BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit liet Engelsch van Charlotte Yonse.
78)
{Slot.)
„Ja, mevrouw, maar mijne moeder
heeft nog onder fiare berusting din
gen, die als onweersprekelijke bewij
zen kunnen aangemerkt worden, en
wel de kleederen en den brief, die
bij het kind gevonden zijn, toen het
van hel wrak gered werd. Ik had
nooit geweten, dat zjj mijne zuster
niet was, tot op hare reis naar Lon
den; en loen ik de laatste maal een
bezoek aan hel Noorden gebracht
heb, heeft mijne moeder mij de ge-
heele waarheid medegedeeld."
„Maar in dal geval zou ik wel
eens willen weten, hoe het overeen
te brengen is met de getrouwheid
en de gehoorzaamheid van uw ge
slacht, waarvan altijd zoo hoog wordt
opgegeven, dat die broeder van u
dat ^meisjen tot vrouw genomen
heeft?"
„Mevrouw, hel was niet voorzichtig,
maar zij is zijn levenlang heleenige
voorwerp van al zijne gedachten ge
weest. Hare moeder heeft haar aan hem
toevertrouwd, en daar de zaak diep
geheim werd gehouden, en niemand
er iets van kon te weten komen,
wie zij was, meende hij Uwe Majes
teit in geen enkel opzicht te bena-
deelen door haar te huwen. Heeft
hij desniettemin gedwaald, wees dan
genadig, mevrouw!"
„Och wal, dwaze jongen, wien
zou ik genade moeten bewijzen, nu
de man dood is? Zonder twijfel
heeft hij een stuk of tien kinderen
nagelaten, die men heeft leeren bluf
fen op hunne koninklijke afkomst?"
„Geen enkel, mevrouw. Toen ik de
laatste maal van hen hoorde, waren
zij nog kinderloos."
„En nu wilt gij je schoonzuster, de
weduwe gaan troosten," zeide de
Koningin, en loen Dick een toestem
mend gebaar maakte, strekte zij
haar hand naar hem uit, en deed
hem dichter bij komen. „Zij is dus
alleen in de wereld. Zij is mijne
bloedverwante, indien het waar is
wat zij aangaande zichzelve beweert.
Welnu, Mr. Talbot, ge behoeft niet
met den mond vol tanden te slaan,
als gij bij haar komt, maar kunt
aan die dame zeggen, dat, als zij
het bewijs kan leveren, dat zij wer
kelijk .eene bloedverwante van mij
is, en bewijzen kan, dat zij te Loch-
leven geboren is, ik haar hier zal
welkom heelen, haar behandelen zal
als mijn eigen nicht, de Prinses van
Schotland, en haar mogelijk steunen
zal bij haar streven naar hooger
waardigheid, indien zij zich dat waar
dig loont. Begrijpt gij mij, mijn
heer?"
Dick begreep, hoe de zaken ston
den. Ilij had begrepen, hoe Cavendish
deels verblirfS door Langslon, deels
ongeneigd te gelooven aan het be
staan van eene mededingster, die
nader aan den troon zou staan dan
zijne nicht Arabella Stuart, en deels
ook in de war gcbraeht door Lang-
ston's verdwijning, aan de Koningin
en aan uen Franschen Ambassadeur
zulk een verslag gedaan had, dat zij
de geheele zaak als een onbeschaamd
bedrog waren gaan beschouwen; ter
wijl zij zich zoo er over geschaamd
hadden, dat zij zich zóó hadden laten
misleiden, dal zij alle herinnering daar
aan hadden willen uitwisschen. Maar
de zaak was de Koningin weder in de
gedachte gekomen, en daar het ge
durende deze laatste jaren harer re
geering een harer vurigste wen6chen
was, te verhinderen, dat Jakobus al
teverzekerd werd van de troons-op-
volging, was zij blijkbaar niet onge
neigd, zijne zuster als zijn mede
dingster Ie laten optreden.
Ja, bij de algemeene onzekerheid,
kwamen bij Dick droombeelden op
van koninklijke hulde, die mogelijk
nog eens aan Koningin Bridget zouden
gebracht worden; en dan, wat glorie
zou dat afwerpen voor het geslacht
Talbot! Zijn vader en zijne moeder
waren te oud ongetwijfeld, om zich
nog te kunnen koesteren in den zon
neschijn van het Hof; en Nedjammer,
dal hij den geestelijken stand omhelsd,
en de dwaasheid begaan had van te
trouwen met dal pleegdochtertjen
zijner moeder, Laetitia, zooals hij haar
wonderlijken Punteinschen voornaam
veranderd had. Maar hij zou bisschop
kunnen worden. En wat Dick zeif
betreft— zeer zeker zou het Bulhond-
geslachl zich dan spoedig mogen
verheugen in een nieuw kroon-
tjen
Zeven weken later was Dick weêr
terug, en werd hij weder bij de
Koningin in hare kamer ontboden.
Zijn gelaat vertoonde sporen van
teleurstelling, en zij sprak hem da
delijk aldus aan:
„Hoe is het, mijnheer? Hebt gij
de dame medegebracht?"
„Neen, ik heb haar niet medege
bracht, met welnemen Uwer Ma
jesteit."
„En waarom is zij niet medege-
komen? Durft zij niet overkomen?
En heeft zij u geen boodschap of
brief voor mij medegegeven?"
„Zij heeft mij opgedragen, de in
nige en nederige betuigingen harer
erkentelijkheid aan u over te bren
gen, mevrouw, voor de eer, welke
Uwe Majesteit haar heeft willen aan
doen, maar zij
„Hoe nu? Is zij dwaas genoeg
mijn aanbod niet aan te nemen?"
„Ja, mevrouw. Zij verzoekt Uwe
Majesteit, haar in Den Haag te laten
blijven, en het haar te vergeven, als
zij niet begeert, dat de wereld met
het geheim harer geboorte bekend
worde."
Elizabeth gaf in een kreet aan
hare groole verbazing en aan haar
ongeloof lucht, en zeide toen: „dit
is eene nieuwe waanzinnigheid 1 Kom,
jonkman, deel me alles mede! Dit is
zoo mooi en nieuw als men ooit iels
op het tooneel zag vertoonen. Laat
me hooren. Hoe ziet zij er uit En
wat voor een huis bewoont ze, waar
aan zij zoo de voorkeur geeft boven
het mijne?"
Dick begreep, dat hij haar alles
vertellen moest, en ving dus aan:
„Hare woning, mevrouw, is een
dier hooge Hollandsche huizen met
spitse daken, en voorzien van tal
rijke kleine ramen, met eene breede,
hooge stoep voor de voordeur, ge
legen aan eene breede, schiderachtige
gracht, overschaduwd door fraaie
iepen. Daar trof ik baar aan, in de
schaduw op haar stoep staande, met
twee of drie kinderen om zich heen;
want zij is eene moeder voor al de
Engelsche weezen daar, wier aantal
helaas maar al te groot is. Ze bren
gen, als iets dat van zelfs spreekt,
die kinderen bij haar, wanneer hun
ouders overleden zijn, en zij ontfermt
zich er over, totdat de bloedverwan
ten dier kinderen, in Engeland, hun
aanspraken op hen doen gelden.
Mevrouw, hare vorstelijke houding is
eer toe- dan afgenomen. Ware zij
met me medegekomen, Uwe Majes
teit had zich niet over haar be
hoeven te schamen; en hel heeft er
veel van, of zij, hoewel niemand met
hare ware afkomst bekend is, een
soort van Prinses is onder de tal
rijke vrouwen van officieren en koop
lieden, die in Den Haag verblijfhouden,
en nog meer als men haar zich ziet
bewegen onder de mannen, die allen
van haar en haar echtgenoot blijken
van welwillendheid en hulpvaardigheid
ontvangen hebben. Maar, ik mag niet
voortgaan met zoo uitleweiden, want
hel zou u gaan vervelen, mevrouw.
Zij begroette mij als de liefdevolle
zuster, die zij altijd geweest is, maar
zij wilde er niet van hooren, toen ik
mijne meening te kennen gaf, dal mijn
broeder het ergste overkomen was,
en zeide, dat ik haar mijne deelne
ming wilde betuigen. Zij wilde mij
zelfs niet in twijfel hooren trekken,
of hij nog wel in leven zou zijn,
maar hield de geheele huishouding
in orde, met hel oog op zijn aan
staande terugkomst. Eindelijk bracht
ik haar Uwer Majesteits genadige
boodschap over; en, Uwe Majesteit
vergeve liet mij, maar alle antwoord,
dat ik daarop ontving, was een bitter
verwijt, omdat ik kon meenen, dat
de hoop op koninklijke eer of waar
digheid haar zou kunnen bewegen
om niet langer op Ilumfrey's terug
komst te wachten. O, zij wist zeker,
dat hij komen zouEn kwam hij
niet terug, dan zou zij toch nooit
anders willen zijn dan zijne getrouwe
weduwe. Had hij niet alles voor haar
ten offer gebracht? Zou haar geduld
te kort schieten, omdat zijn schip
wat langer wegbleef, dan men verwacht
had Neenhij zou haar op haar
post vinden in zijne woning, die
hij haar bereid had."
„Wel, men ziet het niet mooier
op het tooneel van het Globe Thea
ter!" riep de Koningin uit, maar een
traan glinsterde in haar oog.
„Uwe Majesteit zou dat naar waar
heid gezegd hebben," sprak Dick;
„want toen ik daar des avonds bij
haar zat, mijn uiterste best doende,
om haar te doen afzien van die fan-
lasliesche denkbeelden, en haar aan
teraden, dat zij toch niet uit het
oog zou verliezen wal werkelijk haar
belang was, zie, daar riep zij opeens
uit:„hij is het!" En ja, waarlijk,
daar was Ilumfrey. zoo bruin als een
koffieboon, die met zijn stuurman
heel bij den mond der La Plata rivier
was geweest. Hij had indedaad zijn
Ark der Fortuin verloren, maar hij
was thuis gekomen met eene wel
viermaal zoo groote Portugeesche
kraak, en met een duizend staven
zilver in het ruim. En toen, me
vrouw, die blijdschap, die kussen,
die omhelzingen, en, wat nog tref
fender was, die uitdrukking van vol
maakte tevredenheid, gerustheid en
vertrouwen, ze waren voldoende om
een vrijgezel te doen smachten naar
eene vrouw!"
„Om hem te doen smachten naar
het begaan eener dwaasheidviel
de Koningin hem op scherpen loon
in de rede. „Bedenk wel, knaap, er
mogen hier en daar zulke paren
gevonden worden als deze Ilumfrey
en hoe noemt ge haar?
„Mijn vader en moeder zijn ook
zulk een paar."
„T Zal wel zoo wezen, onbe
schaamde snaak, die ge zijt; maar
tegen één zóó'n paar zijn er honderd
andere, die het juk met weerzin
dragen, en er naar smachten er van
bevrijd te worden! Ja, waarlijk;
en die broeder van je, wal heeft
hij anders met zijne vrouw betrouwd
dan ballingschap en vrees voor zijn
eigen vaderland?"
„Dat moge zoo wezen, mevrouw;
maar toch rekenen zij alles wat zij
konden gehad hebben, of waarop zij
hebben kunnen hopen, als van geene
waarde, vergeleken hij hunne liefde
voor elkander."
„En dat na tien jaar lang getrouwd
te zijn O, zij zijn geen onderdanen
voor deze wereld der werkelijkheid;
gelijken ze niet meer op de herders
en herderinnen uit de Arkadia van
mijn armen Philip Sidney Neen, neen,
't zou jammer zijn, als we ons met
hen gingen bemoeien. Laat hen
blijven bij hun Hollandsche huishou
ding en hunne keuken. Laat hen
hun eigen geheim bewaren; ik wil me
met de zaak niet verder inlaten."
En zoo is, olschoon na Elizabeth's
dood en Jakobus' troonsbeklimming,
Sir Ilumfrey en Lady Talbot lot in
nige blijdschap van het eerwaardige
echtpaar te Bridgefield, naar Engeland
overkwamen, Prinses Bride van Schot
land wel een gelukkig leven blijven
leiden, maar in stille verborgenheid
en onbekend aan de geschiedenis.
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.