BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonqe.
74)
„Als dat zoo is, Humfrey Talbot,
dan geef ik haar aan u, haar, mijn
kind, Bride van Schotland. Gij zult
over haar waken en haar beschermen,
en haar, om uwentwil zoowel als om
harentwil, behoeden tegen den toorn
en de jaloezie van Elizabeth. Hoor,
hoor! Sla op, mijn kind! Ik hoor
daar de geweren presenteeren. Pauletl
zal zoo dadelijk wel hier komen, om
mij mijn avondmaaltijd te brengen."
Zij hadden nog maar juist tijd ge
noeg gehad om weder wal lol beda
ren te komen, toen Paulelt binnen
kwam, die er, naar hun aller gevoelen,
nog norscher en nog stijver uitzag,
dan gewoonlijk, en blijkbaar ontevre
den was over Humfrey's tegenwoor
digheid aldaar. De Koningin bleef zich
echter gelijk.
„Hier is Dr. Bourgoin's lijst voor
de kruiden, die hij noodig acht tegen
mijn rheumaliesche pijnen," zeide zij.
„Mr. Talbot is zoo goed geweest te
zeggen, dat hij ze, als hem daartoe
verlof gegeven wordt, voor me wil
zoeken."
„Ze zullen niet noodig zijn," zeide
Pauletl, maar verder sprak hij geen
woord tegen de Koningin. Buiten de ka
mer gekomen, evenwel, zeide hij tegen
Humfrey: „jonkman, ge handelt niet
wel met den avond ran den Sabbath
te verspillen in den omgang met die
verblinde vrouw," en toen hij Mr.
Talbot zeiven tegenkwam op de trap,
zeide hij„gij komt zeker uw zoon op
zoeken, mijnheer. Ge zoudt verstandig
handelen met hem te waarschuwen,
dal hij zich verdacht zal maken, zoo
het geen erger gevolgen heelt, door
te verkeeren te midden van de listen
en lagen der vrouw, die thans door
den toorn achterhaald wordt."
Bichard trol zijn zoon aan in de
gaanderij, waar hij op en neder liep,
geheel ontdaan van ontroering, zich
inspannend om van zijn gemoedstoe
stand niets te laten blijken aan de
twee domme, plompe soldaten, die
achter het scherm stonden te domme
len. Niet voordal zij aan hel uiterste
einde van de gaanderij gekomen wa
ren, kreeg Humfrey zijne slem ge
noegzaam in bedwang, om zijn vader
in 't oor te kunnen fluisteren„zij
heeft haar aan mij gegeven!"
Richard kon gedurende een oogen-
blik niet antwoorden; daaina zeide
hij: „ik vrees, Humfrey, dat hel je
ondergang zal zijn."
„Niet mijn ondergang in liefde ol
getrouwheid," sprak de jonkman. „Va
der, ge weet, dat ik haar overal zou
gevolgd zijn en over haar gewaakt
zou hebben, zelfs tot in den dood,
ook indien zij nooit de mijne had
kunnen worden."
„Ik weet, dal ge u dat voorgenomen
hadt," zeide Richard.
„Én gij zoudt het ook niet anders
gewild hebben dat uw kind, uw
eenige dochter onbeschermd werd
achtergelaten."
„Neen, dal is zoo," stemde Richard
toe. „Ik kan niet anders dan het ar
me meisjen liefhebben, als ware zij
mijn eigen dochteren ik zou niet
wenschen, dat ge minder trouwhar
tig waart, Humfrey, ook al moet het
u uw ouderlijke woning, en ons on
zen oudsten zoon kosten."
„Gij hebt Dick en Ned nog," zeide
Humfrey. En toen verhaalde hij, wat
er was voorgevallen, en zijn vader
merkte op, dal Beale blijkbaar niets
afwist van Cicely's onderhoud met de
Koningin, en blijkbaar ook geen bevel
ontvangen had om zich van haar
meester te maken, 't was uitgelekt,
dat vijf edellieden opontboden waren,
onder wier oppertoezicht de voltrek
king van het vonnis zou plaats hebben,
daar Sir Amias Paulelt bij herhaling
geweigerd had, die zonder getuigen te
doen plaats hebben, en Richard nam
op zich, terstond zich tot Sir Amias
te wenden, om te verzoeken, dat hem
verlof gegeven mocht worden om zijne
dochter te verwijderen, ten einde aan
hare teedere jeugd den vreeselijken
schok te besparen.
„Dan," zeide hij, „zal ik zorgen,
dat gij te Nottingham zult kunnen
welen, waarheen ik haar gebracht heb,
öl naar huis, óf onmiddellijk naar Huil.
Ge zult dat kunnen zien aan het paard,
dat ik daar voor je achterlaat. Ziet
ge, dat ik 111 de herberg Brown Roundle
voor je achtergelaten heb, ga dan naar
huis; maar is hel White Blossom, begeef
je dan naar Hull, 't Zal het best wezen,
dat ge hel niet weet, terwijl ge hier
zijl, en ik kan niet rechtstreeks naar
Huil gaan, omdat de lage veenlanden
in dit jaai getijde waarschijnlijk niet
geschikt zijn om er over te rijden.
Healherlhwayle zal geen bewijzen noo
dig hebben om hem te overtuigen,
dal zij je zuster niet is, en hij kan je
dadelijk trouwen, en dan zult ge aan
boord kunnen gaan, ingeval men eenige
poging mocht willen aanwenden om
haar te arresleeren."
„En ik zal dan dienst nemen in
Holland," zeide Humfrey, „totdal ik
veilig in Engeland zal kunnen terug-
keeren."
Richard zuchtte, liet waagstuk en
en de opoffering waren groot, en 'i
was hem te moede, alsof hij op het
punt stond twee kinderen te verliezen;
maar de teerling was geworpenHum
frey zou nooit iels anders kunnen zijn
dan Cicely's getrouwe kampioen en
bewaker, en 't was beter, dat hij dal
was als haar echtgenoot. Hij begal
zich dus naar Sir Amias, en gaf hem
te kennen, dal hij de teedere jeugd
en hel gevoelig hart zijner dochter
niet wenschte bloot te stellen aan
het schouwspel van den dood dei-
Koningin, en dat hij daarom vergun
ning vroeg, om den volgenden dag met
haar te vertrekken, terwijl hij er bij
voegde, dal die vergunning van de
Koningin reeds verkregen was, door
lussclienkomsl van zijn zoon, dien hij
ook gaarne wilde medenemen.
Paulelt krtunde en stamelde. Hij
beschouwde hel als eene groole dwa
ling van Mr. Talbot, dal deze zijne
dochter onttrekken wilde aan de ge
legenheid om gesticht te worden door
een schouwspel, dat wellicht de uit
werking kon temperen van de besmet
ting, waaraan zij door haren omgang
met eene zoo lialstarrige Papiste en
bedriegster had blootgestaan. Daar er
in zijne ziel gcene plaats was voor
medelijden, was hij niet in staal Ri
chard's opmerking naar waarde te
schallen, dat innige deernis slechts
zou uitwerken, dat hare lietde voor
de ongelukkige dame loenain. Humlrey
laten gaan, wilde hij niet en kon hij
niet. Er zou, zeide hij, zooveel bewe
ging en zulk een toevloed van inen-
schen zijn, dat hij onmogelijk de dien
sten van den kapitein zijner lijfwacht
zou kunnen missenmaar hij voegde
er bij, dat Donderdag op zijn laatst
hij en al de overigen vrij zouden zijn.
Mr. Talbot's verlangen om weg te gaan
verbaasde hem, want hij wist waarljjk
niet, hoe hij, zelfs in die ontzaggelijk
groote zaal, plaats zou kunnen geven
aan allen, die er aanspraak op maakten
of er om verzochten, geluigq,te zijn van
wat hij noemde de eindelijke voltrek
king van het oordeel. Toch, niette
genstaande hij hel eene zwakheid
achtte, wilde hij niet weigeren, en
vóór den nacht kon Mr. Talbot be
paald last geven, dal de paarden voor
Miss Cicely den volgenden morgen
tegen het aanbreken van den dag ge
reed moesten staan.
De boodschap werd overgebracht
door de dames, terwijl de Koningin
aan hare tafel zat te schrijven, en zij
gaf daarop terstond last aan El zabeth
Curll om den mantelzak gereed te
maken met al de benoodigdheden voor
de reis.
Cicely riep uit„O mevrouw, moe
der, zend me niet van u weg!"
„Dat is niet te keeren, mijn klein
meisken. 't Is de eenige hoop op
veiligheid of geluk, die voor u over
high."
„Maar ik heb me verbonden, Ko
ningin Elizabeth's antwoord hier af te
wachten
„Zij heeft geantwoord," sprak Maria.
„Hoe?" riep Cicely uil. „Ik meende,
dat uw brief, waarin mijn aanbiedin
gen bevestigd werden, nog niet ver
zonden was."
„Dat is bij ook niet, maar zij heeft mij
doen aanzeggen, dal zij uwe voor
waarden verwerpt, mijn arm meisken."
„Is er dan in 't geheel geen hoop
meer?" vroeg hel meisken, en 't
was haar also! haar de keel dicht
geschroeid werd.
„Hoop! Ja," sprak Maria, en haar
gelaat schitterde als dat eener ver
heerlijkte „maar geen aardsche hoop.
Dat is voorbij, en ik voel me rustiger
dan ik me kan herinneren geweest
te zijn, sedert ik een klein kindeken
was op den schoot mijner moeder.
Maar, mijn klein meisken, ik moet u
bewaren voor uw Humfrey en voor
een gelukkige toekomst, en daarom
moet ge zorgen, dat ge weg zijl, voor
dal de honden u op 't spoor zijn."
„Nooit, moeder, ik kan u niet ver
laten. Geen der anderen gelast ge heen
te gaan!" sprak Cis, zich met een in
tranen badend gelaat aan haar vast
klemmende.
„Geen der anderen loopt gevaar
door hier te blijven, zooals uw stout
moedig avontuur u gevaar doelloo-
pen, mijn liel ineisken. Bedenk, mijn
kind, hoe bezorgdheid voor u mijn
hart zou verontrusten, wanneer ik
zoo gaarne alleen met den Hemel
gemeenschap zou willen oelënen. Ge
voelt ge niet, dal het gemis van uwe
dierbare tegenwoordigtieid geduren
de de weinige dagen, die mij nog
overblijven, veel beter voor mij zal
zijn, dan gefolterd te worden door
den vieeselijkslen angst om u, en wel
licht te moeten zien, dat gij van ine
wordt weggerukt door die gevoelloo-
ze, harlAoehlige mannen 7"
„U in deze omstandigheden ver
laten! liet is tegennatuurlijk! Ik kan
het niet!"
„Gij moet gaan, kind! Als Koningin
en als moeder beveel ik hel u.
Wees niet ongehoorzaam aan mijne
laatste bevelen, bijna de eenige, uie
ik u ooit gegeven lieb, en varspil deze
laatste uien niet met nulleiooze te
genspraak."
Zij sprak met een gezag, waarte
gen Cis niets kon inbrengen, dan al
leen door haar hand dicht in de hare
te klemmen, en die met kussen en tra
nen te bedekken. Maria liet thans haar
hand los, en ging voort met schrij
ven, waardoor zij aan liet meisjen
lijd gaf, hare bittere smart een wei
nig te beteugelen. De eerste woorden,
welke de Koningin weder sprak, wa
ren „Ik zal u niet in mijn uitersten
wil noemen, en evenmin u aanbeve
len aan uw broeder. Het zou slechts
achterdocht tegen u wekken en u
in gevaar brengen. Ilier echter hebt
ge een bi iel', die eene volledige ge
tuigenis beval betreffende uwe geboor
te, en waarin de velschillende getui
gen vermeld worden, die er de waar
heid van bevestigen kunnen. Ik zal
er ook zoo een aan Melville ter hand
stellen, maar het is voor uw geluk
en uwe veiligheid te wenschen, dal
deze brief nooit het licht zal zien.
Mocht uw broeder zonder erfgenamen
komen te sterven, dan zou het uw
plicht kunnen zijn, te voorschijn te
komen en uw hand uittestrekken naar
deze twee kronen, die rijker zijn aan
doornen dan aan juweelen. Helaas!
O, mocht ik durven hopen, dal zij
verwisseld zullen worden met eene
starren-kroon! Maar vlei u neder op
mijn bed, mijn kind. Ik heb nog
veel te doen, en gij hebt eene lange
reis in 't vooruitzicht."
Cicely had zich gaarne daartegen
willen verzetten, [maar zag zich wel
genoodzaakt te gehoorzamen, ofschoon
zij beweerde, dat zij toch niet zou
kunnen slapen; en zij lag daar ook
geruimen tijd wakker, terwijl zij de
Koningin gadesloeg, die daar zat te
schrijven, totdat zij zonder hel te
willen in slaap viel. Toen zij ontwaakte,
zag zij de Koningin bij haar bed slaan,
die zich over haar heenboog en zeide:
„'t is lijd voor je om op te staan,
kleine meid!"
„01 en beb ik zoo al deze uren, die
ik met u had kunnen doorbrengen,
laten verloren gaan!" riep Cicely uit
toen zij wakker genoeg was, om zich
den stand van zaken voor den gerst
te brengen. „Moeder, waarom hebt
gij mij niet met u laten waken?"
Maria antwoordde slechts met een
glimlach en drukte haar een kus op
hel voorhoofd. De tijd ging voorbij
met het maken van toebereidselen,
waaraan de Koningin zelve een werk
zaam aandeel nam. Haai geld en hare
juweelen waren haar op last van Eliza
beth teruggegeven gedurende de afwe
zigheid barer dochter, en zij had twin
tig goudstukken gedaan in het zijden,
met paarlen versierde beursjen, dal
zij altijd bij zich droeg. „Meer mag
ik je niet geven," zeide zij. „Ik weet
niet, of ik wel in slaat zal zijn, aan
mijn arme, getrouwe dienaren genoeg
te geven, om hen in staat testellen,
naar hun huis terug te keeren. Maar
dit moet gij hebben, om in uw eerste
behoeften te voorzien. En wal mijne
juweelen belieft, volgens recht moes
ten ze alle de uwe zijn, maar de
kostbaarste, wier uiterlijke kenteekenen
hun afkomst verraden, zouden slechts
argwaan legen u verwekken, arm
kind."
Zij wilde, dat Cicely eene keuze
zou doen uit die kostbare voorwer
pen, maar liet arme meisjen was
daartoe niet gestemd, en de Koningin
zelve stopte haar een klein doosjen
in de hand, dat er eenige bevatte,
die niet in 't oog loopend, maar toch
haar wel bekend waren, en daaronder
een ring met het wapen van Hepburn,
een geschenk van Bothwell aan Maiia.
Zij liel haar ook een gouden keten
zien, die zij voornemens was aan
Humfrey te geven. Met dit een en
ander ging de tijd voorbij, totdat de
boodschap werd binnengebiacht, dat
Mr. Richard Talbot gereed was.
„Wie brengt die boodschap?" vroeg
de Korfffigin, en toen zij hoorde, dal
Humfrey zelf hel was, die bij de
deur stond, beval zij, dat men hem
binnen roepen zou.
„Kinderen," zeide zij, „men heeft
ons gisteren avond gestoord. Laat
mij er getuige van zijn, dat gij elk
ander den verlovinsgkus geelt, en
dan wil ik u mijn zegen geven."
„Eén woord, moeder," sprak Cicely.
„Humfrey zal er mij geen kwaad
hart om toedragen, als ik zeg, dal,
zoolang er nog eenige hoop kan be
slaan, dal Koningin Elizabeth mij aan
neemt als hare gevangene in uwe
plaats, ik zijne vrouw worden kan
noch mag."
„Gij kunt veilig u aan die voor
waarde onderwerpen, mijn zoon,"
verzekerde Maria.
„Als dan die boden mochten komen,
om mijne moeder naar het buitenland
over te brengen, en op mij als hun
onderpand beslag te leggen, den weel
Humfrey, waar hij mij vinden kan."
„Ja, ge zijl een goed kind tot op
het laatste toe, mijn lief meisken,"
zeide Maria.
„Wilt ge me dal beloven, Humfrey?"
vroeg Cicely.
Wordl vervolgd)
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.