de
tusschen haar en Elizabeth bestaande
geschillen voor een gerechtshof van
builenlandsche vorsten gebracht wer
den. Wat betrof de omstandigheid,
dat zij onder de bescherming der
Engelsche wet zou staan, zij had
zich uit eigen vrije beweging naar
Engeland begeven, en men had haar
daar sedert haar overkomst altijd ge
vangen gehouden, zoodal zij zich on
mogelijk kon beschouwen als be
schermd, door de wetten van Engeland.
Intusschen kwamen er dag aan dag
nieuwe aanzienlijke heeren aan, die
benoemd waren in de kommissie, voor
welke zij moest terechtstaan. Men
hoorde telkens getrappel van paarden
en gerinkel van wapenrustingen, en
hel gevangen gevolg hoorde dagelijks
gewagen van nieuw aangekomenen,
en zag nu en dan een zweem van
nieuwe kleuren en banieren, die op
het voorplein wapperden, terwijl er
met Maria onderhandeld werd, in de
hoop, dal men haar zou overhalen,
zich te onderwerpen aan de Engelsche
rechtspraak. Zij was er zeer verslagen
onder, daar zij inzag, dat, als zij bleef
volharden bij hare weigeringom
zich aan de Engelsche wet te onder
werpen, dit in strijd zou zijn met
haar aanspraak op de Engelsche
kroonterwijl bovendien Burghley
haar verklaard had, dal, indien zij
weigerde zich te verantwoorden, het
gerechtelijk onderzoek toch zou plaats
hebben, en men het vonnis over haar
uitspreken zou bij verstek. Bij deze
bedreiging ontwaakte haar moed we
der, en zij antwoordde met minach
ting er opmaar zij verviel weder
tol de vroegere verslagenheid, toen
de Thesaurier haar verlaten had.
Wordl vervolgd
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.