verwacht, terwijl de Koningin een on
derhoud had met Halton, door den hol
meester de boodschap gebracht, dat
Mr. Richard Talbot was aangekomen,
en dat hem door Sir Amias Paulett
vergunning gegeven was, om met Miss
Cicely te spreken. Zij sprong op van
vreugde, maar Mrs. Kennedy kon zich
er niet meê vereenigen.
„Kan dat zóó!" zeide zij. ,,'t Moet
al ver gekomen zijn, als, om met een
der dames van Hare Majesteit te mo
gen spreken, het verlol van eenig
ander persoon dan Hare Majesteit
zelve voldoende zou zijn, en het zou
me zeer van u verwonderen, jonge
dame, dat gij vergeten zoudt de eer
van Hare Majesteit te handhaven!"
„0 Mrs. Kennedy, beste Mrs. Jean,"
sprak Cicely op smeekenden loon,
„belet het me niet! Als ik wachten
moet, totdat ik het haar kan vragen,
zou ik wellicht mijn eenige hoop ver
liezen om met hem te kunnen spre
ken. Ik weet, dat hel haar niet mis
hagen zal, en 't is eene gewichtige
zaak, indedaad, hel is eene gewichtige
zaak."
„Kom, Mrs. Kennel," lie tnu de
holmeester zich hooien, die volstrekt
niet zoo onvriendelijk en stijl' was
als zijn heer, „indien het een jeugdig
minnaar ware, die verzocht deze
schoone jonge dame te mogen spre
ken, dan zou ik kunnen inzien, waar
om ge zoudt aarzelen uwe toestem
ming te geven; maar nu't haar vader
en haar broeder zijn, nu kan er toch
geen reden bestaan om er u tegen te
verzetten."
„De jonge dame weet wat ik bedoel,"
sprak de oude dienaresse van Koningin
Maria, met groote waardigheid. „Maai1
als zij hel tegenover de Koningin wil
verantwoordden
„Dat wil ik, dat wil ik," riep Ci
cely uit, die eene kleur gekregen
had van vurig vei langen, en terstond
volgde zij den holmeester, en ging
met hem de deur uit, door welke
de vertrekken der koninklijke gevan
gene gemeenschap hadden met eene
gaanderij. Bij die deur stonden drie
schildwachts, altijd onder het bevel
van een officier. Humfrey was een
der officiers, die beurtelings hel be
vel hadden over deze wachts, maar
nu was hel zijne beurt niet. Hij stond
echter bij zijn vader te wachten op
Cicely's komst.
Door vurig verlangen gedreven,-
vloog zij naar Mr. Richard toe, boog
hare knie, opdat hij haar zijn zegen
geven mocht, en stak hem haar ge-
zichljen toe om zijn vaderlijken kus
te ontvangen, met dezelfde innige
blijdschap, als ware zij werkelijk zijne
dochter geweest. Hij nam haar eene
hand, en Humfrey de andere, en zij
volgden den hofmeester, die beloofd
had hun gelegenheid te zullen ver
schaffen om elkander zonder getuigen
te kunnen sprekenen dal was eene
zoo moeilijke taak, daar het kasteel
zoo overbezet was, dat hij hun geen
ander plekjen kon aanbieden dan de
diepe vensterbank van een groot uit
springend venster, aan hel einde der
gaanderij. Men kon hen daar wel zien,
maar er bestond geen vrees, dat men
hen daar zou kunnen hooren, als zij
zeiven het niet wilden, en zij zouden
niet gestoord worden, voordat de bel
geluid werd voor hel avondgebed en de
preek. En toen Cicely daar gezeten was
lusschen Mr. Richard en hel venster,
met Humfrey tegenover haar, maakte
zich een gevoel van rust en bient être
van haar meester, dat zij niet gekend
had sedert zij Bridgefield verlaten
had. Zij had onderweg reeds verno
men, dat alles daar wel was, en dat
Mylord niet gekomen was, ofschoon
hij in de Kommissie benoemd was,
als Graaf Maarschalk van Engeland,
maar dat hij zijn bloedverwant van
Bridgefield in zijn plaats had gezonden,
met brieven van verontschuldiging.
„'t Is hem ihdedaad onmogelijk
hier te komen, om als rechter zitting
te nemen over eene beschuldigde, die
hij zoolang en zoo van nabij gekend
heeft," zeide Richard; „maar hij heeft
mij gelast hierheen te gaan en hier
te blijven, totdat ik hem van alles een
volledig verslag kan geven."
„Hoe vat Mylady de Gravin dat op?"
vroeg Humfrey.
„Ik twijfel of de Gravin hem zou
vergunnen te gaan, indien hij hel
wenschte. Zij is geheel van meening
veranderd, en is teruggekeerd tot haar
eerste lielde voor deze Vorstin, terwijl
zij verklaart, dal het alteinaal de schuld
van Mylord haar gemaal is, dat de
bewaking der gevangene haar ontno
men is, en dal zij dit alles had kunnen
en willen voorkomen."
„Dal is zeer goed mogelijk," merkte
Humfrey op. „Indien alles waar is
wat er gefluisterd wordt, dan hebben
er handelingen plaats gehad, die te
Sheffield onmogelijk waren."
Kan wel zoo zijn. In allen ge
valle is Mylady bitter verstoord, en
ze sturen om den anderen dag om
je moeder, om haar lot bedaren te
brengen."
„Die lieve moeder!" mompelde Cis;
„wanneer zal ik haar wederzien?"
„Ik wenschte wel, dat zij u een
tijdlang bij zich kon hebben, mijn
lief ineisken," zeide Richard„ge hebt
je bolle, roode wangen verloren. Zijt
ge ziek geweest?"
„Neen, mijnheer, behalve zooals
wij allen hel zijn ziek naar hel
hart! Maar alles schijnt weêr goed
te zijn, nu gij hier zijl. Vertel me
wat van Ned; is hij nog een even
ijverig scholier als vroeger
„0 ja. We zijn onder Gods zegen
van plan hein voor de Kerk groot te
brengen. Ik hoop, dat hij aanstaande
jaar naar Cambridge zal kunnen gaan.
Je moeder is ai druk bezig met grijs
met-zwarte kousen voor hem te
breien."
Andere vragen en antwoorden be
treffende Bridgefield volgden nu nog,
en blijkbaar stelde Cicely daarin nog
evenveel belang, als ware zij eene
geboren Talbot geweest. Het gaf haar
een soort van rust, over deze aange
legenheden te mogen spreken, alvo
rens zij lot de treurige en meer drin
gende zaken kwamen, welke met
haar ander leven in verband stonden,
'l Was niet voordat de elkander lang
zaam opvolgende slagen van de kas-
teelklok hen waarschuwden, dat zij
geen vol uur langer bij elkander
konden blijven, dat er meer vertrou
welijke onderwerpen ter sprake wer
den gebracht, en toen bracht Richard
aan Cicely die laatste treurige bood
schappen voor hare Koningin over,
welke hij aan Babinglon en Tichboi ne
beloofd had te zullen overbrengen.
„De Koningin heelt menigen traan
om hen gestort," sprak zij, „en zij
lieelt aan de Fransche en Spaansche
ambassadeurs geschreven, dat deze
missen voor hen zouden laten lezen.
Die arme Antony? Heeft hij u met
geen enkel woord voor mij befast,
lieve vader?"
Daar de man dood was, vond Mr.
Talbot geen bezwaar, haar mede te
deelen, hoe hij gezegd had, dat hij
nooit iemand anders bemind had,
hoewel hij zich ontrouw aan die liefde
getoond had.
„Ach, die arme Antony 1" sprak
Cis met haar ernstigen eenvoud. „Maar
het zou niet eerlijk van mij geweest
zijn, me aan het huwelijk van iemand,
wiens vrou v ik toch nooit worden
kon, in den weg te stellen."
„Daar hij u beminde, zoudt gij
werkelijk aan zijn huwelijk in den
weg gestaan hebben," haastte Hum
frey zich te zeggen. „Ja," vervolgde
hij, toen zij de oogen naar hem op
sloeg „dat zou werkelijk het geval
geweest zijn, omdat hij, zooals mijn
vader u verzekeren zal, die andere
vrouw niet in oprechtheid beminnen
kon."
Op Richard's gelaal vertoonde zich
een droeve glimlach, en hij kon niet
anders dan zijn zoon's eerlijke op
rechtheid en trouwhartigheid goed
keuren.
„En zoo," hernam Cis, met dezelfde
openhartigheid, „moet ook gij van alle
liefde voor mij afzien, Humfrey, be
halve van die eens broeders voor
zijne zuster; want de Koningin, mijne
moeder, heeft rne op mijn woord
doen beloven, dat ik nimmer uwe
vrouw zal woiden."
„Dat weet ik," antwoordde Humfrey
op kalraen toon. „Ik heb het gedurende
deze geheele twee jaren geweten;
maar wal heeft dat uittestaan met
mijne lielde
„Kom, kom, kinderen," sprak Ri
chard, zich verhardend, ofschoon hem
de tranen in de oogen kwamen; „ik
ben niet hier gekomen oin u beiden
met elkaar te hooren redeneeren als
de personen uit een herdersdicht! We
mogen geen tijd verspillen. Zeg me,
mijn kind, indien het je niet verboden
is er over te spreken, heeft de Ko
ningin eenig doel ten uwen opzichte?"
„0, mijnheer, ik vrees, dat wat
zij het liefst zou willen, is, inij toe
te vertrouwen aan de zorg van een
barer bloedverwanten in Lotharingen.
Maar ik heb me voorgenomen ine
met alle kracht daartegen te ver
zetten, en haar te smeeken daarvan
af te zien. En, vader, één groot doel
staal rnij voor oogen. Zij zegt, dat
die onbarmhartige staatsdienaren, die
thans allen hier beneden in dit kas
teel zijnKoningin Elizabeth altijd
verhinderd hebben, alles te vernemen
en zich met de zuivere waarheid be
kend te maken, en met haar als vrouw
lol vrouw te spreken. Vaderik wil
naar Londen gaan; ik wil trachten
toegelaten te worden bij de Koningin,
en wanneer zij hoort wie ik ben
van haar eigen bloed en maagschap
dan zal ze niet kunnen nalaten
naar rne te luisteren; en ik zal haar
mededeelen wal de Koningin, mijne
moeder, werkelijk is, en welk een
onbarmhartig spel men met haar ge
speeld heeft, en ik zal haar smeeken,
dat het haar moge behagen mijne
moeder van aangezicht lol aange
zicht te zien, met haar zelve te spreken,
en dan te oordeelen, of zij dat alles,
waarvan men haar beschuldigd heeft,
kan hebben gedaan."
„Ge zijl een braaf meisjen, Cis,"
riep Humfrey met innige ontroering
uit.
„Wilt ge mij er heen geleiden
mijnheer?" vroeg Cicely, de oogen
naar Mr. Richard opslaande.
„Kind, dat kan ik niet dadelijk
beloven, 't Is een gevaarlijk plan
waarover wel terdege mag nagedacht
worden."
„Maar ge zult me toch helpen het
ten uitvoer te brengen, niet waar?"
vroeg zij weder op ernstigen toon.
„Indien het werkelijk je plicht
mocht zijn, alzoo te handelen, wee
mij, indien ik trachtte je er van te
doen afzien," sprak Richard; „maar
er behoeft op dit oogenblik dien
aangaande nog geene beslissing ge
nomen te worden. We moeten den
afloop van dit gerechtelijk onderzoek
afwachten, indien dit werkelijk plaats
vindt."
„Will Cavendish verzekert," merkte
Humfrey op, „dat er altijd een of
ander soort van verhoor zal plaats
hebben, hetzij de Koningin er in toe
stemt, voor deze Kommissie terecht
te staan, of niet."
„Zoolang dat niet is afgeloopen,
kunnen we niets doen," hernam zijn
vader. „Inlusschen, Cicely, mijn kind,
zullen wij hier aanwezig zijn, en wees
er van verzekerd, dat bet je niet aan
mijn steun ontbreken zal, wanneer
ge als dochter je plicht moet vervui
len. Stelle je dat gerust, mijn lief
meisken, en bid, dat het ons gegeven
worde te weten wat goed en recht
vaardig is."
En Richard sprak als een man van
verheven zedelijken moed, toen hij
dit beloofde, daar hij zeer goed wist,
dat hij zich daardoor waarschijnlijk
aan groot gevaar blootstelde. Het
ergste dat Cicely kon overkomen zou
wellicht gevangenschap zijn, en een
leven, voortdurend onder naijverig
toezicht; maar de omstandigheid, dat
hij zoo lang haar afkomst verheeld
had, kon licht hem aangewreven wor
den als hoog verraad, en de ijselijke
gevolgen van zulk eene beschuldiging
lagen nog maar al te versch in zijn
geheugen. Toch, zooals hij later tot
zijn zoon sprak, „kon men het meis
ken niet verbieden, alles te doen wal
zij vermocht in het belang harer
moeder, en evenmin kon men haar
alléén zich aan 't gevaar laten bloot
stellen."
Humfrey stemde dit van harte toe.
„De Koningin kan het haar ver
bieden, ol van het plan komt wel
licht niets," liet Richard er op volgen,
„ol hel zal duidelijk blijken een nut-
telooze en onmogelijke poging te zijn;
maar als Christen mag ik haar niet
ontraden alles te doen wat zij kan.
En, gelijk gij terecht opmerktel, Hum
frey, zij is veranderd. Zij heeft, in
alle opzichten en onder alle omstan
digheden 't is indedaad zoo
zich bescheiden en zediglijk gedragen.
Het kinderachtige van vroeger heeft
haar geheel verlaten, en ik merk
geen luchthartige lichtzinnigheid hij
haar op."
Dien middag deelde Koningin Maria
mede, dat zij had toegegeven aan
Halton's voorstellen, in zooverre, dat
zij er in toestemde voor de Kommis-
sarissen te verschijnen, op voorwaar
de, dat er aanteekening werd gehou
den van haar protest legen dezen
geheelen rechtshandel.
„Neen, veroordeel me niet, goede
Melvil," sprak zij. „Ik heb mijne be
komst van uwe betoogen. Wat doel
het er toe, hoe zij de daad plegen,
welke zij zich voorgenomen hebben
te volbrengen? 't Was noodlottig voor
Koning Hendrik den Achtste, toen
hij op deze wijze de wet trotseerde,
oin zijn wil door te drijven. In de
goede oude tijden viel de slag, zonder
eerst door den een en den ander
voorbereid te zijn, en zonder dat men
er in den naam der justitie een
schouwspel voor het publiek van
maakte."
Mary Sealon mompelde iets van
Harer Majesteits onschuld, die zoo
klaar was als hel licht van den dag.
„Vlei u daarmede niet, ma mie,'''
sprak Maria. „Al ware mijn onschuld
klaarder dan de zon, zij zouden
haar toch verduisteren. De eenige
viucht van dit gerechtelijk onderzoek
zal zijn, dat ik wellicht tot hel na
geslacht zal spreken, indien ze mijne
slem hier smoren, en dat het zoo
ter kennisse van hel nageslacht zal
komendal ik gestorven ben als
martetaresse voor mijn geloof. Laat
ons biddenmeisjensdat is heter
dan ijdele hoop te voeden. De pro
fundus clamavi
HOOFDSTUK XXXIV.
Voor de Kommissarissen.
Wie zouden vergunning krjjgen
om bij het verhoor tegenwoordig te
zijn? Evenals kleine nabijzijnde voor
werpen groote voorwerpen, die zich
op verren afstand bevinden, verduis
teren, zoo was deze vraag het eerste,
waarom men zich in Koningin Maria's
kleine omgeving bekommerde, toen
het bekend was geworden, dat zij
voor hare rechters zou verschijnen,
zonder eenig ander gevolg dan Sir
Andrew Melville en hare twee Maries.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.