HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. D Zij was een overgevoelig dwaas schepseltjen," sprak Ida „ik vind iels onverdragelijks in haar.' „Hedendaagsche jonge dames kwij nen niel zoo licht weg," merkte Miss Rylance op„het trouwen om geld is voor haar een bedrijf.' „Is dat uwe levensopvatting!' vroeg Ida. Neen, maar ik begrijp, dat bet de "uwe is. Ik heb je hooren zeggen, dat ge van plan waart te trouwen om geld." Dan moet ge een gesprek afgeluis terd hebben, waarbij ge niet betrok ken waart," antwoordde Ida op koelen toon. „Tegen u heb ik nooit iels van dien aard Se"8d- De drie meisjens, en de dikke Eva waren van den wagen afgesprongen, die nu op een handgalop naar den gebracht werd, en het gesprek werd voortgezel op het breede grintpad vóór de Abdij. Dit gesprek zou iuist in een nog onaangenamer loon zijn overgegaan, toen de aankomst van de voetgangers eene wenschelyke afleiding bezorgde. Blanche en haat- twee broêrs waren langs een kotter pad gekomen, over graanakkers en hooiland, waar ze jacht gemaakt had- den op vlinders, proeven hadden ge- nomen met jonge kikvorschen, in de heggen naar vogelnesljens gezocht hadden, ten gevolge van welke onder nemingen zij er bepaald ontoonbaa uitzagenhet zweet liep hun bij hel door de zon verbrande gelaat neer, hun hoeden waren uit hun latsoen geraakt, hun handen prijkten met pas opgedane schrammen en krabben, en hunne schoenen zaten onder de Klsi Heeft iemand ooit zulke schepsels meer gezien!" riep Bessie nil, die op Mauleverer Manor zekere denkbeel den van betamelijkheid had opgedaan „gij moest je schamen!" »Ik geloof wel, dal we dateigent- lijk moesten doen, maar we doen het niel," antwoordde Iloralio. „Ik heb een jongen kikvorsch gevonden, die reeds bijna de gedaanteverwisseling ondergaan had, Miss Palhsser, en dat dierljen heelt me bijna tol het Darwinisme bekeerd. Geelt ge in een geval toe, dan kunt ge je ook neerleg gen bij de geheele hypotheze. A.s van zulke viscbvormige diertjens kikvor schen groeien, waarom zouden er dan uil de apen geen inenschen kun nen groeien?" 9 Word een Darwinistals ge 't verkiest, en leuter niet,zeide Blanche, die ongeduldig werd. „Wy willen Ida de Abdij laten zien. Hoe vindt ge 'l gebouw van buiten lieve vroe" het overdreven hartelijke mets- jen, terwijl zij met het geheele wicht haars lichaams aan Miss talli- ser's arm hing. „'l Is verrukkelijk. Hel doet denken aan eene bladzijde uit een oude kroniek." /Vindt ge niet?" hernam Blanche „en ge kunt je voorstellen, hoe die vette, oude monniken daar op die steenen banken zullen hebben zitten te knikkebollen in den zonneschijn. Het gebouw heelt nagenoeg niet de geringste verandering ondergaan sedert het eene werkelijke abdij was, behalve dat men van een halt dozijn cellen ééne geriefelijke slaapkamer gemaakt heeft. De lange donkere gangen zijn n0" geheel hetzelfde gebleven als ze waren, toen die sluwe oude monniken daar heen en weer schuifelden zulke kostelijke oude gangen, die merkbaar naar geesten rieken. Naar muizen," merkte Horatio op. '^Neen, mynheer, naar geesten. Hebt ge zulk eene geringe gedachte van mijn reukvermogen, dal ik geen geest van een muis zou kunnen on derscheiden „Maar, hoe staat het nu met het luncheon?" vroeg Horatio. „Ik stel voor, dat we allen ons nedervleien onder dien eersten ouden ceder, en daar eerst eens gaan redeneeren over den inhoud van den picnic-korf, al vorens we gaan redeneeren over de Abdij." „Maar het is nog niet eens half twaalf," merkte Bessie op. „Ach," zuchtte Blanche, „ik vrees waarlijk dat het nog te vroeg is voor het luncheon. We zouden dan den geheelen dag niets meer te verwachten hebben." „We zouden altijd nog onze ver wachting kunnen bouwen op de thee bij tante Betsy," sprak Horry. „Ik heb haar gezegd, dat zij ons wal goeds moest voorzettenblauwe druiven van den zuidelijken muur, en room zooveel we maar opkunnen." „Aardbeien-gelei en gebak," opperde Eva. „Als ge zoo voortgaat, zal ik waan zinnig worden van honger," hernam Blanche, een persoontjen, die in staat was, als zij zich aan 't zeestrand op hield, een krentenbol van twee stuivers te koopen en te verorberen, terstond nadat zij hel middagmaal gebruikt had. Betsy en Miss Rylance hadden wal op en neêr gewandeld op het flu- weelig groene grasperk, langs perken met dwerg rozen en geraniums, met eene damesachtige voornaamheid, die eer aandeed aan de opvoeding, welke zij op Mauleverer Manor genoten had den. Ida bewoog zich te midden van de jongeren. „Kom laat ons nu de Abdij gaan bezien," riep Horry uit, zijn arm door dien van Miss Palliser stekend, „en op slag van éénen willen we ons nedervlijen onder den dikste dezer cederboomen, om ons luncheon te gebruiken;onder den boom, die tolgens de overlevering door John Evelyn in eigen persoon geplant is, toen hij een bezoek kwam brengen aan Sir Tristam Wendover." Zij allen trokken nu de Abdij bin nen, welker deur als in een toover- sprookjen openstond. Betsy en Urania volgden de anderen met meer bedaar de schreden, maar Ida had zich ter be schikking gesteld van de kinderen, en zij deden met haar wat zij verkozen, terwijl Blanche haar voortdurend aan den arm hing. Bjj hen vervoegde zich nu ook Reginald, die zich in den stal opge houden had, totdat hij Robin zijn haver had zien vreten, daar het bij hem vast stond, dat het in den aard van alle stalknechts lag, den aan hunne zorg toevertrouwden paarden te kort te doen. De Abdij was met grootsche een voudigheid gemeubeld, geheel en al in overeenstemming met haar bouw stijl. Al de meubels waren degelijk en zwaar, behalve hier en daar, waar zich in eene dames-slaapkamer hoog- poolige tafels en ingelegde kabinetten uit de Ghippendale-pei iode vertoonden, die er als nieuw uitzagen, vergeleken bij hel overige, dat zoo heel oud was. De bovenvertrekken waren laag on der verdieping en ietwat donker, daal de zware kruisvensters aangebracht schenen, eer om licht builen te sluiten dan om hel binnen te laten. Er was veel tapijtwerk, dof van tint, maar goed onderhouden, en waar van de onderwerpen even weinig belang inboezemden, als over 't al gemeen met antiek Engelsch borduur werk het geval is. De benedenkamers waren ruim en hoog, met rijk gebeeldhouwde schoor steenmantels, goed onderhouden pa neelwerk en antieke eikenhouten'meu bels. Men zag er enkele fraaie schil derijen van Holbein en uit later tijd, en de gewone reeksen larailie-portrel- len, over welke de jongens en meisjens de noodige verklaringen en opmerkin gen ten beste gaven. „Daar hebt ge mijn meest geliefde voorvader, Sir Tristram," riep Blanche, terwijl zij wees op een ridder met donkere oogen, een scherp geteekend voorhoofd en een bronskleurig gelaat. „Hij had den middelbaren leeftijd reeds bereikt, toen dit konterfeitsel werd geschilderd, maar mij is bekend, dat hij er in zijne jeugd zeer knap uit gezien heeft. In onze familie vindt men nog dezelfde gelaatstrekken." „Zeer zeker," viel Horatio haar in de rede „op mijne schouders." „Op uwe schoudersriep Blanche met minachting uit. „Alsof mijn Sir Tristram ooit op u geleken zou heb ben! Hij heeft gestreden in al de groote veldslagen, van Edgehill lot Worcester," vervolgde het meisjen; „en hij is zevenmaal gewond gewor den en hij bleef onder alle omstandig heden getrouw aan.zijn meester; en hij heeft al het zilver van de familie Wendover laten smelten, en is Koning Karei den Tweede in diens balling schap gevolgdhij heeft zijn landgoed verpand, om geld te verwerven voor den Koning; en hij is in 'thuwelijk getreden met eene zeer beminnelijke Kransche dame, van wie de wipneuzen in de familie afkomstig zijn," besloot Blanche, terwijl zij met haar vinger haar eigen klein wipneusjen aanraakte. „Ik achtte het een voorrecht, dat ons de uitleggingen van den ouden huisbewaarder bespaard worden," merkte Urania op, „maar Blanche is werkelijk nog erger." „Onze lieve Ida is niet bekend met bizonderheden uit onze familie, wat met u misschien wel het geval is," voerde Blanche daartegen aan. „'t Is voor haar alles nieuw." „Ja, lieve, 't is voor mij alles nieuw en belangwekkend," zeide Ida. „Hoeveel meer zou uwe belangstel ling opgewekt zijn, indien Mr, Wen dover hier geweest ware, om u uit voerige mededeelingen te doen be treffende zijn geslacht," hernam Urania. „Ja, dat zou het zeker nog meer be langwekkend voor mij gemaakt heb ben," stemde Ida toe, met een open hartigheid, die het hatelijke van Miss Rylance's opmerking wegnam. De jeugdige Wendovers hadden Ida alles laten zien. Zij hadden kabinetten geopend, een blik geworpen in geheime laden, gesnuffeld in de ouderweische pot-pourriwelke men in ouderweische gescheurde vazen vond; zij hadden hun gewillig slachtoffer gevoerd door al de lange gangen, op al de geheimzinnige trappen en in alle verborgen hoekjens zij hadden haar gedwongen een blik te werpen in de spookachtige verlrek- jens, waar de dames uit den ouden tijd haar linnen plachten te bewaren en hare hoepelrokken plachten op te hangen; zij hadden haar uit tal van vensters laten uitkijken, om het uitzicht te bewonderenzij hadden haar de deftige slaapkamer binnen geleid, waar de hoofden van hel ge slacht der Wendovers het zich een eer hadden gerekend geboren te zijn; zij hadden haar al huiverend een kijk- jen doen nemen in de dooden-kamer, waar de leden der famillie werden nedergelegd, als zij hunne laatste slui mering hadden aangevangen. Zoo was de tijd ongemerkt en op aangename wijze voorbij gegaan; en toen de to renklok één uur sloeg, stormden zij de eikenhouten trap af, misschien wel voor de vijftiende maal. Juist toen zij naar beneden kwamen, trad een heer het voorportaal binnen. Zg konden eerst niets van hem zien dan hel bovenste gedeelte van zijn hoed. ,,'t Is vader!" riep Eva uit. „Och wat, onnoozel schepsel, hebt ge vader ooit op een weekdag met zoo'n kachelpijp op het hoold gezien?" riep Reg verontwaardigd. „Dan is het Brian." „Brian is in Noorwegen." De heer, over wien zij dus spraken, sloeg de oogen op en groette allen met een vriendelijken glimlach, 't Was Dr. Rylance. ,,'t Verheugt me, dat ik je ge vonden heb, jongelui," sprak hij op minzamen toon. „Papa!" riep Urania uil, en men kon 't haar aanhooren, dat zg haar vader niet met onvermengd genoe gen daar zag„dat is eene verrassing Ge hadt me gezegd, dat ge eerst van avond laat zoudt overkomen." »Dat is zoo, meidlief, maar de prachtige morgen heeft me verleid. Ik berekende, dat ik mijne bezigheden wel kon uitstellen tol Maandag of Dinsdag, en toen heb ik plaats ge nomen in den trein, die om acht uur vertrekt, en zoo ben ik op de villa aangekomen, een uur nadat gij en je vrienden en vriendinnen ver trokken waart. En toen ben ik op stap gegaan, om me bij het gezelschap te vervoegen. Ik hoop, dat ik u niel in den weg zal zijn." „In 't minst niet," antwoordde Betsy „Ik vrees, dat gij öns niet zulk goed gezelschap zult vinden als waaraan gij gewoon zytmaar, zoo ge geen aanstoot neemt aan onze luidruchtigheid, zullen we ons zeer vereerd gevoelen." „We zouden juist het luncheon gaan gereed maken," zeide Blanche. „De grooten kunnen ons vinden on der Evelyn's cederboom, wanneer zij honger krijgen, en ik zou u aanraden hel niet te lang uittestellen." „Anders zoudt ge wellicht den hond in den pot vinden," liet Reg er op volgen. „Ik ben in eene stemming om een geduchlen aanval op het maal te doen." Het jeugdige gezelschap stormde naar buiten en liet de drie oudste meisjens met Dr. Rylance in het voor portaal staan, waar zij gelegenheid hadden om het borstharnas van Sir Tristram te bewonderen, gedeukt als hel was door de pieken der Rond hoofden te Marston Moor. HOOFDSTUK V. Dr. Rylance verdedigd zich. Dr. Rylance's tegenwoordigheid wierp koeler schaduw over het lun cheon onder Evelyn's cederboom, dan de zich ver uitspreidende lakken van dien boom dat deden. Zijne welle vendheid werkte uit, dat het geheel wat anders werd dan het zonder hem zou geweest zyn. Blanche en de jongens, anders ge woon zich de onsluimigste luidruch tigheid te verooi loven bij gelegenheid van zulke builenpartijtjens van hun eigen vinding, trokken zich nu terug op den achtergrond en gingen achter den stam van den boom zitten, in welken schuilhoek telkens een onzin nig gelach werd aangeheven, afge wisseld met zachte en geheime ge sprekken, terwijl zij om beurten stil- lekens zich van daar verwyderden, om op listige manier een gedeelte van de meêgebrachte provizie weg te sleepen. Van deze ongemanierde han delingen werden de ouderen niets gewaar. Maar het minst was de ai me kleine Eva er aan toe, die hel bevel ontvangen had om stil bij Betsy te blijven zitten, en die met verbazing de ondeugende streken harer broeders gade sloeg, en met begeerige ooren naar hel dolle gelach achter den boom luisterde. „Hebt ge gezien, hoe Horry daar even de helft van een taart heeft weggenomen?" vroeg zij fluisterend aan Bessie, te midden van een vrij afgemeten gesprek over onbelangrijke zaken. En wederom mompelde zij met verbazing en verontwaardiging, nadat zij lersluips achter den boom gekeken had: „Reg bootst Dr. Rylance na 1" Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6