HET GOUDEN KALF
door M. E. Braddon.
31)
«We mogen dus Mr. Jardine een
niet-verwerpelijk heer rekenen, niet
waar?"
«Maar dat zijn er nog maar twee.
Wie is de derde?"
iDr. Rylance."
«Dr. Rylance Dr. Rylance een
niet-verwerpelijk heer!" riep Bessie
uil, uitbarstend in hel openhartig ge
lach van een jong meisjen bij het
ongerijmde idee, dat een man van
middelbaren leeftijd in aanmerking zou
komen voor jeugdige meisjens. «Maar
tanleljen, de man is zeker wel vijftig
jaar oud."
«Vijf en veertig op zijn oudst, en
hij ziet er bizonder jeugdig uit voor
zijn leeftijdhij is een zeer beschaafd
man, en zit er heel goed bij. Er zijn
genoeg meisjens, die er wat fier op
zouden zijn, als zij zulk een man
konden krijgen," merkte Miss Wen-
dover op, terwijl zij bij den gloed van
het haardvuur een blik op Ida wierp.
Zij wilde trachten te ontdekken,
hoe het meisjen ten dezen opzichte
gestemd was, en zoo mogelijk te we
ten komen, of dit meisjen, voor 't
welk zij zooveel genegenheid had op
gevat, na de wreede beproevingen der
armoede te hebben doorgestaan, wel
licht baatzuchtige neigingen had ge
kregen. Zij had Urania hooren gewa
gen van die onbezonnen woorden be
treffende een huwlijk om geld, en zij
wilde nu wel eens weten, hoeveel of
hoe weinig die woorden te beteeke-
nen hadden gehad.
Ida sprak geen woord. Zij had nooit
met iemand over Dr. Rylance's voorstel
gesproken. Zij zou hel schandelijk ge
vonden hebben, aan een ander net
geheim zijner vernedering te open
baren liet ter kennisse te brengen
van den kleinen Kring, waarin hij zich
bewoog, dat een zoo hoog staand
persoon een meisjen ten huwlijk
vragen en afgewezen worden kon.
«Wat zegt ge er van, Bess," ver
volgde Miss Wendover, «zou het niet
alleraardigst zijn, als Ida d"e vrouw
werd van Dr. Rylance? We weten
allen, hoe hij haar bewondert."
«Ik zou hel verschrikkelijk vinden,"
riep de. hartstochtelijke Bess uit. «Ik
zag nog liever, dat Ida de vrouw
werd van den armen Brian, al moesten
zij zich dan ook gedurende de tien
eerste jaren van hun huwlijksleven
behelpen op gemeubileerde kamers.
Een knorrig oud man en een lief jong
meisjen passen niet bij elkaar."
«Maar Dr. Rylance is niet knorrig,
en hij is niet oud."
«Laat hem trouwen met een dame
van denzelfden twijfelachtigen leellijd,
dien ik oud acht, terwijl gij hem jong
vindt, en dan zal niemand er iels op
aan te merken hebben," hernam Bess,
nog steeds verontwaardigd. «Ik voor
mij heb een stellig voorgevoel, dat
het Ida's lol zal wezen, de vrouw
van Brian Walford te worden. De
arme jongen was zoo wanhopig ver
liefd op haar, toen hij van hier ging,
dat, als zij niet daarbinnen een steen
in plaats van..een hart bad, zij hem
het ja-woord zou gegeven hebben;
maar magno est amor et praevalebet
besloot Bess met een inspanning en
vuur, die de louten harer Latijnsche
aanhaling goed maaktendal staat,
hoop ik, als een paal boven water."
«Me dunkt, het wordt tijd voor je
om naar huis te gaan en je te gaan
kleeden, als ge tenminste werkelijk
verlangt er goed uittezien van avond,"
sprak Ida, en bare stem klonk ietwat
hard. «Ge weet wel, hoe ge doorgaans
op hel laatste oogenblik ontdekt, dat
ge vergeten hebt een kraagjen om te
doen, of dat dit of dat niet goed zit."
«Lieve hemel!" riep Bessie uit,
terwijl zij overeind sprong en de ge
liefkoosde Perziesche kat, die op haar
schoot gelegen had, op den grond
zette, waarna het beest, nijdig en
kwaad, met een opgezwollen staart,
onder een stoel wegkroop om zijne
verontwaardiging te verbergen; «ge
zijl somber en onheilspellend als een
orakel. Ik moet nog ellen kant vast
naaien, voordat ik me kleeden kan
mijne mouwen mijn halskraagjen
mijn sleep."
«Wil ik even met je méégaan en
de kant er voor je aannaaien
vroeg Ida.
«Gij? En dat, nu ge op het punt
staal, die verrukkelijke rose japon aan
te trekken! Ge zult uren noodig heb
ben om je te kleeden. Neen, Blanche
moet maar voor een enkele maal in
haar dwaas leven goede diensten be
wijzen. Au revoir, liefste tantetjen!
En ga gij heen, bekoorlijke Roos"
vervolgde zij, zich tot Ida wendende
«en hul je in nog grooter bekoor
lijkheid, opdat ge Dr. Rylance deoogen
moogt verblinden 1"
Hel dinee was afgeloopen. 't Was
afgeloopen zonder eenige kink in den
kabel, en de heeren zaten nu onder
hun glas wijn te praten, in een ge
zellig half kringetjen voor Miss Wen-
dover's grooten haard, met zijn ou-
derwetsch geelkoperen haardijzer en
zijne blauwe en witte met Bijbelsche
voorstellingen prijkende tegels, die
van tijd tot lijd uit de overblijfsels
van nog oudere woningen waren bijeen
gezameld.
Het gesprek liep voor het grootste
gedeelte over onderwerpen van plaal-
selijken aard, en de Kolonel en Mr.
Ilildrop Havenant voerden daarbij den
boventoon,, terwijl de Predikant met
fatsoen sekondeerde. Nu en dan echter
liet men gedurende korten tijd de
belangen van bet kerspel rusten, en
redeneerde men over de Europeesche
politiek, en daarbij trad Dr. Rylance
die in zijn hart een afkeer had
van dat praten over het kerspel en
zijne belangen op den voorgrond, en
sprak met een gezag, dat de anderen
hem moeilijk konden ontzeggen. Hij
sprak over de ons boven het hoold
hangende oorlogsverklaring door
gaans hangt zoo iets ons boven het
hoofd alsof hij dien morgen aan
het Departement van Oorlog een ver
trouwelijk onderhoud gehad had met
de hoogst geplaatste ambtenaren. Maar
dit was meer dan Squire Havenant
kon uitstaan, en hij sprak zonder om
wegen den dokter legen, en wel op
grond van dien morgen door hem
ontvangen berichten. Mr. Havenant
sprak altijd van zijne brieven, als hiel
den deze de geheele wet en de pro
feten in. Zijne korrespondenten waren
hooggeplaatste ambtenaren, onloochen
bare autoriteiten, mannen, aan wier
woorden het Huis der Gemeenten
aandacht schonk, of die de teugels
van het bewind in handen hadden.
Men heeft me verzekerd en die
verzekering kwam uit de beste bron
dat er geen oorlog komt," sprak
hij, en hij zwol op, of scheen op te
zwellen als een kalkoensche haan,
terwijl hij sprak. Hij was een forsch
man, met een blozend gelaat en grijze
karbonaad-vormige bakkebaarden.
Dr. Rylance haalde de schouders
op en glimlachte even. 't Was de rusti
ge, ongeloovige glimlach, waarmeê hij
ook iederen mededinger in zijn vak
aanzag, die vermetel genoeg was, om
te betwijfelen, of zijne behandeling van
een patiënt wel goed was.
«Zoo denkt men aan het Departe
ment van Oorlog er niet over," zeide
hij op kalmen toon.
«Maar 't is het gevoelen van man
nen, van wie het Departement van
Oorlog bevelen ontvangt," voerde Mr.
Havenant daartegen aan.
«Me dunkt, we konden voor de
arbeiders-vereeniging geen geschikter
plaats hebben dan het landhuis van den
ouden Parker," sprak de Predikant,
zich tot Kolonel Wendover wendend.
«Indien Rusland een voet verder
doordringt, moet er oorlog komen in
Beloedsjislan," beweerde Dr. Rylance;
«en mocht Engeland blind zijn voor
de eischen van den toestand dan zou
ik wel eens willen weten, hoe ge uwe
troepen over den Khyber zoudt krij
gen."
«Eene lijn met enkel spoor naar
Romsey zou het land vijf en twintig
percent in waarde doen rijzen," sprak
de Kolonel, die meer belang stelde in
Hampshire dan in Hindostan, ofschoon
hij de beste jaren zijns levens onder
den Indieschen hemel had doorge
bracht.
Ilildrop Havenant spitste de ooren,
en vergal alles wat het Departement
van Oorlog belrol.
„Indien de spoorwegmaatschappij
eenige energie had, moest zij trach
ten die koncessie in de volgende zitting
er door te krijgen," en hij bedoelde
eene koncessie voor een spoorweg
tusschen Winchester en Romsey.
Terwijl de oudere heeren onder
hun glas wijn aldus zaten te rede
neeren, hadden de beide jongere zich
eerst naar den tuin begeven, om in
den wintermaneschijn een sigaar te
rooken, en daarna waren zij terugge
keerd naar Miss Wendover's keurigen
salon, waar Ida een van Schumann's
sonates speelde, aan het eene einde
van het vertrek, met Bessie als eenige
loehoorderes, terwijl Miss Rylance,
Miss Wendover, en de drie oudere
dames eene deftige groep rondom den
haard vormden.
Urania voerde hier den boventoon
in het gesprek. Zij had een genot
rijke veertien dagen, het laatst van
Novemberop Cavendish Square
doorgebracht, en zij was overal ge
weest en had alles gezien winler-
tentoonslellingen nieuwe tooneel-
slukken.
«Ik had me nooit voorgesteld, dat
er buiten het seizoen zooveel aanzien
lijke lui zich in Londen ophielden,"
zeide zij, met een voornaam voorko
men. «Maar, ge moet ook weten, dal
mijn vader al de aanzienlijke lui kent;
met Filistijnen houdt hij zich niet
op."
De vrouw van den Predikant ver
zocht eenige opheldering ten aanzien
van deze laatste opmerking. Zij kende
alleen de Filistijnen uil de Schrift, een
ongelukkig volk, dal altijd ongelijk
scheen te hebben.
«En hebt ge goede schilderijen ge
zien?" vroeg Tante Betsy.
„Weinige,die waarlijk goed mochten
heelen, maar ellen met verf beklad
doek," antwoordde Urania. «Waarom
schilderen zooveel menschen toch
Er zijn schilderijen, waarnaar iemand
niet kan kijken, zonder dat hem de
oogen zeer doen een beleediging
voor den goeden smaak van hel pu
bliek. Waarom kunnen wij niet, in
plaats van een onmetelijke galerij,
van den vloer lot den zolder met alle-
daagsche stukken behangen, een tem
pel hebben, prijkende met enkele
Watts, of Burne Jones, of Whistiers,
waar men kan binnengaan, om rustig
bij het getemperde licht het Schoone
te aanbidden?"
«Het bezien van schilderijen zou
op die manier vreeselijk duur wor
den," merkte de vrouw van den Predi
kant op; »ik betaal niet gaarne een
shilling, wanneer ik daarvoor maar
één schilderij te zien kon krijgen. Men
wordt dan steeds gekweld door de
gedachte, dat men maar heel weinig
voor zijn geld krijgt. En nu zijn er
in de Akademie toch altijd op zijn
minst wel twintig schilderijen, die in
mijn smaak vallen."
„'t Komt me voor, dat ge zeer spoe
dig tevreden zijt," zeide Urania.
«Dat is zoo," antwoordde de vrouw
van den Predikant kortaf; «en dal
vind ik een zegen, waarvoor ik God
dankbaar ben. Ik heb een afkeer
van je nil admiraries," liet de dame
er op volgen, de Latijnsche uitdruk
king in 't meervoud gebruikende, als
ware 't een soortnaam.
Na afloop van dit gesprek begon
Urania, naar 't scheen, op eens belang
te gaan stellen in Schumanntenmin
ste, zij liep naar het andere einde der
kamer, om eens te zien, wat de mu
ziek te beteekenen had.
«Dat is heel lief," mompelde zij,
terwijl zij in een armstoel naast Bess
ging zitten; «natuurlijk klassieke mu
ziek, nietwaar?"
«Schumann," antwoordde Ida kort
af.
«Dat meende ik al. Er is iets in van
dat liefelijk zwevende dat men alleen
in de Duitsche muziek vindteen
hall-uitgewerkt thema, zoodat aan den
hoorder verstrekkende horizons van
melodieuze onzekerheid worden gela
ten."
Dit was de gesprekstijl, waarop
Miss Rylance zich had toegelegd, na
haar intrede als volwassen meisjen
in de kleine wereld van Kingthorpe
en in de grootere wereld van Caven
dish Square. Zij had vrij druk ver
keerd in een half-arlistieken, kwazi-li-
terarieschen kring, waarin haar vader
het mediesch orakel was, daar hij
over aktrices en zangers praktizeerde,
zonder andere belooning dan kosle-
loozen toegang tot de beste schouw
burgen op de beste avonden, en over
jeugdige opsnijders op letterkundig
gebied, die hem beloonden door toe
zending van prezentexemplaren, en
door overal waar zij kwamen, zijn
lof tot den hemel toe te verheffen.
Urania had zich dadelijk al de kunst
grepen en eigenaardige manieren van
de nieuwe school aangewend. Zij
was korte lijven en breede gordels
gaan dragen, en een soort van kos-
tumen, dat de elegante slankheid harer
figuur scherp deed uitkomen. Zij had
eene voorliefde voor ongewone kleuren
en vreemde kombinatieslicht rose
en olijfgroen, bruinig geel en fletsch
roodbruin en zij kocht hare japon
nen in een Japansch magazijn, waar
lappen van hel allerduurste kasjemier
een artistiek mengelmoes vormden
met zesstuivers-trekpotten en papieren
parasols. Om kort te gaan, Miss Rylance
was eene volgelinge geworden van
de vertooning-makende kunstschool,
en stelde zich aan, alsof zij elke andere
richting op het gebied van geestes
ontwikkeling en schoonheidsleer min
achtte.
't Was de eerste maal, dat zij en
Ida elkander aantroffen, nadat laatst
genoemde te Kingthorpe was terug
gekeerd, als men niet mederekent
eene zeer korte begroeting op het
kerkhof na de ochtenddienst. Ida had
haar nog niet onder handen genomen
ter zake van de haar gespeelde
poets, die door Urania was bedacht
en ten uitvoer gebracht; maar Ura
nia was volstrekt niet erkentelijk voor
dit uitstel. Zij had met voorbedachte
boosaardigheid gehandeld, en zij wilde
gaarne vernemen, dat haar boosaar
dige streek pijn gedaan had. De ge
heele zaak was in 'l water gevallen,
indien het meisjen, dat vermetel ge
noeg geweest was, om Miss Rylance
in de schaduw te stellen, en om Miss
Rylance's vader te betooveren, er niet
onder geleden had. De gedachte was
bij Urania niet opgekomen, dat de
geneesheer zijn hand en hart bene
vens zijne twee huizen aan Ida Pal-
liser had aangeboden, en zelfs zich
had willen verbinden om zijne doch
ter op te offeren op het altaar zij
ner nieuwe liefde. Zij wist, dat hij
Miss Palliser bewonderde, meer dan
hij ooit, voor zoo ver zij wist, iemand
anders bewonderd had, en dit was
voor haar meer dan reden genoeg
om Ida te haten.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LGOSJES te Haarlem.