BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonge.
66)
„Ge kunt wat dat betreft gerust
zijn," zeide Richard op koelen toon.
„Haar geloof is dal, waarin mijne
goede vrouw haar heeft opgeleid, en
zij heeft getrouw de preeken van de
kapelaans van Sir Amias Paulet bij
gewoond, die allen van dezelfde rich
ting waren als gij."
„Zijt ge daarvan verzekerd?" vroeg
Mr. lieatherlhwayte, „want het is de
aard van dit soort van lui, eene be-
driegelijke rol te spelen, evenals die
sbng van een moeder dat gedaan
heelt."
Dikwijls had Richard zelf er zoo
over gedacht, maar hij gevoelde zich
thans beleedigd, en stond op „indien
ge van meening zijt, dat ik eene
slang in uw huis gebracht heb, mijn
heer, zullen we ergens anders onder
dak zien te komen. Ik zal haar
roepen."
Mr. Ileatherthwayte verontschul
digde zich en verklaarde zich bereid
om te gclooven, dat Cicely even on
schuldig en onbesmet was als zijn eigen
klein meisken; en Mr. Talbot, die
het niet begeerlijk vond, met Cicely
zoo laat op den avond op straat ge
stuurd te worden, en allerminst ver
langde den goeden, maar wel ,\vat al
te bezorgden vader zulk eene belee-
diging aan te doen, gaf zich er bij
neer; maar de beide partijen konden
niet meer zoo hartelijk met elkander
spreken en voelden zich geen van
beiden op hun gemak, zoodat zij blijde
waren, dal zij konden scheiden en
zich te ruste begeven.
Richard was geheel vervuld van
't geen hij gehoord had. Hij begreep
nu, wat vroeger altijd voor hem een
onoplosbaar raadsel geweest was, hoe
Langston tot de wetenschap gekomen
was, die hem in slaat gesteld had in
Cicely het kindeken van Lochleven
te herkennen.
Mr. Talbot hoorde den geheelen
nacht den wind huilen en gieren, en
op grond zijner ervaring begreep hij,
dat er niets anders opzitten zou dan
een d3g of drie te Huil te blijven,
of de reis over land te doen. Met
het aanbreken van den dag regende
hel dal het goot, en woei het bij
buien hard. Hij stond vroeg op en
ging naar beneden. Hij hoorde zijn
vromen gastheer in diens kamer luide
bidden, en daar hij zich voorgenomen
had, dien Puriteinschen geest niet te
kwellen door de aanwezigheid van
Koningin Maria's kweekelinge, wik
kelde hij zich in zijn mantel, en liep
naar buiten om het weêr te bestu-
deeren en om een geschikt verblijf
op te sporen voor Cicely. Hij zag
niets, dal hem voldeed, en besloot
zijn ouden stuurman, Goatley, te raad
plegen; maar hij moest eerst zich
weêr terug begeven naar Mr. Ileather-
thwayte's woning, om niet te laat te
komen voor hel ontbijt. Binnenko
mende, vond hij Cicely bezig met
Yreugde-Olie behulpzaam te zijn bij
het bakken van pannekoeken, en ze
van boter te voorzien, wat haar zoo
goed afging, dat Mr. Healherthwayte
zich gedrongen voelde te verklaren,
dat hij zulke lekkere pannekoeken
niet gegeten had, sedert Mrs. Susan
uit Huil vertrokken was.
Bovendien had hij niet langer dan
tien minuten aan de ontbijttafel ge
zeten, toen hij lot zijn heimelijke
voldoening ontdekte, dat Cicely den
goeden predikant ten eenenmale be
koord en betooverd had, terwijl deze
toch zou gehuiverd hebben, indien
hij geweten had, dat zij dat deed dooi
de aanvalligheid, die zij overgeërfd en
overgenomen had van het voorwerp
van zijn afgrijzen. Zij werden dringend
uilgenoodigd, in hun tegenwoordig
kwartier te blijven, totdat het moge
lijk zou zijn, onder zeil te gaan; en
ofschoon Richard zich niet bizon dei-
gezind toonde, die uilnoodiging aan
te nemen, ze werd op zoo hartelijke
wijze herhaald, dat hij hel verstandiger
achtte, er aan gehoor te geven, liever
dan aanleiding te geven, dat de ge
heimzinnige geschiedenis nog verder
verbreid werd. llij was er niet vol
komen van verzekerd, of Mr. Ilea
lherthwayte de jonge dame als onbe
smet beschouwde, en of hij misschien
begeerde haar het noodige onderlicht
te geven om te blijven op den weg, dien
hij als den eenigen goede beschouw
de; maar de goede predikant sprak
steeds over haar als over eene deugd
zame jonge dame, en zoo weinig scheen
hij haar aanwezigheid gevaarlijk te
achten, dat hij zeide niets anders
te wenschen, dan dat Olie zooveel
mogelijk van haar leeren zou.
Cicely was bitter teleurgesteld en
had gaarne gewild dat de reis dade
lijk over land zou worden voortgezet
maar toen haar pleegvader haar aan
't verstand gebracht had, dat het
slechte weêr voor de reis over land
een bijna even groote hinderpaal zou
wezen, en dat zóó ook de reis veel
tijd zou nemen, onderwierp zij zich met
de handelbaarheid, die bij haar door
zulk een merkwaardig voorbeeld was
aangekweekt. Zij gaf aan Yreugde-Olie
onderricht in de kookkunst, zooals
zijzelve die geleerd had van haar eene
moeder, en in de borduurkunst, zoo
als zij die van hare andere moeder
geleerd hadzij was Stof-en-Asch be
hulpzaam bij het leeren van zijne taal
kundige lessen, en zij vermaakte hem
met haar verhalen van de spelen der
jongens te Bridgefield, zoodat zijn
vader ontevreden omkeek, toen hij
een gesmoord gelach hoorde, waarop
zij hem verzekerde, dat zij hem slechts
verhaald had, hoe haar broer Dick
eens een konijn gevangen had, of
iets dergelijks, en als door een of
andere tooverkracht met haar glim
lach de rimpels van zijn voorhoofd deed
verdwijnen.
Miss Cicely Talbot's bezoek zou
waarschijnlijk een onvergetelijk tijd
stip in het leven van Slof-en-Asch en
Vreugde-Olie zijn. De goede predikant
verzocht dringend, dat zij en haar
vader op hunne terugreis daar zouden
logeeren, en deze uilnoodiging werd
voorwaardelijk aangenomen, maar Mr.
Talbot schreef aan zijne vrouw, dat
deze inel de vrachtrijders van Brid
gefield zulk eene bezending versnape
ringen moest overzenden, dal de on
kosten, die hun gastheer ten hunnen
behoeven bad moeten maken, daar-
meê ruim vergoed werden.
HOOFDSTUK XIX.
Op fetterlock court.
De menschen klaagden nog al niet
heel erg over de onzekerheid, waarin
men hen liet, als zij, in plaats van
binnen het uur antwoord te ontvan
gen wat tegenwoordig mogelijk
is weken, zoo niet maanden daarop
wachten moesten. Wel was Mrs. Tal
bot te Bridgefield bezorgd, evenals
haar zöon op Fotlieringay, en leed
de arme Koningin Maria, wier leven
aan een zijden draad hing, meer dan
een der overigen aan de zielsziekte,
die men wanhoop noemt; maar zij
moesten maar slillekens voortleven,
en den eenen morgen voor en den
anderen morgen na opstaan, zonder
eenig bericht to verwachten, en zon
der in slaat te zijn iets anders te doen
dan bidden voor hen, die misschien
door onbekende gevaren bedreigd
werden.
Na de vreeselijke inspanning bij ge
legenheid van haar verhoor was Maria
erg ongesteld geworden, zoodat zij
gedurende verscheiden dagen haar bed
moest houden. Ilumfrey bleef zich
kwijten van zijne dagelijksche ver
plichtingen als kommandant van de
wacht, die haar moest bewaken, doch
maar zelden sprak hij iemand van
haar gevolg, daar Sir Andrew Mel
ville, dien hij hel best kende, wegens
een of ander vermoeden van zijne
gebiedster gescheiden, en in een ander
gedeelle van het kasteel gevangen ge
zet was.
Sir Amias Paulett was ook lijdende
aan jicht, waarschijnlijk ook wel ten
gevolge van de bezorgdheid, die hem
als lood op het hart drukte, en hij
gevoelde zich vrij wat geruster, toen
Sir Drew Drury gezonden werd, om
hem zijne laait te helpen vervullen.
Deze nieuwe bewaker was een hoffe
lijker en handelbaarder persoon, die
zich zeiven of de gevangene niet noo-
deloos wilde plagen, zooals zijn ambt
genoot deeden op Sir Amias' her
haalde klachten, dat de wachters niet
talrijk genoeg waren, had hij vijf
nieuwe manschappen medegebracht,
die hij in Londen gehuurd had, kerels,
die met alle soorten van wapenen
konden omgaan, en thuis waren in de
militaire disciplinemaar, zooals Ilum
frey al spoedig opmerkte, ze waren
ook thuis in de losbandigheid van
het kampleven, en zeer ongeschikte
kameraden voor de eenvoudige boeren
kinkels en de nauwgezette onderhoo-
rigen, die tot op heden toe het gar
nizoen uitgemaakt hadden. Hij deed
zijn best om orde onder het volk te
houden, maar hij was er benieuwd
naar, hoe Sir Amias over hunne
buitensporigheden zou denken, wan
neer hij zijne ziekekamer weder kon
verlaten.
De Koningin was weêr beter, of
schoon nog steeds kreupel; en op
een mooien November middag kreeg
zij, op haar ernstig verzoek, vergun
ning om te voldoen aan haar verlan
gen naar frissche lucht en om wat op
en neêr te wandelen op hel binnen
plein, dat den naam droeg van het
Fetterlock Court. Dit was het sterkste
plekjen van de binnenste ruimte van
het kasteel, een achthoekig binnen
plein, begrensd aan de eene zijde
door den slottoren, en aan de andere
zijden omringd door kolossale stevige
muren, en het bestond uit eene met
gras begroeide ruimte en een pul.
Tusschen die dikke muren was een
breed gemakkelijk terras, bestemd
tot eene standplaats, van welke de
verdedigers tusschen de kanteelen
door konden schieten, maar dal in
vredestijd een aangename, tegen den
wind beschutte wandelplaats vormde,
die aan den noordkant 't was om
streeks St. Maarten beschenen werd
door de zuiderzon, zoodat de genees
heer zoowel als de bewaker het goed
vonden, aan de gevangene vergunning
te geven, om daar een luchtjen te
scheppen.
„Maar er moet toch een wacht bij
zijn," zeide Paulett op bezorgden
toon, toen zijn ambtgenoot hem ver
slag deed van de door hem verleende
vergunning.
„Het zal dan wel voldoende zijn,"
antwoordde Sir Drew Drury, „als de
officier van de wacht Talbot heet
hij, niet waar? op den hoek van
het binnenplein post vat, zoodat hij
haar in 't oog kan houden. Hij is
een welopgevoed jongmensch, en zal
haar niet noodeloos plagen."
„Laat hem dan zorgen, dat de wacht
binnen zijn bereik zij," sprak Paulett
nog, en Drury stemde dit toe, mis
schien wel bij zich zeiven lachende
om de rustelooze bezorgdheid van den
kranke.
Dienovereenkomstig betrok Ilumfrey
de hem aangewezen standplaats, zoo
weinig aanstoot gevende als hein mo
gelijk was, op den hoek van het ter
ras, en al spoedig zag hij uit eene
deur aan de overzijde de Koningin te
voorschijn komen, in haar mantel
gehuld en met de kap over het hoofd,
leunende op den arm van Dr. Bour-
goin, gevolgd door de twee Maries
en de twee oudere dames. Zij liep
zeer langzaam, en bleef, na eenige
weinige schreden gedaan te hebben,
telkens stilstaan, om in 'l rond t«
staren, de frissche lucht in te ademen
en zich te verkwikken in den zon
neschijn, of een liefkozend woordeken
te spreken tot den kleinen Byou, die al
blaffend en jankend om haar heen
sprong, blijkbaar blijde, nu hij zijne
meesteresse weder buiten zag. Er was
daar eene bank in den muur gemetseld,
en de dames van haar gevolg spreidden
daar kussens en mantels op, opdat
zij er op kon gaan zitten, daar hel een
door de zon verwarmd plekjen was
en daar zette zij zich neder, en keek
naar een spreeuw, die daar rondliep
op het grasperk, met zijn met goud
besprengd groen gevederle. Zij sprak
bijna niet; zij scheen zooveel moge
lijk te willen profiteeren van den
heerlijken kalrnen dag. Ilumfrey wilde
haar niet sloren door haar zijn aan
wezigheid te laten merken, maar hij
sloeg haar van zijne standplaats gade,
en vroeg bij zich zeiven, of zij zich
wel zou bekommeren om het gevaar,
waaraan zij hare hem zoo dierbare doch
ter had blootgesteld.
Daarover stond hij te mijmeren,
toen een nijdig geblaf van Byou hem
waarschuwde, dat hij op zijn hoede
moest zijn. Een man 't was een
van de nieuw aangekomen soldaten
sprong de trap op, door welke men
boven op den muur kon komen, na
genoeg vlak tegenover de kleine groep.
Een voorwerp van staal glinsterde in
zijn hand. Ilumfrey sprong, terwijl
hij een schelklinkend gefluit liet hoo-
ren van zjjne plaats, en op hetzelfde
oogenblik dal de schurk op het punt
was een aanval op de Koningin te
doen, pakte hij hem met de eene
hand bij den kraag, terwijl met de
andere den arm poogde meester te
worden, waarmede de kerel hel wapen
voerde, 't Was een hevige worsteling,
want de aanvaller was een geoefend
soldaat in de volle kracht van den
manneijken leeftijd, en Ilumfrey was
een jonkman van drie en twintig
jaar en ongewapend. Zij vielen beiden
op den grond, en rolden al worste
lende lot vlak voor Maiia's zitplaats;
maar een oogenblik later kreeg Ilum
frey de bovenhand. Hij had den ke
rel onder de knie, en hield, ofschoon
met eene bloedende hand, den dolk
omhoogdien hij hem ontwron
gen had. De overwinning was in wei
nige sekonden behaald, nog voordat
d twee mannen, die op zijn gefluit
kwamen toesnellen, den lijd hadden
gehad om ter plaatse te zijn. Zij
wilden zich nu dadelijk op den aan
valler werpen. „Laat af!" riep Ilum
frey, voor de eerste maal sprekende.
„Doet hem niets! Houdt hem vast,
totdat ik hem bij Sir Amias kan bren
gen!"
Elk hunner hield nu een arm van
den gevallene vast, en Ilumfrey, die
spoedig overeind gerezen was, zag,
hoe de oogen der Koningin fonkelden,
terwijl zij hem toeriep: „braaf zoo,
braaf zoo, mijnheer! Wij danken u.
Alhoewel het maar een armoedig over
blijfsel van een waardeloos leven is,
dat gij gered hebl, betuigen wij u
toch onze dankbaarheid. Uw manne
lijk gedrag heeft ons verkwikt."
Ilumfrey maakte eene diepe buiging,
en tegelijkertijd hoorde men een kreet
opgaan onder de dames, die ontdekten
dat hij bloedde, 't Was slechts zijn
hand, zooals hij haar liet zien. Hij had
eene snede met den dolk over de palm
van de hand gekregen, voordat hij zich
van het wapen had kunnen meester
maken. Terstond werden de zakdoe
ken voor den dag gehaald, om de
gewonde hand te verbinden, en Dr.
Bourgoin zeide, dat Mr. Gorionet'bij
gehaald moest worden.
„Daar kan ik niet op wachten, mijn
heer," zeide Ilumfrey. „Ik moet dezen
ellendeling terstond naar Sir Amias
brengen, wien ik ook verslag moet
doen van het gebeurde."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.