HET GOUDEN KALF
door m. E. Braddon
38)
Mr. Wendover was ongetwijfeld een
veel te verstandig man om ernstige
plannen te koesteren ten aanzien van
een persoontjen als Ida Palliser; maar
hij mocht gaarne met haar spreken; hij
mocht gaarne op haar volmaakt ovaal
gelaat de kleur des gevoels zien komen
en gaan, terwijl hare donkere oogen
bij elke afwisseling van gewaarwor
ding fonkelden of als met een nevel
overtogen werdenen zoolang hij er
zóó over dacht, bestond er geen kans,
dat hij verliefd werd op Urania
Rylance.
't Was een verpletterende slag voor
Miss Rylance, toen zij al spoedig
nadat men onder het theedrinken
wat met elkander in gesprek was
geweest, moest opmerken, dat Mr.
Wendover niet geneigd was Miss Pal
liser als een ten eenenmale niets
beteekenend sehepsel te beschouwen,
en dat een meisjen, dat als eene
bruikbare gezelschapsjuffer salaris ver
dient, van voornamer familie kon
wezen dan die van Miss Rylance zelve.
„Ik heb uw familienaam wel eens
meer gehoord, Miss Palliser," zeide
Brian. „Is uw vader wellicht verwant
aan Sir Vernon Palliser?"
„Sir Vernon is een zoon van mijns
vaders broeder," antwoordde Ida.
„Werkelijk? Dan moet uw vader
Kapitein Palliser zijn, over wien ik
Vernon en Peter Palliser wel eens
heb hooren spreken. Uw neven zijn
leden van de clup der Alpenbeklim-
mers, en van de Reizigers-club, en
we hebben elkander dikwijls ontmoet.
'tZijn beiden kapitale kerels."
„Ik heb hen nooit gezien," zeide
Ida; „een groot gedeelte mijns le
vens heb ik op school doorgebracht.
Sir Vernon en zijn broeder hebben
verleden jaar in Oktober een bezoek
gebracht aan mijn vader en mijne
stiefmoeder, en zij hebben daar een
zeer goeden indruk gemaakt. Maar
dat is ook alles wat mij aangaande
hen bekend is."
Ida Palliser had dus een baronet
tot vollen neef, en zij had er op Mau-
leverer Manor nooit gewag van ge
maakt, niettegenstaande het daar baar
aanzien niet weinig zou verhoogd heb
ben. Wat een zonderling meisjen was
zij, en hoe geheel ontbloot was zij
van alle menschelijk gevoel, dacht
Urania bij zich zelve, terwijl zij met
inspanning luisterde, ofschoon zij het
deed voorkomen, alsof zij levendig
belangstelde in een hartstochtelijk
dispuut tusschen Blanche en Bessie
over de kwestie, of een zeker poffe-
rig gewas al dan niet een eetbare
paddestoel was, en of het al dan niet
moest gekookt worden voor het mid
dagmaal.
„Kent ge het landgoed van uw neef
in Sussex Zijt ge ooit op Wiraperfield
geweest?" vroeg Brian.
„Nooit. Ik heb mijn vader hooren
zeggen, dat het een mooi landgoed
is, op geringen afstand van Peterlield
gelegen."
„Ja, ik ken elk hoekjen van dien
omtrek. Het is bekoorlijk."
„'t Kan er niet bekoorlijker zijn
dan het hier is," merkte Ida met
innige overtuiging op.
„Dat kan ik u moeilijk toestemmen.
Het landschap is er woester en meer
afwisselend. Hampshire heeft niets zoo
schilderachtigs aan deze zijde van het
New Forest. Als Sir Vernon en zijn
broeder dezen zomer op Wimperfield
zijn, dan zullen we er eens in gezel
schap naar toe rijden, om het land
goed te bezien. Ik weet zeker, dat hij
ons hartelijk welkom zal heeten."
Ida sprak geen woord, maar Tante
Betsy en haar nichtjen verklaarden,
dat net een schitterend idee van Brian
was, en dat het bepaald ten uitvoer
gebracht moest worden.
„Verbeeld u eens, dat Brian Ida
daar aan haar neef voorstelt!" riep
Bessie uit. „Zou dat niet een waarlijk
al te heerlijke ongerijmdheid zijn?
Sir Vernon Palliser, veroorloof me,
u voor te stellen aan uw volle nicht
En toen begon Bessie, die een onver
beterlijke liefhebster was van het
smeden van huwlijken, waar Ida bij
betrokken was, te overleggen, hoe
gelukkig het zou wezen, indien Sir
Vernon Palliser eens verliefd werd op
zijn nichtjen, en haar zonder omwe
gen voorstelde haar meesteresse te
maken van dat heerlijke landgoed in de
nabijheid van Petersfield.
Zij wandelden allen met elkander
naar Kingthorpe terug, en scheidden
bij het hek van de Hoeve van el
kaar.
Miss Rylance, die een afkeer had
van bosschen, wilde bloemen, varens
en paddenstoelen, en van al den aan
hang van het landleven, keerde terug
naar haar naar den eisch der aesthe-
tika ingerichten salon. Zij was slecht
gemutst, alhoewel de eigenaardige
soort van fijne beschaving, welke zij
zich eigen gemaakt had, haar in staat
had gesteld, met allerliefste glimlach-
jens afscheid te nemen van hare
vrienden.
Zij verwachtte haar vader dien
avond, en zij verlangde naar opfris-
schende berichten uit die wereldstad,
die zooveel meer in haar smaak viel,
dan de bosschen en heuvels van
Hampshireja, er bestond zelfs kans,
dat hij den een of ander zou meêne-
men, gelijk hij van tijd tot tijd gewoon
was te doen. Maar, in plaats van Dr.
Rylance vond zij een oranjekleurige
enveloppe op de tafel in de vestibule
liggen, een bericht inhoudende, waarin
hij zijn wegblijven verontschuldigde.
„'t Doet me leed, dat ik u moet
teleurstellen. Ik heb me laten over
halen, om naar de eerste voorstelling
van een nieuw stuk in het Lyceüm
te gaan, met Lady Jinks en de Tit-
marshes. Geheel Londen zal daar zijn."
„En ik ben hier levend begraven
in dit akelige gat, waar niemand ook
maar de geringste notilie van me
neemt," riep Urania uit, terwijl zij
de deur harer slaapkamer dicht smeet
en zich nederwierp op hare weelde
rige sofa, in eene zoo wanhopige hou
ding, als ware die sofa de met stroo
bedekte brits eener gevangenis-cel
geweest.
Van het allereerste begin af had
zij Ida Palliser gebaat, met den naijve-
rigen haat van iemand, die zich zijner
minderheid bewust is. Zij, die zich
voorgesteld hadden levensweg te
bewandelen als een boven anderen
uitmuntend wezen, altijd op de boven
ste trede der maatschappelijke ladder
te staan, was tot de ontdekking ge
komen, dat de arme kweekeling-on-
derwijzeres haar zonder veel moeite
voorbij gestreefd was. Dit was een
bitter kruis geweest zelfs op Mauleve-
rer Manor, waar de onder schoolmeis-
jens gewone nuffige opvatting aan de
voorname dokters-dochter een zekeren
voorrang had toegekend boven het
schoone, maar arme meisjen. Maar
hier te Kingthorpe, waar landelijke
onwetendheid bereid gevonden werd,
schoonheid en talent om haar zelfswil
te vereeren, viel het Urania nog
zwaarder hare meerderheid op te hou
den, vooral omdat zij in het binnen
ste haars harten moest erkennen,
dat zij in menig opzicht bij hare me
dedingster moest achterstaan. En nu
zij te weten was gekomen, dat Miss
Palliser zeer na verwant was aan een
baronet van oude familie, den eigenaar
van een fraai landgoed op nog geen
dertig mijlen afslands van Kingthorpe,
begon zij te gevoelen, dat zij het in
allen gevalle wat afkomst betrof moest
gewonnen geven. Zij had hare waar
digheid kunnen ophouden tegenover
de dochter van den sjofelen kapitein
op wachtgeld, maar Sir Vernon Pal-
liser's volle nicht was een geheel ander
perso o n. Indien Brian Wendover Ida
bewonderde, dan zou niet waarschijn
lijk de omstandigheid, dat zij geen
fortuin bezat, eenigen invloed op hem
uitoefenen, nu hij ontdekt had, dat
zij, wat afkomst betrof, met hem ge
lijk stond. Een man van zijn stempel
had afkeerig kunnen zijn van eene
huwlijksverbintenis met eene vrouw
van onaanzienlijke afkomst en met
plebeïesche bloedverwanten; maar in
't oog van een man van zoo liberale
gezindheid en met een zoo groot ver
mogen als Brian Wendover, moest
Ida Palliser ongetwijfeld een even
geschikte partij zijn als de dochter
eens hertogs.
Miss Rylance had wereldwijsheid op
gedaan na haar intrede in de Londen-
sche voorname kringen, in die eigen
aardige en aangename afdeeling van
de hoogste middelklasse, die zich meer
verhoovaardigd op talent, dan wel op
rijkdom, en welker omgang gekruid
wordt door den toon, die er door een
aantal talentvolle personen wordt aan
geslagen. Zij was zich eene juistere
waardeering van 't leven in 't alge
meen gaan vormen, en inzonderheid
van de pozitie haars vaders, en zij
had een scherper inzicht in de ver
houdingen des maatschappelijken le
vens gekregen, dan men haar op
Maleverer Manor voorgespiegeld had.
Zij was tot de ontdekking gekomen,
dat Dr. Rylance van Cavendish Square
niet zoo'n groot man was, als zij in
het onnoozele geloof harer meisjensja-
ren vermoed had. Zij was tot de over
tuiging gekomen, dat zijne grootheid
op haar best een soort van onder
scheiding was, die onwillekeurig aan
een schoothond of aan een tamme
kat deed denken dat hij meer bekend
stond als de geliefkoosde en vertroe
telde raadsman van palriciesche dou
airières en verwijfde oude heeren,
van befaamde schoonheden uit den
aanzienlijken stand en zenuwachtige
oude dames, dan wel als een der
lichten in zijn vak. Hij was een er
varen arts voor speciale gevallen, die
zijn fortuin gemaakt had met een
half dozijn recepten even onschuldig
als Morrison's pillen, en die zijn roem
meer te danken had aan de bevallig
heid zijner manieren en aan de uit
nemendheid van zijne waschvrouw en
zijn kleêrmaker, dan wel aan zijn
oorspronkelijke ontdekkingen op het
gebied der meest grootsche wetenschap
dezer eeuw. Anderen deden ontdek
kingen, en Dr. Rylance praatte er
overen hij wist zoo vlug elk nieuw
denkbeeld in zich op te nemen, en
was zoo spoedig genoegzaam op de
hoogte van elke nieuwe theorie, om
haar ten aanhoore van anderen te
kunnen uiteenzetten, dat zijne patiën
ten bij hem zwoeren, als ware hij een
man geweest, die eene plaats innam
in de eerste rijen van de beoefenaars
der hedendaagsche wetenschap. Hij
was een man van veel ervaring, en
stelde groot vertrouwen in de groole
Geneesmeesteresse de Natuur, en
dit had ten gevolge, dat hij maar
zelden onheil aanrichtte; terwijl hij,
door nauwlettend acht te slaan op
elk woord, dat zijne patiënten zeiden,
door zijn ernstige houding, en zijn
geleerd voorkomen, in verband met
zijn onbesmet overhemd en zijne wel
gemaakte blanke hand, nagenoeg
altijd een gunstigen indruk maakte.
Hij was een bruikbaar geneesheer,
die het ten aanzien van het diëet niet
al te nauw nam, en slechts matige
onthouding eischte van den patiënt,
die wat zwaar leefde. Zijne Hygieia
was niet eene gestrenge godin, maar
meer eene vriendelijke matrone, die,
evenals de bij de maand gehuurde
kindermeisjens, zich naar omstandig
heden wist te schikken.
„We waren gewoon, iederen dag
bij het luncheon een flesch Cliquot
te drinken, en we meenden, dat we
geen luncheon konden nuttigen zon
der dat, is het niet zoo Welnu, als
we 't nu eens probeerden met de
helft van die hoeveelheid, vooral on
vermengd, en ons best eens deden,
om daarbij een koteletjen te eten, of
eene kleine portie eenvoudig gebra
den lamsvleesch," zoo kon Dr.
Rylance bijvoorbeeld op heel lieven
toon spreken tot eene stevige dame
van middelbaren leeftijd, die hem
beleden had, dal haar eetlust geen ge
lijken tred hield met haar verlerings-
vermogen. Mannen, die bezig waren
zich op fatsoenlijke wijze dood te
drinken, zochten altijd hunne toe
vlucht bij Dr. Rylance. Hij maakte
hun het leven niet ondragelijk door
hun een onmogelijken leefregel voor
te schrijven, maar hij hield hen in
leven zoolang hij kon, en hij maakte,
als hun tijd gekomen was, het op
stappen voor hen zoo gemakkelijk
mogelijkmaar zijn systeem was niet:
er op of er onder; hij was niet een
man voor heroïesche remedies. En
nu was Urania tot de ontdekking
gekomen, dat haar vader geen groot
man was dat men hem luide prees
en liefkoosde, dat hij zich genesteld
had in het purper en fluweel dezer
wereld, maar dat men hem niet be
schouwde of op hem wees, als op
een der bakens op de kust der eeuw
en dat, daar hij een zoo klein
Iemand was, zij, zijne dochter, weinig
meer was dan een Niemand. Dit
wetende, had zij zich voorgenomen,
dat zij, wanneer Brian Wendover van
de Abdij op het tooneel mocht ver
schijnen, haar uiterste best zou doen,
om hem tol haar gevangene te maken.
HOOFDSTUK XY.
Mr. Wendover ontwerpt een
uitstapjen.
De gelukkige zomer spoedde voor
bij - het seizoen van rozen en vlin
ders, van aardbezieën en room, van
den hooioogst, het balspel, pic-nics,
theepartijtjens in de open lucht
een zorgeloos, vrolijk leven onder een
blauwen hemel. De familie van De
Heuvel gaf zich met hart en ziel aan
allerlei zomer-vermakelijkheden over
eenvoudige genietingen, die even
onschuldig als weinig kostbaar waren
en Ida Palliser nam deel aan al
deze vakantievreugde. Haar geweten
zeide haar, dat zij het recht niet had,
daar te zijn, dat zij eene bedriegster
was, die onder valsche vlag voer.
Haar geweten, als hel zich luider liet
hooren, zeide haar, dat zij 't recht niet
had, zich Brian Wendover's stille hulde
te laten welgevallen, het recht niet, den
eenen dag voor en den andere na
zich zoo gelukkig te gevoelen in zijn
bijzijn; want aan de meeste hunner
zomer-uitspanningen nam hij deel.
Bessie verkondigde met vuur zijn lof
en verbaasde zich er over, dat hij
zich tot een zoo gezellig wezen ont
wikkeld had.
„Noorwegen heeft hem goed ge
daan," zeide zij. „Hij placht zulk een
in zich zelf gekeerd schepsel te we
zen, die dagen achtereen zijn tijd in
zijne bibliotheek zat te versoezen met
het bestudeeren van Grieksch en La
tijn; en thans is hij bijna even ge
zellig als Brian Walford."
„Maar hij moet nog verscheiden
jaren leven, eer hij gelijk slaat met
Brian Walford," merkte Horatio op,
die over de heuvels naar huis was
komen wandelen, in 't vooruitzicht
van een pretjen. „Brian Walford kent
elke koncertzaal in Londen, en hij
kan een solo zingen even goed als
lui, die er zestig pond in de week meê
verdienen."
„Ik wilde wel, dat ge ophieldt met
te spreken, alsof ge van al zulke dingen
verstand hadt. Wat woudt gij weten
van lui, die zestig pond in de week
verdienen?" riep Bessie met minachting
uit.
(Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.