verkeerden, dat zij als prinses kwam
maar zoodra zij binnengekomen was,
haastte zij zich Mr. Richard's stoel
op zijn plaats te zetten, en dien van
zijne vrouw er naast, en zij wilde
zelve niet gaan zitten, voordat zij
haar uitgenoodigd hadden dat te doen;
en zij deed dat alles met zooveel be
valligheid, de edele houding van haar
hoofd was zooveel meer in 't oog
vallend geworden, en hare manier
van spreken zooveel vlugger en gees
tiger, dat Susan met verbazing en
bewondering naar haar opzag, als naar
een wezen, meer haar eigen, en toch
minder haar eigen dan ooit, thans
voor het eerst in werkelijkheid in haar
persoon eenige der bekoorlijkheden
van de Koningin der Schotten ver-
loonende.
Een waas van blijde vreugde had
zich uitgebreid over de geheele huis
houding, en voor het doen van ver
trouwelijke mededeelingen was het toen
't geschiktste oogenblik niet; de reizi
gers moesten eten en drinken, en ze
hadden daarmee nog maar pas een
aanvang gemaakt, toen Ned thuis
kwam. Hij was lichter gebouwd dan
zijn broeders, en zag er meer als een
aanslaand geleerde uit; maar zijne slem
liet zich al hooren, voordat men hem
nog zag. „Is het waar, is 't waar,
dat vader 't huis gekomen is? En onze
Cis ook? Ha!" En zoo kwam hij
binnenstormen, en hij gunde zich
nauwlijks lijd om zijn vader eerbie
dig te begroeten, maar vloog, met niet
te betwijfelen broederlijke vreugde,
dadelijk op Cis los.
„Is Ilumfrey ook thuis gekomen
vroeg hij, zoodra hij weêr op adem
kwam. „Neen? Ik dacht ook al, dat
het te mooi was om altemaal waar
ie zijn."
„Iloe hebt gij 't vernomen?"
„Hob, de jager, kwam berichten,
dat de Koningin onthoofd was. Wat?"
vroeg hij, toen Cicely blijkbaar schrik
te, terwijl een smartelijke kreet haar
over de lippen kwam. „Is dal dan
niet waar?"
„Neen, zeker niet, jongen," ant
woordde zijn vader. „Wie heeft Hob
die dwaasheid in 'l hoofd gepraat?"
„Omdat hij zag, of meende te zien,
dat Ilumfrey en Cis met u naar huis
reden, mijnheer; en daarom dacht hij,
dat alles afgeloopen was met de Ko
ningin der Schotten. Mylady, zeggen
ze, had een barer onstuimige buien,
en Mylord stuurde er iemand op af,
om te vragen, of ik iets wist; en toen
hij gewaar werd, dat ik niets wist,
wilde hij hebben, dat ik dadelijk naar
huis zou gaan, om u te verzoeken,
onmiddellijk op het Heerenhuis te ko
men, en voordat ik Dapple nog van
stal heb gehaald, komt er een andere
boodschap om te zeggen, dat er zoo
spoedig mogelijk moest gezadeld wor
den, om u en mijne moeder en Cis
derwaarts te brengen, opdat Mylady
de Gravin alles wat er gebeurd is
verneme."
Cis zag er zoo ontsteld uit, dat de
goedhartige Susan zeide: „ik zal je
bij Mylady verontschuldigen. Ge zijl
vermoeid en voelt je ongesteld, en ik
kan het niet over me verkrijgen, je
terstond weder een tocht te doen
ondernemen."
„De Koningin zou toch nooit zoo
overhaast, zoo plotseling zulke orders
gegeven hebben," sprak Cis. „Moeder,
kunt ge niet bij me blijven? Ik
heb u zooveel te zeggen, en ik kan
maar kort bij u blijven."
De Talbots waren echter te zeer
gewoon te gehoorzamen aan de be
paalde bevelen van de hoofden hun
ner familie, om zich aan zulk een
ongehoorzaamheid te wagen. Susan's
voorstel was reeds eene groote ver
metelheid geweest, waaraan zij zich
nauwelijks zou gewaagd hebben, zoo
het haar niet bekend geweest was,
dat het meisjen in'i geheel geen Tal
bot was.
Toch stelde Cis het bijzijn van hare
dierbare moeder Susan, zelfs in ge
zelschap van de Gravin, te zeer op
prijs, om er van al te zien, en zij had
ook gehoord, dat Lady Shrewsbury's
gezindheid ten opzichte van Maria
zeer veranderd was, en dat zij, nadat
de prikkel van de tegenwoordigheid
der gevangene was weggenomen, zich
alleen het meer gelukkige en aange
name gedeelte van hun vroegeren
omgang scheen te herinneren. Zij
had nog wel menigmaal met haar
echtgenoot overhoop gelegen, maar
niet op zoo wanhopige wijze als vroe
ger, en tegenwoordig spanden de
Graaf en de Gravin .één lijn tegen de
nog overgebleven zoons, die, met
Gilbert aan het hoofd, hun groote
eischen deden. Cicely voelde zich dank
baar gestemd jegens den Graaf wegens
zijn afwezigheid van Folheringhay,
en ofschoon het voor haar eene teleur
stelling was, dat zij den avond nu niet
rustig thuis kon doorbiengen, ver
klaarde zij, dat zij liever mede wilde
gaan naar het Ileerenhuis, dan zich
van „moeders" bijzijn te laten beroo-
ven. De stalknechts, meer overleg
loonend dan hun Lord en Lady, had
den een draagstoel gezonden, waarin
de dames, die op den natten, don
keren Okloberavond dien tocht moes
ten ondernemen, konden plaats nemen,
en daar werd aan Cis de eerste kos
telijke gelegenheid geschonken, om
veitrouwefijk te kunnen spreken met
haar, naar wie zij zoolang verlangd
had. Susan verheugde zich er zeer
over, dat men het logge, schomme
lende voertuig gezonden had, omdat
alzoo het reeds vermoeide meisjen
zich minder behoefde te vermoeien,
en zij begon al spoedig te vragen
naar de ongesteldheid, die aanleiding
gegeven had tot deze vakantie; maar
Cicely viel haar terstond in derede:
„o moeder, mij scheelt niets, 't Is
niet om die reden maar o, moe
der, ik ga mijn opwachting maken
bij Koningin Elizabeth, om te trachten
iets voor haar te doen, om zoo mo
gelijk het leven mijner moeder te
redden, en hare invrijheidstelling te
verwerven."
„Gij, arm meisken 1 Is je vader
wal zeg ik? is mijn echtgenoot
daarmee bekend?"
„0 ja. Hij zal mij daarheen gelei
den. Hij zegt, dat het mijn plicht is,
deze onderneming te wagen."
„Dan moet het goed zijn," zeide
Susan, en zij sprak op een anderen
toon, nu zij dit hoorde. „Wie heeft
het voorgesteld?"
„Dat heb ik gedaan," antwoordde
Cicely met eene zachte, zwakke slem,
en met moeite hare tranen bedwin
gende. „0, lieve moeder, gij zult hel
toch aan geen mensch vertellen, hoe
flauwhartig ik ben, niet waar? Ik
meende het van ganscher harte, maar
ik heb nooit kunnen vermoeden, dat
ik me zoo benauwd en angstig zou
gevoelen, nu ik me verbonden heb
hel te volbrengen."
„Hebt gij je er toe verbonden, en
kunt ge er niet van afzien?"
„Nooit," antwoordde Cicely; „ik
wilde niet gaarne, dat iemand liet
wist, zelfs mijn vader niet, dat ik er
zoo tegen opziemaar, moeder, moe
der, u moest ik het zeggen. Gij zult
het niemand laten vermoeden, is het
wel? Ik weet, dat het onwaardigis,
maar
„'t Is niet onwaardig angstig te
zijn, mijn arm kind, zoolang ge niet
aarzelt datgene te volbrengen, waar
toe ge u verbonden hebt."
„Het is, het is mijn afkomst onwaar
dig. Dat zou de Koningin, mijne moe
der,-zeggen," riep Cis opgewonden
uit.
„Van je voornemen afzien zou on
waardig zijn," voerde Susan daarte
gen aas," maar wend u tot uw God,
mijn kind, en Dij zal u kracht geven
om alles te volbrengen wat de plicht
eener getrouwe dochter is jegens de
ze beklagenswaardige vorstin en mijn
echtgenoot, zeidel gij, beschouwt het
als je plicht?"
„Ja, mevrouw; hij heeft vergunning
gevraagd om mij mede te nemen
naar huis, daar ik indedaad dikwijls
ongesteld geweest ben na die vreese-
lijke dagen op Tixall, en hij heeft
me beloofd mij naar Londen te zul
len geleiden."
„En zult ge onder je eigen, waren
naam optreden, als ge datgene vol
brengt, waartoe ge je verbonden
hebt?" vroeg Susan, onwillekeurig
huiverende bij de gedachte aan het
gevaar, waaraan aldus zoowel haar
echtgenoot als het meisjen zich bloot
stelden.
„Ik geloof van ja," antwoordde
Cis; „maar de zaak zal in handen
gesteld worden van M. de Chateau-
neuf, den Franschen Ambassadeur.
Ik heb hier een brief," vervolgde zij,
haar hand op haar boezem leggend,
„die, zooals de*Koningin verzekert,
aan hem op ontwijfelbare wijze be
wijzen zal, wie ik ben, en ais ik als
het ware onder zijne bescherming
alles volbreng, kan niemand mijn va
der er iets om doen."
Susan hoopte, dat het zoo zijn zou,
maar zij verwachtte, dat zij alles be
ter begrijpen zou, als haar echtge
noot er met haar over sprak, ofschoon
zij even angstig, ol misschien nog
angstiger was dan de arme kleine
Cis. Mr. Richard was voor haar traag
voertuig uitgereden, en had lijd ge
noeg om hare komst aan te kondi
gen, voordat de draagkoets hel liee
renhuis bereikte, en toen zij binnen
gelaten werden in Mylady's kamer,
zagen zij hem, bij het licht van een
groot haardvuur, voor den Graat en
de Gravin staan, met zijne muts in
de hand, nagenoeg op de wijze, waar
op in onze dagen een stalknecht of
jager voor zijn heer en mevrouw zou
staan.
De Graaf stond evenwel op om de
dames te ontvangenmaar de Gravin,
die tegenover anderen maar zeer wei
nig plichtplegingen in acht nam, hoe
veel zij ook, wat dat betreft, van hen
tegenover haar zelveeischte,rie:> uit:
„kom hier, kom hier, Cicely Talbot,
en vertel me, hoe het met die arme
dame gaat," en toen het meisjen in
het schemerlicht naar haar toe kwam,
riep zij op eens:„Hoe! Wal! Is
zij het? Maar wat heelt zij aan u
gedaan? Ge gelijkt op haar als het
veulen op de merrie."
Deze uitroep bracht de bezoekers
in verlegenheid, maar gelukkig voor
hen begon de Graaf te lachen, ter
wijl hij verklaarde, dat hjj geen ge
lijkenis kon zien in Miss Cicely's don
kere wenkbrauwen met de gebogen
wenkbrauwen van de Koningin der
Schotten, waarop zijne vrouw op ge-
melijken toon antwoordde: „wie heelt
gezegd, dat zulk eene gelijkenis be
stond? Het meisken behoeft niet
hoavaardig gemaakt te worden, want
zij en die arme dame gelijken vol
strekt niet op elkander, maar zij heeft
zoo zeer haar houding overgenomen,
dat ik er in donker van ontstelde,
daar al mijne gedachten bezig waren
met die arme dame. Ik had een eed
kunnen doen, dat zij het was, die
daar binnen kwam, zooals zij was,
toen zij vijftien jaar geleden voor de
eerste maal aan onze zorg werd toe
vertrouwd. De Hemel geve, dat zij
hier niet kome spoken 1 Hoe is 't
met hare gezondheid gesteld, meis
ken?"
„Goed, mevrouw, behalve wanneer
zij aan die rheumaliesche pijnen lijdt,"
antwoordde Cicely.
„En heeft zij nog goeden moed
„Dien kan niets haar onlrooven,
mevrouw."
Aan de dames werden nu stoelen
gegeven, ofschoon niets dan vouw
stoelen, maar Susan trilde niet meer
van angst bij de gedachte aan de uit
werking, die de onbeschaamdheid der
Gravin wellicht zou hebben op Cice
ly, die hel allemaal scheen te beschou
wen als iels dat vanzelf sprak, en
zelfs als iets dat er heel weinig op
aan kwam, ofschoon zij zonder aar
zelen en met hoffelijke bevalligheid
antwoordde, zoodat zich in haar geen
spoor meer vertoonde van de hettig-
heid, die haar in hare kinderjaren
was eigen geweest.
Menige vertrouwelijke vraag van
den Graaf en de Gravin werd beant
woord door Richard en de jonge
dame, totdat zij een tamelijk helder
denkbeeld van den toestand hadden.
De Gravin weende bitterlijk, en be
gon, tot Cicely's groote verbazing,
haar leedwezen te kennen te geven,
dat zij niet meer met de bewaking
der arme dame belast was. 'l Was
een schande, dal men haar gebracht
had, waar geen vrouwen waren, die
iets voor haar konden gevoelen. La
dy Shrewsbury had blijkbaar verge
ten, dat niemand zoo kwaadaardig
tegen de Koningin geweest was als
zijzelve.
En toen het onmogelijk viel te
loochenen, dat de zaken er zeer slecht
voorstonden, en dal Burghley en Wal-
singham schenen besloten te hebben,
deze gelegenheid niet te laten voor
bijgaan, om de gevangene uit den
weg te ruimen, barstte Mylady uit in
een: „Ach, daar hebt ge bet! Zij zal
sterven, en ik heb mijne belofte niet
kunnen volbrengen, en haar schim
zal mij vervolgen tot aan mijne sler-
vensure, en dat geheel naar den wensch
van die venijnige padde, die nijdige
slang van een Maria Talbot."
Er volgde nu een hartstochtelijke
bui van schreien, gemengd met ver
wijlingen tegen hare dochter Maria,
veel meer dan tegen haarzelve, en
terwijl Susan pogingen aanwendde
om tiaar tot bedaren te brengen, ont
dekte Cicely, dat de oorzaak van de
wanhoop der Gravin deze was, dal
zij in de dagen toen zij op zeer vriend-
schappelijken voet verkeerde met de
Koningin, de verzekering had uilge
sproken, dat laatstgenoemde niet be
hoefde te vreezen, dat men haatJKin__
't leven berooven zou, daar zij midde
len voor hare veiligheid zou beramen.
En op haar eigen grondgebied, in
haar eigen Kasteel of Heerenhuis zou
zij zonder eenigen twijfel in slaat ge
weest zijn dal te doen. De Graaf schud
de het hoold, maar had er terstond
berouw over dal hij het gedaan had,
want zij zag hem half verwoed, half
zenuwachtig lachend aan, bij de ge
dachte, dat hij wellicht had kunnen
verhoeden wat haar thans zoo bitter
griefde.
En nu zeide zij en het stond
bij haar vast, dal het zoo was
dat het misverstand, waarvan de ver
wijdering der gevangene het gevolg
geweest was, geheel en al te wijlen
was geweest aan den laster en de
bedriegelijke streken van haar eigen
dochter Maria en den echtgenoot van
deze, Gilbert, met wien zij tegen
woordig op den slechtst mogelijken
voet stond. En zoo gaf zij hun de
schuld van den dood der Koningin,
(indien daartoe werkelijk besloten
was); maar ofschoon zij voor het
uiterlijke iedereen beschuldigde be
halve zichzelve, bewees toch de vree-
selijke onrust en angst, waarin zij
verkeerde, dat op den bodem baars
harten de overtuiging lag, dat het
haar eigen schuld was.
De Graaf had met een wenk Mr.
Richard uitgenoodigd zich met hem
te verwijderen, en beiden waren blijde,
dal zij zich aan het getier daar binnen
konden onttrekken.
Wordl vervolgd).
Gedrukt hij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.