HET GOUDEN KALF
door M. E. Braddon.
9)
Wanneer zich het een of ander
voordeed, dat niet naar haar zin was,
natn Miss Rylance hare toevlucht
tot eene klacht over 't geen zij haar
zenuwpijn noemde, als om aante-
duiden, dat het een soort van on
gesteldheid was, die haar bizonder
eigen was, en die erger was dan de
zenuwpijn van iemand anders.
„Ge moest je meer bewegen in de
open lucht, zooals mijne door de
zon verbrande jeugdige vrienden daar
ginder," sprak de dokter, en hij
wierp een blik op de tafel, aan welke
de jeugdige Wendovers zich te goed
deden; „ik weet zeker, dat zij nooit
over zenuwpijn klagen."
Een uitdrukking van woede ver
toonde zich op Urania's gelaat, maar
zij sprak geen woord meer.
't Was een vervelende achtermid
dag voor deze heleedigde jonge dame.
Dr. Rylance zat te soezen over zijne
thee, overhandigde kopjens en boter
hammen, den suikerpol en de melk
kan, praatte en lachte met Miss Pal-
liser, alsof zij eene wereld van denk
beelden met elkander gemeen had
den, en wekte in de hoogste mate
den afkeer van zijn eigen kind.
Toen allen opstonden om zich
naar de broeikasten en den stal te
begeven, gelukte het Urania haar
arm door dien haars vaders te
steken.
„Ik meende u gezegd te hebben,
papa, dat ik van niemand zulk een
afkeer heb als van Miss Palliser,"
zeide zij, trillend van toorn.
„Ik meen me Hauw te herinneren,
dal ge je ongunstig over haar uitge
laten hebt," antwoordde de dokter,
met al de hoffelijkheid welke hij
in zijn konzultenkamer placht ten
toon te spreiden; „maar ik kan on
mogelijk iels van je antipathie begrij
pen. liet meisjen is bepaald bekoorlijk,
openhartig als de zonneschijn, geestig
en verstandig."
„Ik ken haar, en gij kent haar
niet," zeide Urania op afgemeten
toon.
„Meidlief, 't is een eigenaardige
gave van mannen van mijn vak,
spoedig over menschen te kunnen
oordeelen."
„Ja, en zeer dikwijls verkeerd te
oordeelen. Ik heb me nog nooit van
mijn leven zoo onaangenaam aange
daan gevoeld. Ik beschouw uw attenties
voor dat meisjen, waarmee ik nooit
heb overweg gekund dat mij op
de onhebbelijkste wijze heelt beje
gend
„Kan ik onbeleefd zijn tegenover
eene vriendin van uwe vriendin
Bessie?"
„Tusschen onbeleefd zijn, en over
dreven gedienstig en bespottelijk
hoffelijk wezen bestaat een groot
verschil."
„Urania," sprak de dokter met zijn
ernstigste slem, „ik heb je veroorloofd
in de meeste aangelegenheden je ei
gen gang te gaan, en ik geloof, dal
ge een genoegelijk leven geleid
hebt."
„Natuurlijk, papa. Ik heb er nooit
anders over gesproken."
„Zeer goed, lieve; dan moet ge
de goedheid hebben, ook mij mijn
eigen gang te laten gaan, om me
het leven aangenaam te maken, en
ge moet je niet aanmatigen, mij voor
te schrijven, welke mate van beleefd
heid ik "aan Miss Palliser, of aan
welke andere dame ook, moet be
wijzen."
„Urania hield zich daarop stil.
't Was de eerste opzettelijke beris
ping, welke zij van haar vader ont
vangen had, en zij voegde deze bij
de lange lijst van dingen, die zij te
gen Ida bad.
HOOFDSTUK VI.
Een verjaarfeest.
Ida Palliser's vakantie liep ten
einde. Er was nog maar één dag
van over, maar die dag zou buiten
gewoon schitterend zijn: want het
was Bessie Wendover's verjaardag,
een dag, die sinds onheugelijke
tijden of in allen gevalle sedert
Bessie haar tiende jaar had bereikt
gewijd was geweest aan zekere
spelen of feestelijkheden een soort
van hedendaagsche vereering van
den grooten god Pan.
Treurig was het voor Bessie en
voor al de jongere Wendovers, wan
neer op den zevenden September
donkere wolken den hernel bedek
ten, en wanneer het regende en storm
de. Thans was het een buitengewoon
schitterende dag. De barometer was
blijkbaar gunstig gestemd ten opzichte
van de hartelijke Bessie.
Bij deze bizondere gelegenheid wer
den voor de feestvieringen toebereidse
len op grooter schaal dan gewoonlijk
gemaakt, Ier eere van Ida, die den
volgenden dag vertrekken moest. Een
wreede, wreede wagen zou haar naar
Winchester brengen, 's daags na den
verjaardag, des morgens om zes uur;
het spoorwegstation zou haar levend
verzwelgen; de trein zou met haar
wegsnellen, als een boosaardige wreede
draaken de jeugdige Wendovers
zouden weeklagend achterblijven.
Gedurende zes gelukkige weken was
hun geestdrift voor de jeugdige logée
niet verflauwd. Zij had hunne liefste
verwachtingen verwezentlijk. Zij was
daar gekomen, en 't was nu ol zij tot
hen behoorde en een der hunnen was.
Zij had met hart en ziel meegedaan
aan kinderspelen en dwaze grapjens,
en dat was natuurlijk zeer in den
smaak gevallen van deze trouwe be
wonderaars, en voor haar zelve was
de lange zomervakantie uitermate
liefelijk geweest. Hel leven in de open
lucht de geurige middagen in 't
bosch of op het veld, en dan iiet
zwerven langs de met talrijke forellen
bevolkte riviertjens op de koele
toppen der heuvels het theedrinken
legen den avond in tuin of boomgaard
het voorlezen van romans, als
zij daar zal onder het lommer van een
prachiigen ouden boom, terwijl haar
hoorders hier en daar op een tak
zaten, ais zoovele reusachtige vogels-
het roeien in een bootjen in een ri-
vierljen, dat rijker was aan water
planten dan aan water de uitstap-
jens naar Winchester, en de middag
uren, welke zij aldaar peinzend in de
kathedraal had doorgebracht alles
zonder onderscheid was heerlijk ge
weest. Zij had mogen ademen in een
atmosfeer van huiselijke liefde, onder
menschen, die haar om haar eigen
hoedanigheden waardeerden, en die
niet berekenden, hoeveel hare japon
nen gekost hadden, of haarminachtten,
omdat zij er maar zoo weinige bezat.
De oude kerk had iets bekoorlijks in
haar oogende oude dominee en zijn
ongehuwde zuster hadden haar hart
gewonnen. Alles te Kinglhorpe was
heerlijk, behalve Urania. Zij was een
schaduw te midden van zooveel licht
maar zij was na dien eersten dag,
toen zij dat bezoek gebracht hadden
aan de Abdij, tamelijk beleefd geweest.
Ida had, na dat eerste bezoek, menig
uur in de Abdij doorgebracht. Zij
kende elk vertrek in het huis de
zonnigste vensters de mooiste uit
zichten de boeken in de groote
bibliotheek, met haar uitspringende
vleugels en gezellige hoekjens, zoo
bij uitstek geschikt om er te studeeren.
Zij kende bijna eiken boom in het
park, en de vriendelijke koppen der
herten, die haar metzacht verwijtenden
blik plachten aan te zien, als wilden
ze haar vragen, wat zij daar kwam
doen. Zij had soms in de zoele mid
daguren liggen slapen op den glooien-
den oever van het meirtjen, als zij
vermoeid was van verre zwerftochten,
die zij met hare jeugdige vrienden
had afgelegd. Zij kende de Abdij uit
het hoofd beter zelfs dan Urania
haar kende, niettegenstaande deze
dezellde uitdrukking gebruikt had, om
te kennen te geven, dat zij hare be
komst had van de Abdij. Ida Palliser
had een dieper gevoel voor natuur
schoon, en wist beter op prijs te stellen
al wat hel oude landgoed belangwek
kend maakte. Zij vormde zich ook
eene bizondere voorstelling ten aan
zien van den alwezigen eigenaar van
dal ernstige, grijze oude gebouween
romanesken droom, dien zij voor al
de schatten van Indië niet had willen
openbaren aan eenig sterfelijk ooi', en
waarvan de hoofdinhoud was, dal in
de toekomst op een of andere wijze
Brian's leven en het hare aaneenge
schakeld zouden worden. Wellicht was
deze dwaze gedachte in 't aanzijn
geroepen door het gevoel van haar
eigen verlatenheid; op het looneel
haars levens toch was het aantal der
spelers zoo gering geweest, dat deze
gestalte van een onbekend jong man
onbehoorlijke verhoudingen aannam.
Ook werd door de omstandigheid,
dal zij aangaande Mr. Wendover van
zijne neven en nichten maarzoo weinig
kon te weten komen, hare nieuws
gierigheid ten zijnen aanzien geprik
keld, en hare belangstelling in zijn
haar onbekenden persoon niet wei
nig vermeerderd. Brian's verdiensten
waren een onderwerp, dat de jeugdige
Wendovers altijd vermeden, of waar
over zij zoo luchtig heenliepen, dat
Ida door de antwoorden, welke zij
op hare vragen ontving, niets wijzer
werden maagdelijke schroom ver
bood haar al te veel toe te geven
aan haar verlangen om meer te welen
te komen.
Aangaande Brian Wallord, den zoon
van Ds. Wendover, den jeugdigste der
drie broeders, die gedurende vijftien
jaar predikant van een kerspel in de
nabijheid van Hereford geweest was, en
gedurende de laatste vijf jaren op hel
dorpskerkhof had liggen rusten, hadden
de jeugdige Wendovers veel te ver-
lellen.
Hij had een gunstig voorkomen, had
den zij Ida verzekerd. Zij zou onver
mijdelijk op hem verliefd worden, als
zij hem leerde kennen. Hij was de
bekwaamste jonkman van Engeland,
en zou zeker zijne loopbaan eindigen
als Lord Kanselier, in weêrwil van zijn
tegenwoordige nederige omstandig
heden.
„Hij heeft geen fortuin, vermoed
ik?" waagde Ida te vragen in eene
samenspraak met Horatio.
Zij vroeg alzoo niet, omdat zij eenig
belang stelde in het onderwerp. Brian
Wallord was een wezen, welks beeld
nooit voor haar geest verrees. Zij maak
te die opmerking maar, om toch wal
te zeggen.
„Geen denarius," antwoordde Hovry,
die soms gaarne wilde laten blijken,
dal hij al wat aan de klassieken gedaan
had. „Maar wal komt er dat op aan
Als ik zoo knap was als Brian, dan
kon het me niemendal schelen, al
was ik ook nog zoo arm. Met zijn talen
ten bereikt hij zeker eenmaal den
bovensten trap."
„Wal kan hij al zoo doen vroeg
Ida.
„Hij kan op de velocipède rijden,
beter dan ik 't ooit iemand heb
zien doen."
„En wat nog meer?"
„Hij is een meester in het zingen
van komieke liedekens."
„Wat nog meer?"
„Hij maakt prachtiger stoolen op
hel biljard, dan ik het ooit een ander
heb zien doen."
„Wat nog meer?"
„Hij kan, als hij maar even de
paarden heeft zien loopen, aanwijzen
wie den prijs zal winnen bij den
wedren."
„Dat zijn ongetwijfeld groote ta
lenten, die ge daar noemt," zeide
Ida. „Maai maken uitnemende rechts
geleerden over 't algemeen carrière
met het rijden op de velocipède, en
met het zingen van komieke lie
dekens
„Zie daarop niet zoo uit de hoogte
neer, Ida. Wanneer iemand knap is
in één ding, dan is hij 't ook in
andere dingen. Het genie is veelzijdig
universeel. Ik meen, dat Carlyle dat
gezegd heelt. Ware Napoleon Bona-
parle niet een groot generaal ge
worden, hij zon een groot schrij
ver geweest zijn als Voltaire ol
een groot rechtsgeleerde als Tburlow."
Van dien tijd al maakte Ida zich
eene voorstelling van Brian Walford.
Zij stelde zich hem voor als een
geesteloos jonkman, met mooi hair,
eene met de uiterste zorg onderhouden
dunne moustache, en met nog dunner
bakkebaarden een beuzelaar, die
de helft van zijn bekrompen ziel
wijdde aan zijn das, en de andere
helft aan zijn laarzen. Zulke beelden
vormen zich, met de snelheid van
een bliksemstraal, als fotografieën in
de gevoelige hersenen van jeugdige
menschen, en uit den aard der zaak
zijn het vaker valsche vermoedens
dan ware.
Des avonds vóór den pic-nic heersch-
te er in de woning der familie Wen
dover eene prettige drukte. De Kolo
nel had in de vorige week koude
gevat en was aan 't hoesten geraakt,
en hij en zijne vrouw waren naar
Bournemouth vertrokken, met een
valies als eenige bagage en één be
diende, Bessie achterlatende als mees-
teresse over alles. Was het altijd
een griel voor Mrs. Wendover haar
huis en hare kinderen te moeten
verlaten, inzonderheid speet het haar,
dat zij afwezig moest zijn op den
verjaardag barer oudste dochter;
maar de Kolonel was nommer één
zou zijn hoesten genezen door de
zeelucht, dan moest zijne getrouwe
gade hem vergezellen om hem op
te passen.
„Zorg, dat de kinderen het niet
al te bont maken, lieve," sprak Mrs.
Wendover bij het afscheid nemen.
„Neen, lieve moeder, wij zullen
allen de goedheid zelf zijn."
„Ik weet, dat gij dat altijd zijl,
beste kinderen, en ik hoop, dat ge
allen veel genoegen zult hebben."
„0, daaraan behoeft ge niel te
twijfelen, moeder," antwoordde Re
ginald, op zulk een vrolijken toon,
dat het was, alsof 't hem onver
schillig was, dal zijn ouders weg
gingen.
De vertrekkende moeder zou niet
gaarne gezien hebben, dat zij zich
ongelukkig voelden omdat zij heen
ging, maar een weinig natuurlijke
tranen zouden toch op haar een
aangenamen indruk gemaakt hebben.
Er werd echter geen liaan gestort.
Zelfs de kleine Eva huppelde vrolijk
op de stoep, toen de faëton wegreed.
Hel denkbeeld van den picnic ver
dreef alle andere gedachten.
De kolonel en zijne vrouw zouden
eene week te Bournemouth doorbren
gen, en Ida zou hen dus dit jaar niet
weêr zien.
„Ge moet aanstaanden zomer vooral
weêr hier komen," sprak Mrs. Wen
dover op hartelijken loon, terwijl zij
de vriendin harer dochter kuste.
„Natuurlijk moet zij dat," riep
Horry. „Zij moet iederen zomer ko
men. Zij behoort tot Kingthorpe. Ik
weet waarlijk niet, hoe we 't zoolang
zonder haar zullen stellen
De geneele avond werd gewijd aan
het inpakken van korven, en dal ging
met vrijwal drukte gepaard.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE ERVEN LüOSJES, te Haarlem